250 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Augustus 1921. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 8. (Agenda no. 8). Voorstellen van Burgemeester en Wethouders om op verzoek eervol ontslag te ver kenen a. aan mej. J. M. L. W. Zelle, als. onderwijzeres aan gemeenteschool no. 1 b. aan mej. A. Westra, als onderwfizeres aan ge meenteschool no. 8; c. aan H. v. d. Heide, als onderwijzer aan gemeente school no. 12; d. aan C. Andriesse, als onderwijzer aan gemeente school no. 12; e. aan mej. E. Steinvoorte, als onderwijzeres in de nuttige handwerken aan gemeenteschool no. 5; f. aan J. van Willigenburg, als leeraar in het hand- teekenen aan de Burgeravondschool g. aan H. Annema als directeur-leeraar en aan S. Siersema als leeraar aan de Middelbare Avond handelsschool. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 9. (Agenda no. 9). Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan J. J. Visser alhier een terrein aan den Poppeweg in erfpacht af te staan. Dit voorstel luidt als volgt: Bij adressen van 4 April en 8 Juli j.l. vraagt J. J. Visser alhier hem een stukje bouwterrein aan den Pop peweg in erfpacht af te staan, waarmede, zooals nader is gebleken, bedoeld is een gedeelte van het perceel, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, Sectie G no. 9252. Het terrein kan, in verband met de voor den Pop peweg bij Uw besluit van 28 Maart 1906 no. 93R/37 vastgestelde rooilijn, een diepte verkrijgen van 27 M.; de breedte daarvan wordt 24 M. Bij het onderzoek is gebleken, dat van het in erfpacht gevraagde gedeelte bouwterrein een strook van l/2 M. breedte wordt ver langd voor H. J. Visser te Huizum en de rest ten name van adressant genoemd. Het terrein is in roode arcure aangegeven op het hier bij overgelegde kaartje. Wij zijn met den Directeur der Gemeentewerken van oordeel, dat tegen uitgifte in erf pacht geen bezwaar bestaat, indien dat plaats vindt op den grondslag van eene waarde van 5.per M2. en een rentevoet van 6 en de erfpachters de kosten dragen, welke een gevolg zijn van het uit de huur nemen van het terrein, dat door de gemeente verhuurd is aan j. S. Bottenra. Overigens kunnen de voorwaarden van uitgifte in erfpacht van gronden gelegen aan het Nieuwe Kanaal toepasselijk worden verklaard. Wij geven U onder overlegging van stukken in over weging te besluiten: a. aan J. J. Visser alhier tot 31 December 1990 in erfpacht af te staan een gedeelte van het perceel kadas traal bekend gemeente Leeuwarden, SectieG no. 9252, grenzende aan den Poppeweg, als op de bijbehoorende situatieteekening in roode arcure is aangegeven, ter diepte van 27 M. en ter breedte van \§/2 M.; b. aan H. J. Visser te Huizum tot 31 December 1990 in erfpacht af te staan een strookje bouwterrein, gren zende ten noorden aan het onder a bedoelde gedeelte ter breedte van l/2 M. en diep 27 M. een en ander onder bepaling: dat de canon wordt berekend naar eene waarde van 5.per M2. en een rentevoet van 6 dat de rooilijn 11.75 M. uit de as van den Poppeweg wordt genomen, dat de kosten van het uit de huur nemen van het be doelde terrein komen ten laste van de erfpachters en dat voorts van toepassing zijn, voorzoover mogelijk en niet in strijd met het voorgaande, de bepalingen van uitgifte in erfpacht van bouwterreinen aan het Nieuwe Kanaal. De beraadslagingen worden geopend. De heer Postma weet het niet juist, maar meent bij andere aanvragen om erfpacht gelezen te hebben dat door Burgemeester en Wethouders in hun conclusie wordt voorgesteld grond in erfpacht af te staan aan (hier J. J. Visser) „en rechtverkrijgenden". Dat laatste staat er hier niet bij. De Voorzitter: Dat staat in de voorwaarden. De heer Postnia: Ik meen het toch ook wel in de con clusie gelezen te hebben. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 10. (Agenda no. 10). Voorstel van Burgemeester en Wethouders om hun een crediet te verkenen voor de uitbreiding van de kantoorruimte van de Arbeidsbeurs ten behoeve van de Werkloosheidsverzekering. Dit voorstel luidt als volgt: De gestadige vermeerdering der werkzaamheden bij het bureau der werkloosheidsverzekering heeft er toe geleid dat de ruimte hiervoor in gebruik niet meer vol doet aan noodzakelijke eischen. Gelijk bekend is wordt een gedeelte van het aan de arbeidsbeurs grenzende gymnastieklokaal gebruikt voor de aanmelding der werklooze leden van werkioozenkassen en deze ruimte doet tevens dienst voor de bureauwerkzaamheden, waarmede op dit oogenblik twee ambtenaren belast zijn, en voor de besprekingen met de penningmeesters der verschillende werkioozenkassen. Dat dit alles in één lokaal geschiedt is niet bevorderlijk aan den goeden gang van zaken en het is ook ondoenlijk gebleken besprekingen in het bureau der arbeidsbeurs te houden. De commissie van advies voor de werkloosheidsverze kering vraagt bij brief van 1 dezer verandering in den bestaanden toestand te brengen door de bestaande ruimte in tweeën te deeien en verzoekt tevens van deze gelegenheid gebruik te maken om nog enkele andere daar nader omschreven verbeteringen aan te brengen. Een en ander is op een-bijgevoegde teekening aange duid. De Directeur der Gemeentewerken meent in zijn advies van 14 dezer no. 1236 dat eenige der bijkomstige verbeteringen zonder bezwaar kunnen vervallen of anders uitgevoerd, hetgeen de kosten van 2100.op 1740.terugbrengt. Wij deeien deze meening, doch zijn overigens van oordeel dat verdeeling der thans ge bruikte ruimte in wachtkamer en kantoor eene verbe tering ten goede is, zoodat wij de eer hebben U voor te stellen te besluiten ons college een crediet te ver- leenen van 1740.voor de verbouwing van het lokaal in gebruik bij de administratie der werkloosheidsver zekering aan het Jacobijnerkerkhof, overeenkomstig de plannen en begrooting door den Directeur der Gemeen tewerken ingezonden bij zijn schrijven aan Burgemees ter en Wethouders van 14 Juli 1921 no. 1236. De beraadslagingen worden geopend. De heer Postma verheugt zich dat nu eindelijk aan den wantoestand bij deze lokaliteit een einde zal worden gemaakt; zooals de menschen daar gehuisvest zijn is allertreurigst. Hij zou echter toch willen voorstellen om de verbetering meteen ook maar een klein beetje beter Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Augustus 1921. 251 te maken, door het tochthokje, dat buiten staat, naar binnen te brengen. Men mag daarom lachen maar spre ker gelooft dat dit hokje daar in de eerste plaats geen sieraad is en dan zal het ook voor de gemeente voor- deeliger zijn, Eenigen tijd geleden hing het naast de deur in plaats van er voor; door rijwielen en karren wordt er tegen aan gereden, doordat daar nogal een druk vervoer is en ook heeft het veel te lijden van de schooljongens, die er elk oogenblik boven op zitten. Daarom zou spreker het wenschelijk vinden, als de Raad iotdit voorstel besluit, ook het hokje voor de deur weg te nemen en naar binnen te brengen. De Voorzitter meent dat, als het bezwaar gegrond was, de directeur van gemeentewerken dit ook wel zou hebben gezien. Deze zou dan ook wel hebben geadvi seerd het hokje naar binnen te brengen anders kan toch niet worden verondersteld wanneer willens en wetens de zaak door de jeugd werd afgebroken. Maar hij adviseert integendeel om het te laten staan. Naar sprekers meening is het ook niet noodzakelijk het hokje leverplaatsen. Het is pas het vorige jaar gemaakt, voor afbreken bestaat geen gegronde reden, dan is het toch wel wat al te erg om het wel te doen. Wil de heer Postma er een voorstel van maken? Dit blijkt het geval te zijn. Het wordt door den heer l.autenbach ondersteund. De Voorzitter De bedoeling is dus het crediet te brengen op 2100. De heer Postma zegt dat nu direct wordt opgemerkt dat spreker het crediet op 2100.wil brengen. De directeur van gemeentewerken heeft in dat crediet echter nog iets anders opgenomen. Spreker gelooft niet dat dit zooveel geld behoeft te kosten, het betreft slechts het wegnemen van een paar ijzeren bouten, waarmee het hokje aan den muur vast zit en het naar binnen brengen. Als men er op 't oogenblik heengaat zal men zien dat het hokje er nog maar aan een zijde aan hangt. Spreker blijft het beter vinden dat het binnen komt. De heer O. F. de Vries (wethouder) merkt op dat onder de kosten van 2100.ook nog is begrepen het pleisteren van een muur. Dat kan dus vervallen. Als de heer Postma zijn voorstel maakt, dan stelt hij voor het hokje te vertimmeren zooals door de commissie is aangevraagd. De Voorzitter wil in stemming brengen het voorstel van den heer Postma, dat dus hier op neer komt dat een crediet van 1740.wordt verleend voor de ver bouwing en ook het noodige crediet wordt toegestaan voor vertimmering van het hokje. De heer Visser vraagt of, wanneer het hokje binnen wordt geplaatst, men het interieur daarmee ook zal be derven. De Voorzitter: Neen. De heer O. F. de Vries (wethouder): Er is niets aan te bederven. De beraadslagingen worden gesloten, waarna het voorstel van den heer Postma (voorstel van Burge meester en Wethouders, aangevuld met het toestaan van een crediet voor vertimmering van het tochthokje) aangenomen wordt met 14 tegen 8 stemmen. Vóór stemmen: de heeren Lautenbach, Van der Werff, Postma, Cohen, Muller, Visser, Zandstra, Koopal, Fran sen, B. Molenaar, De Vos, De Boer, IJ. de Vries en M. Molenaar. Tegen stemmen: de heeren Dijstra, Tiemersma, O. F. fis Vries, Jansen, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Tulp, Dijkstra en Van Weideren baron Ren- gers. 11. (Agenda no. 11). Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het beroepschrift van K. Kuperus te Menaldum, inzake de hem geweigerde vergunning tot het bouwen van een woonhuis aan den Harlinger- straatweg N.Z. Dit prae-advies is opgenomen in het verslag der ver gadering van 26 Juli 1921 (Handelingen 1921 bladz. 227). Het advies van de commissie van beroep, bedoeld bij art. 70 der Bouwverordening, tot het inwinnen waarvan de Raad in zijne vergadering van 26 Juli 1921 besloot, luidt, dat zij zich vereenigt met de adviezen der Schoonheidscommissie, die eene afwijzende be schikking op het verzoek van K. Kuperus in overweging gaven. De beraadslagingen worden geopend. De heer Fransen zegt dat de Raad thans ook heeft gezien het advies van de hoogere schoonheidscommissie en dat deze accoord gaat met het advies van de schoon heidscommissie hier. Dit heeft spreker wel in bijzondere mate verwonderd; hij weet niet of de heeren ook hier zijn geweest om met eigen oogen zich te overtuigen van den welstand ten opzichte van de omgeving, zoo niet, dan heeft dit advies geen waarde voor spreker. Nu dit advies er eenmaal is, zou dit voor den Raad onwillekeurig aanleiding kunnen zijn om mee te gaan met het advies van Burgemeester en Wethouders. Spre ker heeft den vorigen keer niet over de zaak zelve ge sproken, maar meent nu nog wel het een en ander daar omtrent te mogen zeggen. Het bevreemdt hem ten zeerste dat een tusscheiïruimte van 6 meter hier niet voldoende wordt geacht, terwijl tusschen de onmiddel lijk er aan grenzende perceelen een tusschenruiinte is van 3 a 4 Meter. Burgemeester en Wethouders zeggen ten opzichte van den bouw van de onderhavige woning dat het huis, als het in de rooilijn zal komen, nader tegen het andere zal worden aangedrongen, dat van grootere afmetingen en van een andere bouworde is. Maar dat „nader aangedrongen" beteekent hier altijd nog een afstand van 6 Meter; spreker zou zeggen dat dit nog niet zoo „aangedrongen" is. Dat het te bouwen huis niet zoo groot en van een andere bouworde is als het naast gelegen gebouw, is geen motief. Men moet er ook reke ning mee houden dat het er 6 Meter af staat. De andere woning bestaat uit een dubbel heerenhuis met de deur in 't midden en aan weerskanten 2 ramen. Op een af stand van 6 Meter daarvan wordt nu gevraagd een vil- latje te mogen bouwen; dit huis wordt wel niet zoo groot en slechts van een verdieping, maar het wordt toch 7 Meter hoog. Er staan aan den overkant van den weg ook verschillende heerenhuizen, waartusschen de afstand slechts 2 Meter is en die uit 2 verdiepingen be staan met een kap. Spreker begrijpt dan ook niet hoe Burgemeester en Wethouders, afgezien van het advies van de Schoonheidscommissie, kunnen zeggen, dat deze bouw in strijd is met de omgeving. Als de bouw daarmee in strijd is, dan zou het moeten zijn, omdat het er nog dichter bij moet, dan krijgt men meer overeenstemming met de omgeving. Dit perceel zal er te ver af komen, maar, men kan het er wel dichter bij plaatsen en den afstand geringer maken dan 6 Meter. Spreker acht dan ook niet het minste motief aanwezig om den bouw te weigeren; het is een gebouw dat aan alle eischen vol doet en de afstand tusschen alle huizen er naast en aan de overzijde is kleiner. Spreker zou dan ook de bouw vergunning wel willen verleenen. De heer De Boer zou, in tegenstelling met wat de heer Fransen heeft opgemerkt, met klem in overweging

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1921 | | pagina 6