176 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Juni 1921. heer niet zuinig is geweest. Dat sluit de verschillende bestanddeelen, door den heer Visser genoemd, in zich, de eene uitgaaf is te groot, de andere zou men ondes kundig kunnen noemen en dan zijn er ook bij, die over bodig zijn geweest. Spreker kan het niet anders om schrijven dan dat het beheer niet zoo zuinig mogelijk is geweest. De heer De Boer vraagt inlichtingen hoe de regeling is wanneer een of meer wethouders zich ten behoeve van een bepaald bedrijf op reis begeven. Worden dan de kosten uit en door het bedrijf betaald of door den gemeente-ontvanger. Ingeval het eerste juist is, dan vindt spreker toch dat een directeur, zooals hier in dit geval de waarnemende directeur der gemeentereiniging, in zeer groote moeilijkheden wordt gebracht, wanneer de onmiddellijke chef op betaling aandringt. Dan moet de directeur daaraan toch uitvoering geven en dan wordt er ook niet altijd verkeerd bij gedacht. Daarom acht spreker het hier van groote beteekenis, hoe de gang van zaken is. De Voorzitter antwoordt dat, wanneer voor het bedrijf een reis wordt gemaakt door den wethouder, den direc teur, een opzichter, of wie van het personeel dan ook, de kosten uit het bedrijf worden betaald. Er zal daar voor dan wel een gewone nota bij het bedrijf worden ingediend. Ook spreker maakt wel persoonlijk reizen voor de gemeente en hij denkt dat bij de bedrijven wel dezelfde gang van zaken zal gelden. Spreker levert dan gewoon een nota in en ontvangt daarop betaling, hier op de afdeeling Financiën. Wanneer er werkelijk uitgaven komen, die de direc teur meent te moeten doen, dan zal niemand hem dat kwalijk nemen. Doch hij moet ook den moed hebben en zich verplicht achten om op tijd te zeggen: Dat gaat zoo niet, daar kan ik mijn stempel niet op zetten of er fiat op geven. Den eersten keer is het uitgegeven, maar later komt de commissie de zaak nakijken of wordt de rekening door Burgemeester en Wethouders nagezien en dan ben ik niet verantwoord. Als hij dat maar een keer gezegd had, 't zij al of niet tot den wethouder, als er een uitgaaf zou worden gedaan, die niet goed was. Maar er komt nog bij, dat de directeur zelf de reis heeft meegemaakt. Zoo moet men hier elk geval op zichzelf bekijken. Spreker wil hier terloops ook eens wijzen op het nadeel van het hebben van eigen bedrijven. Het gevolg daarvan is natuurlijk dat de directeuren een zeer groote macht hebben, ook op financieel gebied. De bedrijven kunnen op die manier wel zeer gemakkelijk financieel worden beheerd, maar het gevaar zit hierin, dat de directeuren een zeer groote macht hebben. Verder komt er nog bij dat er bij de reiniging uit gaven door den directeur zijn gefiatteerd, waardoor de begrooting op sommige punten absoluut is over schreden. In 't algemeen is men daar aan den royalen kant geweest. Als de directeur nog eerst had gezegd: We zullen vragen om dezen of dien post te willen ver sterken, dan was de zaak vanzelf aan het rollen ge komen. De heer De Boer is het geheel met den Voorzitter eens, waar deze zegt dat de betrokken ambtenaar den moed moest hebben gehad om te zeggen: Dat kan ik niet fiatteeren. Maar ten slotte is dit in 90 van de 100 gevallen theorie. Het is meer dan eens gebeurd de Voorzitter zal dat ook wel weten dat heel veel moe dige ambtenaren de dupe zijn geworden van hun eigen moed. Spreker kan zich daarom heel goed voorstellen dat die 90 den moed niet hebben en met zoo'n uitgaaf accoord gaan. Spreker wéét het op 't oogenblik niet. maar hij krijgt zoo oppervlakkig den indruk, dat er ten opzichte van den heer Bottinga wel wat al te hard ge handeld is. In de tweede plaats wil spreker nog deze opmerking J maken, dat er wel is gesproken van fouten, door den wethouder gemaakt, maar dat het in het belang der f gemeente en ook van den betrokken persoon is, dat het niet bij zoo'n bloote aanduiding blijft. Het is beter, dat hier in den Raad de fouten, die gemaakt zijn, worden I genoemd; spreker gelooft, dat een vage aanduiding I daarvan veel meer aanleiding tot laster geeft, dan wan- neer men precies de feiten noemt, die hebben plaats I gehad. De Voorzitter Verlangt nog een van de leden het I woord? De beraadslagingen worden gesloten. Punt 8d wordt voor kennisgeving aangenomen. 9. bericht van den heer J. A. A. Schoondermark dat l hij ontslag neemt als lid van den Gemeenteraad. De Voorzitter kan het niet over zijn hart verkrijgen om dit bericht, zooals hier op het papiertje staat, zoo maar voor notificatie aan te nemen. Wat toch is het 1 geval? De heer Schoondermark is den 6en Maart 1902 benoemd tot lid van den Raad, zoodat hij 19 jaar lang raadslid is geweest, en reeds sedert 1906 wethouder, zoodat hij gedurende 15 jaar dit ambt heeft bekleed. Spreker gelooft nu dat de Raad en zeer zeker Burge- meester en Wethouders en in de eerste plaats spreker persoonlijk, dit stuk niet voor notificatie mogen aanne- j men wat ten slotte toch wel zal moeten gebeuren alvorens spreker namens den Raad en namens Burge- j meester en Wethouders en namens zichzelf den heer 1 Schoondermark bedankt heeft voor wat hij voor de ge meente heeft gedaan. De heer Schoondermark is altijd i een zeer ijverig en werkzaam wethouder geweest, die I wel eens in zienswijze verschilde met een deel van den Raad en met bepaalde partijen, maar die altijd recht door zee ging, die altijd royaal zijn meening zei en die, bij alles wat hij gedaan heeft, altijd het gemeentebelang op den voorgrond heeft gesteld. Spreker gelooft, dat men voor wethouder Schoondermark, in de afdeeling die hij had, de afdeeling Onderwijs, zeer moeilijk een I opvolger zal vinden, die zóó in de zaken inkomt, er zich zóó diep zal inwerken en er zóó'n kijk op zal krijgen als de heer Schoondermark, die er een speciale studie van heeft gemaakt en de zaken met hart en ziel behar tigde. Spreker gelooft dan ook, hoewel de Raad dit stuk moet aannemen voor notificatie, dat hij er niet an- I ders bij kan zeggen dan „onder dankbetuiging voor de groote diensten, door den heer Schoondermark aan de gemeente bewezen". Ook voor de welwillendheid en de aangename verhouding, waarmee de heer Schoonder- j mark, ook tijdens sprekers aanwezigheid in het college, daar met de andere leden heeft samengewerkt, dankt spreker den afgetreden wethouder. Het spijt hem dat de heer Schoondermark weg moest, maar deze kon werkelijk om gezondheidsredenen niet langer blijven. Van deze plaats wil spreker hem echter nogmaals dank zeggen voor alles wat de heer Schoondermark als raads lid en speciaal als wethouder heeft gedaan. Punt 9 wordt hierna voor kennisgeving aangenomen. 10. schrijven van den heer J. A. A. Schoondermark om hem met ingang van 15 Juni a.s. eervol ontslag te verleenen als ambtenaar van den burgerlijken stand, belast met de huwelijksvoltrekkingen, bedoeld bij art 2, letter a der verordening, regelende den burgerlijken stand. Wordt besloten conform het verzoek, onder dankbe tuiging voor de in die betrekking aan de gemeente be wezen diensten. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Juni 1921. 177 III. Wordt ter tafel gebracht: 1. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging van het reglement op het bestuur van de Stadsarmenkamer (bijlage no. 31). 2. Alsvoren tot het doen van rechtstreeksche uitga ven uit den post „Onvoorziene uitgaven" der gemeente- begrooting, dienst 1920. 3. Alsvoren tot wijziging van de verordening tot heffing van leges (bijlage no. 30). 4. Alsvoren tot wijziging van de verordening voor de school van Middelbaar Onderwijs voor Meisjes, zulks in verband met de reorganisatie dier inrichting van onderwijs (bijlage no. 27). 5. Voorstel van Burgemeester en Wethouders naar aanleiding van het aangenomen voorstel van den heer Dijkstra omtrent oprichting eener zwem- of zwem- en badinrichting c.q. tot aanvulling der commissie ad hoe, vacature Nijholt. 6. Nader voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging van de verordeningen voor het gymnasium en op de heffing en invordering van schoolgelden voor die inrichtingen van onderwijs (bijlagen nos. 11 en 29). De punten sub 16 hebben ter visie gelegen om nog heden te worden behandeld. 7. Voorstel tot vaststelling van eene verordening regelende het gebruik van de beurs en de waag, onder intrekking van de verordening regelende het gebruik van de beurs en die van de waag. Wordt gedrukt als bijlage tot het raadsverslag en bij de leden rondgezonden om te zijner tijd te worden be handeld. 8. Alsvoren tot overneming van perceeltjes grond aan den Westersingel in verband met den aanleg van de Fonteinstraat. Zal in een volgende vergadering worden behandeld. 9. Alsvoren tot wijziging van onderscheidene ver ordeningen, in verband met de uitvoering der verorde ning op het Centraal kasbeheer. Wordt gedrukt als bijlage tot het raadsverslag en bij de leden rondgezonden om te zijner tijd te worden be handeld. 10. Alsvoren tot intrekking van de bij raadsbesluit van 10 Februari 1920 tot wederopzeggens verleende goedkeuring der afwijking van artikel 3 der met de provincie gesloten overeenkomst voor levering van elec- triciteit (kolenclausule). 11. Alsvoren tot wijziging der begrootingen 1920 voor: a. het gemeentelijk electriciteitbedrijf; b. de gemeentelijke gasfabriek. 12. Alsvoren tot vaststelling van de balansen en de verlies- en winstrekeningen van a. het gemeentelijk electriciteitbedrijf; b. de gemeentelijke gasfabriek, beide dienst 1920. 13. Alsvoren tot wijziging der begrooting 1920 voor het bedrijf der gemeentereiniging. 14. Alsvoren tot vaststelling van de balans en ver lies- en winstrekening van het bedrijf der gemeente reiniging over 1920. 15. Voordracht voor de benoeming van een onder wijzer aan gemeenteschool no. 9. 1. R. van der Noord te Ried. 2. J. Wiikeshuis te Leeuwarden. 3. J. de Boer idem. De punten sub 1015 zuilen in een volgende verga dering worden behandeld. 16. Aanbeveling voor de benoeming van twee leeraren aan de te openen H. B. S. met 3-jarigen cursus en daarop aansluitende handelsschool: a. in de geschiedenis J. Jansma te Goes, met ingang van den datum, waarop deze scholen zullen worden geopend, terwijl hij tevens voor den cursus 1921/1922 wordt aanbevolen voor het vak aardrijks kunde. b. in de Nederlandsche taal en letterkunde, tijdelijk voor den cursus 1921/1922 R. W. Feikema te Workum, doctorandus in de Nederlandsche letteren. Wordt voorgesteld nog heden tot benoeming over te gaan. De Voorzitter zegt ter toelichting dat hier een be paalde en wel dringende reden is om heden tot benoe ming over te gaan. Spreker stelt daarom voor om straks deze benoeming als de verschillende benoemingen zijn afgeloopen, aan de orde te stellen en zal daartoe de betrekkelijke stuk ken bij den Raad even laten circuleeren. Mocht een van de leden dan nog inlichtingen wenschen, dan zal spreker dan wel nadere mededeeling van de reden doen. Wordt besloten overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 17. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om het percentage van heffing voor de plaatselijke directe belasting naar het inkomen voor het tijdvak 1 Januari 192130 April 1922 te bepalen op 7.5 De heer Berghuis (wethouder) heeft aan dit voorstel weinig toe te voegen. De goedkeuring op het voorstel van den Raad tot vaststelling van den aftrek is van den Haag ingekomen, wat tengevolge heeft dat het ver- menigvuldigcijfer dient te worden vastgesteld op 7x/2. Wel behoeft zeer zeker die l/2 niet geheel te worden ingevorderd, maar zooals de Raad weet, is door de Kamers nog niet beslist over de rijksuitkeering aan de gemeenten. Het gedeelte, dat invorderbaar moet worden verklaard, kan later worden vastgesteld; dit hangt at van het bedrag, dat de gemeente als rijksuitkeering ontvangt. Het college heeft hoop, dat het besluit hier omtrent binnen 14 dagen zal zijn gevallen, maar meende dat de werkzaamheden, in verband met de secretarie, voortgang moeten hebben. En aangezien het vermenig- vuldigcijfer moet overeenkomen met het bedrag, dat op de begrooting staat, stelt het college voor, om het cijfer van vermenigvuldiging vast te stellen op iy2. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 18. Alsvoren om hun voor de splitsing van scholen voor openbaar lager onderwijs een crediet te verleenen. 19. Alsvoren tot vaststelling van de rekeningen over 1920 der inkomsten en uitgaven ten behoeve van de uitvoering der distributiewet en die betreffende maat regelen in verband met den oorlogstoestand. De punten sub 18 en 19 zullen in een volgende ver gadering worden behandeld. 20. Alsvoren tot wijziging van het werklieden reglement. Wordt gedrukt als bijlage tot het raadsverslag en bij de leden rondgezonden om te zijner tijd te worden be handeld. 21. Alsvoren tot vaststelling van een rooilijn voor de bebouwing langs de verlengde Willem Loréstraat. Zal in een volgende vergadering worden behandeld. IV. De Voorzitter wil den Raad nog voorstellen te besluiten wat wel geen bezwaar zal ontmoeten rot het weder instellen van school 12 voor gewoon lager onderwijs. De kwestie is deze, dat in een van de vorige vergaderingen, toen deze zaak is behandeld, is besloten het bovenstuk of het zoogenaamde „kopstuk" van school 12 af te nemen, maar dat daarmee, zooals de redactie van het besluit luidt, school 12 in haar geheel is opge heven. Dat is de bedoeling natuurlijk niet geweest, het kopstuk zou er worden afgenomen, maar verder bleef school 12 een gewone school voor lager onderwijs. Op

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1921 | | pagina 4