234: Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Juli 1921. men waar dat de nieuwe zaal en het „blanke ruim" een heelen tijd van de week leeg staan, maar een dergelijk complex van zalen is nu eenmaal voor een stad als Leeuwarden onmisbaar, 't Is al jammer genoeg dat alles niet op een verdieping ligt, maar 't is nu eenmaal zoo gebouwd. Men moet ze nu echter niet kleiner gaan maken. Een persoonlijke opmerking heeft spreker ten opzichte van de opmerking, die de heer Visser den vorigen keer heeft gemaakt en waaruit bleek dat er een misverstand is geweest. Men heeft gedacht dat in spreker een warm verdediger werd gevonden van een nieuw politiebureau. Spreker heeft wel gezegd dat het zeer goed te verde digen is, maar hij heeft ook gezegd dat hij met een der gelijk voorstel niet hier gekomen zou zijn, vooral niet in dezen tijd, ware het niet dat de secretarie de politie uit haar tegenwoordig gebouw moet zetten. Spreker heeft den vorigen keer ook omschreven dat deze bouw geen overdreven luxe is, maar Burgemeester en Wethouders zouden dit voorstel niet hebben gedaan, wanneer het om de secretarie niet nooclig was. Burgemeester en Wethou ders en de secretaris zien geen andere goede oplossing. Spreker heeft dit den vorigen keer ook gezegd. Als de secretaris in een particulier gesprek heeft gezegd dat men met dezen verbouw, naar hij meent, wel 15 jaar voldoende ruimte zal hebben, dan durft spreker dit wel volkomen onderschrijven, tenzij -spreker wreet niet of de secretaris dit er ook bij heeft gezegd tenzij er andere diensten bij komen. Dat weet men ten slotte niet, of er ook andere diensten zullen komen, die onder de secretarie ressorteeren en daarvoor kan men ten slotte ook niet gaan reserveeren. Maar voor zoover men nu kan voorzien kan men de verzekering geven dat er in de toekomst voldoende ruimte is. Indien blijkt dat de gemeente-bemoeiingen en de secretarie-bemoeiingen zich gaan uitbreiden, dan kun nen Burgemeester en Wethouders, als dat werkelijk noodig is, komen met de plannen, welke zij nu niet graag aanhangig zouden maken, om den nieuwen vleugel van het stadhuis af te bouwen. De heer Fransen is bang dat men dan te veel ruimte zal hebben, maar het is dan ook mogelijk dat daar nieuwe diensten worden onder gebracht. Men heeft er nog vele, zooals de brandweer, die zich op de ouderwetsche, hoewel zeer goede, manier behelpen, maar in de toekomst zal het toch goed zijn dat al deze diensten in een centraal punt bijeen zijn. De heer Van der Werff is tegen omdat het een zeer hooge uitgaafpost eischt. Spreker geeft dit toe, maar wil ook graag verklaren dat, als het werkelijk kan en mogelijk is, het politiebureau voor minder gebouwd zal worden. Spreker zal een van de eersten zijn die zegt, dat het geen overdreven luxe moet zijn, het is ook niet de bedoeling geweest een luxurieus politiebureau te bouwen. Aan gemeentewerken is ook een zoodanige opdracht gegeven en gemeentewerken heeft daaraan voldaan. Er is gezegd: bouw zoo, dat er aan normale tegenwoordige eischen wordt voldaan, maar niet luxu rieus. Het gebouw zal echter jaren en jaren meegaan, mogelijk wel een eeuw, als het niet langer is en daarom is het de bedoeling ook het zoo te maken, dat het ten minste aan de tegenwoordige eischen en aan die der naaste toekomst voldoet. Trouwens, Burgemeester en Wethouders vragen onder punt 4 van bijlage 32 ook niets anders dan Burgemeester en Wethouders uit te noodigen den Raad nadere plannen en begrootingen aan te bieden: a. voor een politie-bureau en b. voor de inrichting van het tegenwoordig politie-bureau ten dienste van de secretarie. Het is dus nu nog niet zoo zeer de kwestie van het geld. Burgemeester en Wet houders krijgen alleen opdracht te komen met plannen en begrootingen voor een nieuw politie-bureau, doch omdat er uit den Raad wel gevraagd zou worden: wat kost dat ongeveer? heeft het college het cijfer gegeven, waarvoor de directeur zegt dat het gebouwd kan worden. De kwestie van het gebouw van het kadaster, waar over de heer Van der Werff spreekt, is door Burge meester en Wethouders zeer ernstig onderzocht. Het college heeft een paar keer uitdrukkelijk aan het Rijk gevraagd of, indien het Rijk een nieuw kadaster-gebouw ging stichten of voor het kadaster een ander gebouw kreeg, de gemeente de beschikking kon krijgen over het oude, opdat, als er een nieuw politie-bureau kwam, er direct rekening mee kan worden gehouden dat dit later, als het noodig was, naar die zijde kan worden verbouwd, zoodat dan tusschen de St. jacobstraat en de Hoogstraat één gebouw zou komen. Het Rijk heeft daarop echter uitdrukkelijk geantwoord dat het daar niet in kon treden. Ook hebben Burgemeester en Wet houders eerst nog onderhandelingen gehad met het Rijk over een ander gebouw, eerst over het gebouw op het Schavernek. Hierop is het Rijk echter niet willen ingaan en evenmin op het gebouw Raadhuisplein 30. Men had het voor den Rijksdienst niet noodig. Burgemeester en Wethouders hebben geschreven dat zij niet konden bouwen als zij niet wisten hoe het kwam met het ge bouw van het kadaster en hierop is geantwoord dat de gemeente het te zijner tijd kon krijgen. Intusschen isi er bij den voorloopigen opzet van het nieuwe politie bureau wel degelijk rekening mee gehouden dat te zijner tijd het kadaster-gebouw er bij getrokken kan worden. Maar voorloopig mag daarop niet worden gerekend. De heer Postma dacht dat over 2 of 3 jaar verbouwing misschien al weer noodzakelijk zou zijn. Naar sprekers meening kan de betreffende dienst daar beter over oor- deelen; indien Burgemeester en Wethouders meenen dat dit niet het geval is dan moet men daar op ver trouwen; zij kunnen daar beter over oordeelen. Ten slotte wil spreker er den Raad nog opmerkzaam op maken dat de punten 1 en 2 van het voorstel van Burgemeester en Wethouders reeds zijn aangenomen en dat het dus thans alleen nog gaat over de punten 3 en 4a en b. Spreker doet hiervan lecture. De heer jansen heeft met belangstelling de verdedi ging van Burgemeester en Wethouders gehoord en zou willen zeggen dat het hem verheugt, dat de Voorzitter niet ernstiger het betoog van spreker heeft bestreden. De Voorzitter heeft niet ontkend dat het wel mogelijk is en ook niet erkend dat het mogelijk is om, zooals spreker wil, de zaak draaiende te houden. De Voor zitter heeft alleen op sprekers woorden, dat het niet noodig is zoo'n groote ruimte leeg te houden, geant woord dat de heer Jansen ook zijn Zondagsche pak heeft en dit toch niet alle dagen draagt. Dat is mogelijk, ja, maar spreker heeft dit alleen, als hij het kan krijgen. En zoo is de toestand ook hier. We hebben hier een groot stadhuis, dat spreker ook, als de heer Fransen, schitterend acht. De groote kwestie is nu maar of het mogelijk is er zoo'n mooi stadhuis op na te houden en nu gelooft spreker juist dat de gemeentefinanciën van dien aard zijn, dat de uiterste zuinigheid moet worden betracht. En spreker denkt wel dat het uiterste hier niet is betracht; hij gelooft dat, wanneer men maar ernstig wil, verschillende diensten nog wel zijn onder te brengen. Spreker blijft dan ook na het betoog van den Voorzitter, dat het wél noodig is, van oordeel, dat het onnoodig is deze voorstellen aan te nemen om den dienst draaiende te houden. Hij heeft de verschil lende dingen ernstig onderzocht en zal dus ook na de verdediging van den Voorzitter blijven tegenstemmen. De Voorzitter wil nog even terugkomen op de woor den van den heer Jansen dat het gemeentehuis zoo schitterend is. Zeker, als men er zoo voor staat dan maakt het een heel aardigen indruk en als men er binnen is, dan is het ook niet onaardig. Als het onderhoud van het interieur maar wat beter was dan zou het een heel schitterenden indruk kunnen maken. Maar als men de „schitterende" stoelen van de nieuwe zaal ziet, dan zal Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Juli 1921. 235 men heusch niet zeggen wat een prachtig mooie stoeien. Ze vallen haast in elkaar. Het is zonde dat er op zoo'n mooie zaal zulke in-treurige meubels staan. De heer Jansen gelooft en nu gelooft spreker wel dat het geloof van den heer Jansen heel goed is, maar hij gelooft toch ook dat er menschen zijn die aan hun geloof den indruk van een verklaring geven. De heer jansen gelooft en misschien is zijn geloof dat niet de uiterste zuinigheid wordt betracht, maar Burgemeester en Wethouders gelooven, dat dit geloof van den heer lansen niet goed is. Spreker neemt aan dat het onder zoek van den heer Jansen wel ernstig is geweest, maar als deze daarbij meent tot de conclusie te zijn gekomen, dat er aan dezen verbouw wel te ontkomen is maar het is geen conclusie, het is een geloof dan wil spreker zeggen: ik geloof het niet dat er aan te ont komen is. Dat is het eenige wat spreker hierop kan antwoorden. Hij kan geloof tegenover geloof stellen en dan staat het zijne lijnrecht tegenover dat van den heer Jansen. De heer Van der Werff wil nog een vraag doen aan gaande punt 4a. Is men dan van plan om den verbouw zoo in te richten dat het nieuwe politie-bureau- zoo wordt opgetrokken, dat hieraan later het daarnaast gelegen gebouw kan aanpassen? De Voorzitter merkt op dat dit eigenlijk een op de zaak vooruitloopen is. Maar als de stem van den heer Van der Werff ervan afhankelijk is, dan wil spreker er wel op antwoorden, is zijn stem er niet van afhankelijk dan is het beter er later over te spreken. De kwestie is echter dat men zich voorstelt den gevel van het nieuwe politie-bureau zoo te bouwen, dat wanneer later het gebouw van het kadaster in handen der ge meente komt, dit juist in hetzelfde kader kan worden verbouwd als het politie-bureau en daarbij kan aan sluiten. Tusschen beide straten krijgt men dan één nieuw mooi punt. Dat is de bedoeling. Maar het is eigenlijk een vooruitloopen op de zaak, omdat te zijner tijd toch de definitieve plannen van het politie-bureau bij den Raad komen. De heer Van der Werff doet zijn vraag, omdat hij graag wil dat het dien kant uitgaat, zoodat niet later het politie-bureau behoeft te worden afgebroken, wan neer het niet meer voldoet aan de eischen. De Voorzitter: Uw bedoeling is ook die van Burge meester en Wethouders. Zij hebben ook de zuinigheid I op 't oog. Zij wenschen een nieuw politie-bureau te bouwen, dat men niet weer over 10 jaar behoeft af te I breken, maar waarop door den bouw van den gevel I eventueel later het naastliggende gebouw kan aan- I sluiten. De heer Visser: Nu doen wij toch niet anders dan wat in punt 4 naar voren komt: een uitnoodiging aan Bur gemeester en Wethouders De Voorzitter: En punt 3. De heer Visser: Plus een crediet verleenen voor het perceel Groot Schavernek. Maar wij binden ons dus, wat punt 4 betreft, nog niet aan de plannen? De Voorzitter zou zeggen: Als men later wil tegen I stemmen, doe het dan dadelijk maar, dan behoeven I Burgemeester en Wethouders de plannen niet uit te I werken. De heer Visser: Dat is mijn bedoeling niet. De Voorzitter: Maar dat ligt er in opgesloten, mijn- heer Visser. De heer Visser zou de kosten van het politie-bureau niet zoo hoog willen opvoeren. Hij heeft de overtuiging dat het bedrag van 170,000.dat daarvoor moet worden uitgegeven, en waarvoor zooals de Voorzitter zelf heeft gezegd, geen luxurieus gebouw zal worden gesticht, stellig foutief moet zijn. Er zijn maar 100 man personeel bij de politie, 2/3 deel hiervan is niet in dienst en van het andere derde deel is zoo'n gedeelte buiten het gebouw. Voor zoo'n klein aantal menschen is toch niet zoo'n groot gebouw noodig. Spreker heeft in den loop van de week een gebouw gezien dat 100,000.moest kosten en met zoo'n gebouw zou het politiebureau hier kunnen volstaan. Sprekers vraag is dus: Binden we ons dus niet aan de plannen? De Voorzitter wil zoo vrij zijn nog één opmerking tegen deze redeneering van den heer Visser te maken. Er zijn hier in deze raadszaal bijna 25 raadsleden, dus minstens 25 menschen, want er zijn ook nog een paar anderen bij. Men zal nu niet ontkennen dat er nog best 25 bij kunnen. De geheele secretarie bevat geen 50 men schen aan personeel. Die hebben dus aan deze zaal vol doende De heer Ij. de Vries merkt op dat om de woorden van den Voorzitter nu wel wordt gelachen, maar dat het eigenlijk zoo is dat die menschen hier wel kunnen zitten te spreken, maar niet kunnen zitten te werken. Spreker wil nog dit constateeren, dat, wanneer men de voorstellen nu gaat aannemen, men dan zijn stem vastlegt voor den volgenden keer. Ook in een vorige zit ting is voldoende duidelijk gebleken dat het eene aan het andere vastzit, het hotel-Weidema, de verbouwing van het stadhuis en het bouwen van een nieuw politie bureau. Men moet dan nu ook geen schuilevinkje gaan spelen. Wil men nu bezwaar maken tegen de indeeling van het politiebureau, dan moet men tegen stemmen. En wat de opmerking van den Voorzitter betreft, het gaat er niet om of hier 50 menschen kunnen zitten, maar of er 50 kunnen werken. De beraadslagingen worden gesloten. De voorstellen van Burgemeester en Wethouders sub 3 en 4 van bijlage no. 32 worden met 15 tegen 7 stem men aangenomen. Vóór stemmen: de heeren Muller, Postma, Zandstra, Tiemersma, O. F. de Vries, Collet, Tulp, Koopal, De Boer, B. Afolenaar, Dijkstra, De Vos, IJ. de Vries, Berg huis en M. Molenaar. Tegen stemmen: de heeren Lautenbach, Visser, Van der Werff, Jansen, Cohen, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi en de heer Fransen. 15 (Agenda no. 16). Interpellatie van het lid, den heer K. de Boer, omtrent de wijziging der voorwaarden voor de levering van electrischen stroom door het Pro vinciaal Electriciteitsbedrijf aan de gemeente. De beraadslagingen worden geopend. De Voorzitter kan namens Burgemeester en Wethou ders de eerste vraag, luidende aldus: „Hebben er door het college van Burgemeester en Wethouders besprekingen plaats gehad met het dagelijksch bestuur der Provincie omtrent wijziging in de stroomleveringsvoorwaarden van het P. E. B. aan de gemeente?'' bevestigend beantwoorden. Er hebben door het college van Burgemeester en Wethouders daaromtrent bespre kingen plaats gehad, ook mondelinge besprekingen buiten de correspondentie om, die bij de stukken heeft gelegen. Dan vraagt de heer De Boer: „Hebben de besprekingen ten slotte geleid tot Uw

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1921 | | pagina 7