226
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Juli 1921.
verdwijnen. Op de hierbij overgelegde teekening is de
situatie duidelijk aangegeven.
Het is van belang de bedoelde woning met den voor
gevel te plaatsen in het verlengde van de rooilijn aan
de zuidzijde van de Fonteinstraat. Deze rooilijn is bij
Uw besluit van 11 Januari 1921 no. 8r/8 vastgesteld.
Voor het oostelijk gedeelte van die straat dient aan de
zuidzijde de rooilijn nog te worden bepaald. Deze kan
worden vastgelegd als op de bovenbedoelde teekening
is aangegeven.
Wij geven U in overweging te besluiten de rooilijn
aan de zuidzijde van de Fonteinstraat (oostelijk ge
deelte) te bepalen als in roode lijn op de bijbehoorende
teekening is aangegeven.
Op verzoek van den Voorzitter doet de secretaris
lecture van een request dat nog heden morgen van
P. Westerbaan te Hallum is ingekomen.
Met algeineene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
10. Agenda no. 11). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om van F. H. van Setten, arts alhier, e. a.
aan te koopen terreinen, gelegen aan den Poppeweg
tusschen het Kalverdijkje en het Noordvliet.
Dit voorstel luidt als volgt:
Voor en na is de gemeente in het bezit gekomen van
verschillende om de stad gelegen terreinen, welke lang
zamerhand voor een groot gedeelte door de stadsuit
breiding in beslag zijn genomen. Wij noemen de
gronden aan het Nieuwe Kanaal, nabij den weg Achter
de Floven, aan den Marssumerstraatweg en bij den
Groningerstraatweg en het Cambuursterpad. Groote
aaneengesloten terreinen aan de kom grenzende liggen
thans niet meer voor bebouwing beschikbaar. Het ter
rein, aangekocht van Von Weyhröther, ligt voorloopig
nog te ver verwijderd.
Beziet men de kaart van de gemeente, waarop de
nieuwe wijken zijn aangegeven en de landen reeds in
bezit, dan valt het op, dat met de uitbreiding in het
noorden en noordoosten vrijwel de rand is geraakt van
de gemeentelijke eigendommen. Eene verdere stelsel
matige uitbreiding aldaar zou afhangen van de welwil
lende medewerking van de eigenaren van de gronden,
die aan de snee liggen. Nu behooren de hier in het
noordoosten gelegen gronden tusschen den Kaiverdijk,
den weg naar Cambuur, het Noordvliet en den Poppe
weg, ter grootte van ruim 20 H.A., in eigendom aan de
heeren F. H. van Setten te Leeuwarden, Mr. J. H. Lade-
nius te Almelo en N. Th. Ladenius te 's Gravenhage en
mevrouw A. Eecenvan Setten te Leeuwarden. Met
deze eigenaren zijn onderhandelingen gevoerd omtrent
den verkoop daarvan aan de gemeente, welke tot een
gunstig resultaat hebben geleid. Tegen den prijs van
1.10 per M2. is overneming mogelijk.
Daar de gemeente enkele van de tusschen genoemde
wegen gelegen perceelen bezit zal door bedoelden aan
koop haar eigendom worden afgerond en met de landen
aan de andere zijde van den Poppeweg, gekocht van
von Weyhröther, een prachtig geheel vormen. Zij zal
dan aan die zijde van de stad in het bezit zijn van alle
gronden tot aan het op het voorloopige uitbreidingsplan
geprojecteerde ringkanaal en de uitbreiding dus geheel
in handen hebben bovendien zal zij ook met haar
plannen van bebouwing aan de oostzijde van de stad
ten zuiden van het Vliet daarop acht kunnen slaan en
bij den toekomstigen straataanleg volle vrijheid van
beweging hebben met het oog op het leiden van het
verkeer tusschen het Nieuwe Kanaal en den Groninger
straatweg.
Wij meenen daarom, dat het belang van de gemeente
met aankoop voor den bedongen prijs gediend is.
Zoolang het land niet voor bouwterrein noodig is,
blijft het verhuurd. De huren, welke de eigenaren thans
gezamenlijk maken, .bedragen 7620 's jaars.
Onder overlegging van stukken geven wij U alzoo in
overweging te besluiten tot aankoop van gronden, ge
legen tusschen den Kaiverdijk, den Weg naar Cambuur,
het Noordvliet en den Poppeweg, voor den prijs van
1.10 per M2. en wel:
a. van den heer F. H. van Setten, tandarts te
Leeuwarden, de perceelen, kadastraal bekend gemeente
Leeuwarden, Sectie G nos.
2827 als weiland, groot 1.52.20 H.A.
2828 0.11.50
2825 tuin en erf 0.06.50
2826 erf 0.05.20
8248 weiland 2.85.63
8244 1.50.90
6990 weg en water 0.07.30
6.19.23 H.A.
b. van Mevrouw A. Eecenvan Setten
te Leeuwarden, de perceelen weiland, ka
dastraal bekend gemeente Leeuwarden,
Sectie G nos.:
2835 groot 2.15.30 H.A.
2834 2.21.10
9253 0.01.09
2829 2.80.10
c. van de heeren Mr. H. J. Ladenius,
kantonrechter te Almelo en N. Th. Lade
nius, oud-notaris te 's-Gravenhage, de
perceelen weiland, kadastraal bekend ge
meente Leeuwarden, Sectie G nos.:
3973 groot 1.49.90 H.A.
2855 1.23.10
2832 1.64.70
7742 1.20.30
7.17.59 H.A.
7741
1.62.90
7.20.90 H.A.
voor 226,349.20.
te zamen dus 20.57.72 H.A.
De beraadslagingen worden geopend.
Mevrouw BuismanBlok Wijbradi lijkt het toch wel
een beetje gevaarlijk om nu tot den aankoop der ter
reinen over te gaan, omdat de prijzen daarvan blijkbaar
in de toekomst wèl omlaag, maar niet omhoog zullen
gaan. Het zal nog jaren kunnen duren voor het noodig
is dat de gemeente zich tot daar uitbreidt. En de rente,
die volgens de gegeven cijfers van de landerijen wordt
ontvangen, is zoo laag, dat het zelfs beter zou zijn ze
over eenige jaren voor een iets duurderen prijs dan nu
tegen dezen prijs te koopen.
De heer O. F, de Vries (wethouder) hoort dat me
vrouw Buisman spreekt van „over eenige jaren". Maar
spreker gelooft dat het ook in het voorstel staat, dat
er op 't oogenblik geen bouwterrein meer beschikbaar
is. Wanneer de plannen doorgaan, die aanhangig zijn
bij de verschillene woningvereenigingen, dan heeft
de gemeente geen bouwterrein meer beschikbaar. Voor
dit terrein zal men binnen betrekkelijk korten tijd wel
bouwplannen krijgen, omdat het ligt tegen het nu be
bouwde nieuwe gedeelte. Na besprekingen en taxatie
van deskundigen zijn Burgemeester en Wethouders
dan ook van oordeel dat men op den koop moet ingaan.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: De landerijen,
die zijn aangekocht van Von Weyhröther, zijn toch ook
nog altijd niet bebouwd.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Juli 19*21.
227
De heer O. F. de Vries (wethouder)Die liggen nog
verder.
Mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi: Ik heb toch
ook van deskundigen gehoord dat de prijs wel aan den
hoogen kant is. Ik meen dat het overweging zou ver
dienen om nog met den koop te wachten.
De heer Jansen heeft ook naar den prijs geïnformeerd.
Hem is van bevoegde zijde meegedeeld dat de prijs in
ieder geval niet te laag is, maar dat het een dikken
prijs genoemd mag worden. In ieder geval zou spreker
wenschen dat het land, dat eenigen tijd geleden is aan
gekocht, het gedeelte bouwterrein aan de andere zijde
van het Kalverdijkje, het eerst voor de consumptie ge
bruikt werd, en alzoo bebouwd kon worden. Spreker
gelooft niet, zooals de wethouder het doet voorkomen,
dat men dit terrein direct voor de bebouwing noodig
heeft. Hij gelooft ook dat het uit een oogpunt van zui
nigheid noodzakelijk is nog eenige jaren met den koop
te wachten, te meer waar het bouwterrein niet hooger
in prijs zal worden en vooral niet dit terrein, terwijl
door uitstel van aankoop in ieder geval toch belangrijke
sommen aan rente bespaard zullen kunnen worden.
De heer De Boer gelooft toch dat de opmerking van
den heer Jansen wel verdient even te worden weerlegd,
omdat daarmede niet in het belang der gemeente wordt
gepredikt, maar in het belang van de grondeigenaren.
Wanneer gebeurt wat de heer Jansen wil, dan zal mid
den tusschen de bebouwde terreinen een stuk grond
komen te liggen, dat niet van de gemeente is. Het gevolg
hiervan zal zijn dat de prijs van dien grond daardoor
zeer belangrijk zal worden verhoogd. Spreker gelooft
dus dat het advies van den heer Jansen in strijd is met
het belang der gemeente.
De heer Jansen gelooft dat, wanneer het advies van
den heer De Boer wordt opgevolgd, men inderdaad
niets anders krijgt dan een absoluut beslag leggen op
alles, wat om de stad heen ligt. Daarop wordt nu reeds
jaren achtereen gespeculeerd en dan zal daarop nog
meer worden gespeculeerd. Er kan sprake van zijn dat
het terrein, dat is aangeboden, in de toekomst noodig
is, maar spreker gelooft dat het direct nog niet noodig
is. En dan acht hij het wel riskant om het nu direct
reeds aan te koopen.
De heer Van der Werff hoort werkelijk benieuwd op
dat de wethouder zegt dat reeds alle bouwterrein om
de stad voor woningbouw in gebruik is. 't Is van belang
dat de Raad dit weet, omdat verschillende bouwterrei
nen enkele jaren renteloos hebben gelegen. Het land,
dat men nu wenscht aan te koopen, doet een hoogen
prijs, dat is een uitgemaakte kwestie. Een andere zaak
is echter of het van belang is, dat de gemeente dit land
in eigendom krijgt. En daarop zegt spreker „ja". Het
is voor de geemente werkelijk noodzakelijk en daarom
is zij verplicht het te koopen.
Spreker wil nog vragen of het plan is dat, zoodra het
land is gekocht, direct het stratenplan zal worden uit
gevoerd, of dat men eerst den tijd zal afwachten dat
de andere bouwterreinen, die om de stad liggen, be
bouwd zijn.
De heer O. F, de Vries (wethouder) kan, naar aan
leiding van wat de heer Van der Werff heeft gevraagd,
wel antwoorden, dat het natuurlijk de bedoeling niet is,
direct de straten aan te leggen. Eerst zullen de terreinen
I worden bebouwd, waar reeds straten zijn aangelegd,
I die dus om zoo te zeggen bouwrijp zijn. Spreker heeft
I zoopas al gezegd dat alle terreinen om de stad zijn
uitgegeven dit is zoo, behoudens een stuk aan de
Bleeklaan. Anders zijn ze alle weg. Men zal natuurlijk
niet eerder beginnen met op dit terrein de straten aan
te leggen dan dat men er aan toe is. Wanneer men reeds
straten ging aanleggen zonder dat binnen betrekkelijk
korten tijd het land voor bouwterrein in erfpacht kon
worden uitgegeven of verkocht, zou men zeer veel geld
in de straten gaan steken, waardoor het tekort zou wor
den verhoogd en waardoor dus ook de bouwprijs weer
zou moeten worden verhoogd. Dat zou een verkeerde
opzet zijn. Men begint er niet eerder mee dan dat de
terreinen binnen zeer korten tijd kunnen worden uitge
geven.
De heer De Vos kan met den koop van dit land niet
meegaan. Hij kan niet inzien dat het in de eerste jaren
absoluut noodig is. Wanneer dit gekocht wordt, krijgt
men weer dezelfde geschiedenis als bij het land van
Von Weyhröther. Daarbij heeft men toen hetzelfde ge
hoord men moest het noodzakelijk hebben, het zou
werkelijk in de naaste toekomst noodig zijn. En nu hoort
men dat dit land veel te ver af ligt. Spreker meent dan
ook dat men het „voorloopig" wel zoo kan beschouwen
dat men dit land in een kleine eeuwigheid niet noodig
heeft ,daar zal ten minste nog wel een 25 jaar over heen
loopen. Om nu voor deze landerijen een 226,000.
te betalen, terwijl men ze de eerste 10 jaar niet noodig
zal hebben, acht spreker niet goed. Over 10 jaar kan
men ze misschien veel billijker krijgen. Waar spreker
dus van oordeel is dat het niet noodzakelijk is om enkel
voor het bezit van deze terreinen zoo'n kapitaal uit te
geven, kan hij in het voorstel niet meegaan. Hij acht
zich verplicht tegen te stemmen.
De heer De Boer: De heer De Vos houdt een tamelijk
geargumenteerd betoog, maar zijn voornaamste argu
ment is, dat het land misschien in de toekomst voor lager
prijs zal zijn te krijgen. Wanneer de heer De Vos daar
van garantie kon geven dan werd het anders, maar hij
doet nu ook een slag in de lucht.
De heer Lautenbach kan zich wel met het voorstel
vereenigen, omdat hij meent dat het land zeer geschikt
ligt voor de gemeente en omdat hij het uitgesloten acht
dat landen, die liggen in de nabijheid van de bebouwde
kom, nu of ooit goedkooper zullen worden.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt
met 19 tegen 3 stemmen aangenomen.
Vóór stemmen: de heeren Lautenbach, Visser, Van
der Werff, Cohen, Muller, Postma, Zandstra, Tiemersma,
O. F. de Vries, Collet, Tulp, Koopal, De Boer, Fransen,
B. Molenaar, Dijkstra, IJ. de Vries, Berghuis en M.
Molenaar.
Tegen stemmen: de heeren Jansen, mevrouw Buis
manBlok Wijbrandi en de heer De Vos.
11. (Agenda no. 12). Prae-advies van Burgemeester
en Wethouders op het beroepschrift van K. Kuperus te
Menaldum, inzake de hem geweigerde vergunning tot
het bouwen van een woonhuis aan den Harlingerstraat-
weg N. Z.
Dit prae-advies luidt als volgt:
Bij raadsbesluit van 12 Juli 1.1. werd om prae-advies
in handen van ons college gesteld een beroep d.d. 8
Juli 1.1. van K. Kuperus te Menaldum van het besluit
dezerzijds van 9 Juni 1.1. no. 1957/553, waarbij aan