246 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Augustus 1921. De Voorzitter: We spreken hier over de belastingen en niet over het militarisme. Dan moet U er dit en ook de politiek in 't algemeen er niet bij halen. De heer Muller vervolgt dat het hem voorkomt dat er van de andere zijde steeds langs een verkeerden weg op bezuiniging wordt aangedrongen en dat het zoo doende het cachet krijgt, dat de centen hier maar over den balk worden gegooid. Wenschen de heeren daar echter zoo prat op te gaan, laten zij dan aan de andere zijde zien naar de regeering, door welke het militarisme in stand wordt gehouden, waardoor millioenen worden weggeworpen voor niets anders dan om verderf te stich ten. Als de heeren daar niet met de sociaal-democraten tegen protesteeren, dan ontzegt spreker hun het recht hiertegen, tegen het beheer van den gemeenteraad, te protesteeren. Wat het ontwerp van Burgemeester en Wethouders betreft, spreker zal daar voor stemmen. Hij is de eenigste, die het tot op dit oogenblik daarvoor opneemt, maar hij doet dat, omdat hij van oordeel is dat, zoolang de wet op den hoofdelijken omslag de progressie niet zoo ver laat doorgaan als de sociaal-democraten wenschen, er voor hen geen sprake is van een belasting naar draagkracht. Waar dat het geval niet is en de wet ten aanzien van een aantal bedrijven toelaat - afgeschei den van de vraag of de kleinere bedrijven er ook niet in hadden moeten worden opgenomen om van die bedrijven met meer dan 10 arbeiders een belasting te heffen, daar wenscht spreker die heffing te aanvaarden op grond van hetgeen hij zoopas heeft gezegd. Voor hem werkt de wet op den hoofdelijken omslag niet naar draagkracht. Dat is het motief, waarom spreker voor deze belasting stemt. Naar aanleiding van deze kwestie wenscht spreker nog een vraag te stellen. Er zijn verschillende bedrijven, waarvan de hoofdzetel niet hier ter plaatse is, maar slechts een onderdeel. Dat is o. a. het geval met de Nederlandsche Tramweg-Maatschappij en met de Spoorweg-Maatschappijen. Sprekers vraag is nu of deze bedrijven ook onder deze belasting vallen en voor welk aantal personen. Valt daaronder het geheele personeel van spoor en tram dat hier is gestationneerd en valt daaronder ook het personeel dat slechts een oogenblik van den dag hier zijn dienst verricht? De heer Visser was niet van zins naar aanleiding van dit onderwerp eenig woord te zeggen. Maar waar nu hier getracht wordt nieuwe perspectieven te openen be treffende de invoering eener nieuwe belasting wenscht hij, naar aanleiding daarvan, een enkel woord te zeggen. Spreker meent, dat men bij de behandeling van dit onderwerp zijn aandacht heeft te bepalen bij het sociaal- economische vraagstuk: het bedrijfsleven in zijn geheel. En ook meent hij dat, wanneer men spreekt van die reactionnaire kliek of regeering in Den blaag, het toch die regeering ook is geweest, die het vraagstuk van de bedrijfsregeling heeft aangedurfd, dat het die regeering ook is geweest, die zich heeft belast met de vaststelling van de rechtspositie van de arbeiders in het bedrijf en als zoodanig ook het bedrijf heeft belast met de invoe ring van den 8-urigen arbeidsdag. Waar we echter leven in een tijdperk van economische crisis en depressie, waar uit de feiten blijkt, dat reeds tal van bedrijven van de concurrentie-mogelijkheid zijn uitgesloten, daar mag men thans in het algemeen belang niet al te veel voi- deren van het bedrijf. Spreker spreekt uit de practijk als hij beweert dat verschillende bedrijven, die vroeger winst opleverden, thans niet meer kunnen concurreeren. Hij wijst op de carton-industrie in Groningen, die vroe ger hoofdzakelijk voor Engeland werkte, doch die thans niet meer kan rendeeren als gevolg van de valuta; En geland kan thans veel goedkooper terecht in Duitschland. De arbeidsloonregeling is gestegen en de crisis en de depressie heerscht niet alleen in deze provincie, maar is van algemeenen aard. Nu meent spreker wel dat er een belasting op de winst van het bedrijf naar voren zou kunnen worden gebracht, maar hij meent niet dat men deze verkrijgt door deze te heffen op het levende individu in een bedrijf, waarin meer dan 10 menschen werkzaam zijn. Hij wenscht een ander soort belasting, een winstbelasting op een even- tueele winst, maar niet een belasting als onder deze omstandigheden op het bedrijf. Dat is geen winstbelas ting, dat is een belasting op het levende individu, zonder i dat men weet of dit winst aanbrengt. Nu heeft men zich hier, naar sprekers meening, te bepalen tot een vraagstuk van gemeentepolitiek, maar in den laatsten tijd worden altijd, wanneer er vraagstuk ken betreffende de gemeentepolitiek naar voren komen, heel handig de gedachten bepaald op vraagstukken be treffende de landspolitiek De Voorzitter: Mijnheer Visser! De heer Visser: U hebt de gelegenheid gegeven aan de sociaal-democratische fractie om haar verklaring te geven ten opzichte van het vraagstuk in verband met de landspolitiek, geeft U mij nu ook 1 of 1 /2 minuut. De ander partij mag dat dan net zoo goed De Voorzitter: Laat mij U even in de rede vallen. U hebt gehoord dat ik den heer Muller vriendelijk heb verzocht de politiek er niet bij te halen. Ik kan heusch niet begrijpen waarom men die er altijd bij moet halen. Wilde de heer Muller zoo beleefd niet zijn om aan mijn verzoek te voldoen, wees U dan zoo beleefd en ga er niet op door. Bij een onschuldig vraagstuk als dit komt de politiek niet te pas en behoeft men niet als kemphanen voor elkaar te staan. De heer Visser vervolgt dat hier in den laatsten tijd reeds driemaal de gelegenheid is gegeven om bij alles en nog wat het militaire vraagstuk naar voren te bren- i gen. Nu kan de Voorzitter wel zeggen: dat moet U laten, maar dan moet deze het Friesch Volksblad maar eens lezen, daarin loopt het ten slotte de spuigaten ook wel eens uit. Spreker wil daarom wijzen op de sociaal-de mocratische ministers in België, die zich voor een 9- maandelijkschen dienstplicht hebben verklaard, terwijl onze „reactionnaire" regeering niet verder heeft willen gaan dan 6 maanden dienstplicht. Laten dus de sociaal democraten, als zij het militarisme willen bestrijden, eerst de hand in eigen boezem steken en niet met groote woorden schermen om op die manier de gemeentepoli tiek weg te doezelen. De Voorzitter wenscht, alvorens het woord aan wet houder Berghuis te geven, dit zelf graag even te hebben. Hij is voor zich persoonlijk vierkant tegen deze belasting en heeft dit ook bij zijn entree in het college van Bur gemeester en Wethouders onmiddellijk aan dezen mee gedeeld. Spreker kan dus niet meegaan in het voorste! van Burgemeester en Wethouders. Hij zal niet herhalen waarom; dit is hedenmiddag voldoende naar voren ge bracht en heeft men ook kunnen lezen in de adressen van de menschen, die bezwaar tegen deze belasting heb ben gemaakt. Spreker wil dus meedeelen dat hij per soonlijk niet in het voorstel van het vorige college kan meegaan. De heer Berghuis (wethouder) merkt op dat de Voor zitter het hem gedeeltelijk al gemakkelijk heeft gemaakt. Spreker zou willen mededeelen, dat hij in het vorige college tot de minderheid heeft behoord voor wat betreft de invoering van een zakelijke belasting op het bedrijf. Hij heeft zich daartegen gekant in hoofdzaak op gronden van onbillijkheid, zooals door den heer Visser is be toogd, n.l. omdat belasting moet worden betaald of er winst wordt behaald of niet. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Augustus 1921. 247 Spreker kan zich ook dadelijk aansluiten bij de woor den van den heer Dijstra en wil daaromtrent onmiddellijk zijn exuse maken. Een en ander is te wijten aan sprekers vacantietijd, waarin hij afwezig is geweest, althans niet dagelijks in de stad aanwezig is geweest. Hij vermoedt dat bedoeld stuk van de financieele commissie is geraakt bij de stukken van den verificateur, waarmede de finan cieele commissie zich geheel kon vereenigen. Hierin was de zaak omschreven op dezelfde wijze als door den heer Dijstra is medegedeeld: afschaffing van de personeele belasting, heffing van opcenten op de vermogensbelas ting en tijdelijk uitstellen van een belasting op het be drijf tot men "in meer normale tijdsomstandigheden kon j beoordeelen of deze belasting een winstbelasting zou zijn. De secretarie zal nu het geheel beschouwd hebben als een mededeeling van de eene afdeeling aan de andere j en zoodoende zal het uit het verslag zijn weggebleven, i Met wat de heer Dijstra heeft gezegd kan spreker dus geheel accoord gaan en na deze verklaring is het dan ook overbodig dat de financieele commissie nogmaals wordt gehoord. Dat Burgemeester en Wethouders ove rigens een ander standpunt hebben ingenomen ten aan zien van de personeele belasting, dat is het college toch vrijgelaten. De heer De Boer spreekt over het staatje. Een staatjs op belastinggebied zoo te geven dat het, met willekeu rige grepen uit de aanslagen toch een zuiver beeld geeft, is heel lastig Dit staatje dient dan ook meer om te laten zien dat ook de meer gegoeden bij afschaffing van de personeele belasting onder verschillende omstandighe den vaak eigenaardig vooruit gaan. Een eigenaardigheid van de personeele belasting is natuurlijk dat ieder met vermogen of een zwaar inkomen, die klein gaat wonen, j in staat is zijn personeele belasting daardoor te drukken. Deze heeft toch met iemands inkomen niets te maken; een ieder heeft het zelf in handen om door inkrimping van woonruimte en omgeving in huis de personeele be- i lasting zoodanig naar beneden te halen dat men, bij afschafffing daarvan, in vele gevallen vooruit zal gaan. Vandaar dat het college heeft gemeend de personeele belasting zoo te moeten beschouwen, wat voor meerder bedrag door afschaffing daarvan men aan inkomsten belasting zal moeten betalen. Dat komt vrijwel gelijk uit. Men heeft dan ook in het staatje niet een inkomensgrens willen aangeven, deze heeft met de personeele belasting niets te maken. Maar wel geeft het staatje aan dat de lage en middenstandsinkomens bij afschaffing van de personeele belasting en wanneer deze bedragen door de inkomstenbelasting moeten worden opgebracht daar door niet gediend zouden zijn, in aanmerking nemende, dat de inkomstenbelasting op de personeele leden van een gezin drukken en de personeele belasting op het hoofd van het gezin alleen. Terecht zal de heer De Boer vragen: waarom handhaven Burgemeester en Wethou ders, als het toch ongeveer gelijk uitkomt, de personeele belasting dan nog? Dat is echter gedaan op grond van hetgeen Burgemeester en Wethouders later zeggen, dat zij zekere personen daarvan niet willen ontlasten. Men vindt dat in de eerste kolom van de tweede pagina der bijlage, waar dit wordt omschreven, met het oog op koffiehuishouders, uitwonende bedrijfshouders enz. Dit laatste, de menschen, die hier hun woonplaats niet heb ben, maar hun verdienste wel. beloopt nog al wat. De heer Muller haalde als hier niet wonende maar wel haar verdiensten weghalende zaken aan de spoor- en tramwegmaatschappijen. Spreker gelooft wel dat deze bedrijven vallen onder de dividend- en tantièmebelas ting, maar hij gelooft niet en de Secretaris is dat met hem eens dat deze maatschappijen met de tegen woordige wet in handen door een belasting op het be drijf te belasten zijn. Maar daar kan de verordening niets aan doen, dat zit hem aan de gemeentewet. Voor 't overige kan spreker de aanvallen op de indus triebelasting niet namens Burgemeester en Wethouders verdedigen, omdat hij indertijd tot de minderheid in dit college behoorde en zijn meening was conform het ad vies van de financieele commissie. De heer O. F. de Vries (wethouder) wil, in tegen stelling met zijn collega's, ten opzichte van deze belasting op het bedrijf dit zeggen, dat men de zaak hier wel wat zwart gaat voorstellen. Het gaat er enkel om waaruit die 30 a 40 duizend gulden gevonden moet worden, uit een belas ting op het bedrijf of uit den hoofdelijken omslag. Er zijn hier al heele boomen daarover opgezet, maar de bezwaren zijn toch wel een beetje vergroot. Wanneer men de zaak kalm gaat bezien dan blijkt dat alles staat in de wet en dat dus ook uit het oog wordt verloren dat de regeering eigenlijk het voorstel van Burgemeester en Wethouders heeft voorgesteld. Deze zitten nu vast op wat in het wetsartikel is vastgelegd. Spreker stemt zijn partijgenoot, den heer De Boer, direct toe dat de regeling niet strikt rechtvaardig is, maar de schuld daarvan moeten de belanghebbenden aan de regeering geven. Daarom hebben ook Van der Tempel en Ter Laan in de Kamer voorgesteld het getal van 10 arbeiders te verlagen tot 5 en andere bedrijven die er buiten vallen er ook onder te brengen. Burgemeester en Wethouders kunnen nu wel belastingen invoeren, maar zijn bij de verschillende wetten natuurlijk aan be paalde regels gebonden. Bij dit wetsartikel staat nu dat het bedrijf meer dan 10 personen in 't werk moet hebben, dus zijn Burgemeester en Wethouders daaraan ook gebonden. Wat is nu de groote kwestie? Dat men bang is dat het groot-bedrijf hier niet meer zal komen, dat deze belasting een belemmering zal wezen voor de industrie enz. Doch de belasting begint bij een aantal van 10 man aan personeel en rekent men daarvoor nu een arbeidsloon van 300.per week, dan zal zoo'n be drijf per week slechts 2.meer behoeven te betalen dan op 't oogenblik. Dat is de heele kwestie. Zoo zwaar drukt de belasting dus niet dat daarmee het grootbedrijf zal staan of vallen. In het adres van de Kamer van Koophandel is ge sproken over een zekere verkwisting, waarover de heer Muller al een woord heeft gezegd. Doch ook Burge meester en Wethouders hebben in hun voorstel gewezen op enkele kosten, die in hoofdzaak voor handel en industrie worden gemaakt. In het algemeen gaat hier de legende dat er hier voor de zakenmenschen in den laatsten tijd niets wordt gedaan, maar men moet dan maar eens nagaan dat op de gemeentebegrooting voor komt een post van 5 ton welke, buiten het onderhoud aan enkele openbare gebouwen en scholen, die er ook onder zitten, verder geheel wordt besteed aan het onder houd van straten, wegen en voetpaden. Nu weet spre ker v/el dat ieder inwoner daarvan profiteert, maar dit enorme bedrag komt toch vooral ten goede aan den handeldrijvenclen middenstand en aan de industrie. Dit onderhoud is vooral voor hen van groot en nuttig be lang. Spreker gelooft dan ook dat men de zaak te zv/aar inziet; de bedragen, die worden geheven, zijn niet zoo danig dat de menschen daardoor zouden worden af geschrikt en zich hier niet zouden vestigen of dat men daarom de bedrijven zou inkrimpen tot minder dan 10 personen. De heer Dijstra merkt op dat de Wethouder van Fi nanciën heeft toegestemd de bezwaren, welke door spreker zijn naar voren gebracht. Evenwel heeft hij niet van den wethouder gehoord de groote noodzake lijkheid van de heffing van opcenten op de hoofdsom der vermogensbelasting. Toen in de financieele com missie deze kwestie ter sprake kwam, was het resultaat dat niet een vermeerdering der inkomsten er uit zou voortvloeien, maar dat er een verplaatsing zou plaats hebben van wie het bedrag zouden hebben te betalen. M. a. w., de opcenten op de personeele belasting zouden voor een groot deel door andere menschen worden

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1921 | | pagina 4