252 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Augustus 1921.
willen geven het prae-advies wèl aan te nemen. En dat
niet in de eerste plaats om het bouwen zelf, hoewel
ook dat van veel beteekenis is. Maar men heeft hier het
advies gehad van de gewone schoonheidscommissie en
van de hoogere schoonheidscommissie, commissies, die
zijn ingesteld door den Raad om Burgemeester en Wet
houders te adviseeren inzake punten betreffende den
welstand der stad en waar nu beide adviezen gelijk
luidend zijn, om niet den bouw van dit kleine huisje
toe te staan, zou het 't toppunt zijn, wanneer de Raad
het verzoek van den eigenaar inwilligde. Het verwondert
spreker trouwens ook dat de heer Fransen, die zelf niet
onbekend is met het bouwvak en wel eenigen kijk heeft
op maten en verhoudingen, dit verzoek van Kuperus
ondersteunt. Spreker zou haast zeggen dat een boere-
paard, dat uit Marssum komt, wel kan zien dat dit huis
den welstand daar zal schaden. Het is jammer genoeg
dat men vroeger met dien welstand in Leeuwarden zoo
weinig rekening heeft gehouden. Het gevolg daarvan
is geweest dat men stadswijken heeft gekregen, die ver
schrikkelijk zijn van leelijkheid. Laat men liever zorgen
dat de stad een beetje mooier wordt. Spreker hoopt dan
ook dat het verzoek van Kuperus niet wordt ingewilligd
en gaat daarom in het prae-advies van Burgemeester en
Wethouders mee.
De heer Fransen hoort dat de heer De Boer in 't mid
den brengt dat de eerste en de tweede commissie zijn
gehoord. Maar dat zijn slechts commissies van advies.
Als de Raad zich daarbij altijd neerlegt, terwijl men bij
den Raad in beroep moet komen, dan behoeft er geen
Raad te zijn. Deze kan zich laten voorlichten, maar
wanneer hij doorgaat steeds het advies van de schoon
heidscommissie te volgen zonder zelf uitspraak te doen
wordt de Raad een marionet. De wetgever heeft het
anders gewild dan dat men steeds aan dat advies zal
vasthouden en dit zal sanctionneeren.
De heer De Boer zegt verder dat ieder karrijder wel
kan zien dat het een misstand is. 't Is mogelijk, maar
waar hier een tusschenruimte is van 6 Meter, terwijl
die bij de andere perceelen, die kort geleden zijn
gebouwd, slechts 4 en aan de overzijde maar 2 Meter
bedraagt, is dat geen bewijs dat die 6 Meter tusschen
ruimte hier den welstand zal schaden. Als het een mis
stand is, dan zal men de zaak meer in den vorm brengen
door de tusschenruimte ook hier 4 Meter te maken, dan
wordt het meer in den geest, zooals de huizen daar zijn
gebouwd en dan zal het mogelijk ook de goedkeuring
der karrijders kunnen wegdragen. Spreker begrijpt niet
hoe de heer De Boer de zaak op deze manier kan ver
dedigen.
De heer O. F. de Vries (wethouder) merkt op dat
de heer Fransen de zaak zoo verdedigt dat Burgemees
ter en Wethouders, vooral naar aanleiding van het ad
vies der schoonheidscommissie en op grond van den
afstand tusschen de huizen, afwijzend beschikken. Maar
de schoonheidscommissie heeft haar advies zoo inge
kleed dat ook volgens artikel 12 der bouwverordening
een afwijzend advies is gegeven en het is ook de be
doeling, dat later altijd de schoonheidscommissie in der
gelijke gevallen wordt gehoord. Dit plan voldoet niet
aan de eischen van welstand in verband met de omge
ving en daarom is het door Burgemeester en Wethouders
afgewezen. Het is in den Raad gekomen naar aanleiding
van het beroep en toen is op voorstel van den heer
Fransen zelf de zaak onderworpen aan het oordeel van
de hoogere schoonheidscommissie. Nu is het volkomen
juist wat de heer Fransen zegt, dat de Raad vrij is in
zijn oordeel, spreker wil dat niet tegenspreken. Maar
in het feit, dat met algemeene stemmen is besloten over
de zaak de hoogere schoonheidscommissie te hooren
lag toch ook opgesloten, dat de Raad met het advies
dier schoonheidscommissie accoord zou gaan. Spreker
vindt het van zelf sprekend dat de Raad met het advies
van menschen, die deskundig zijn wat de Raad niet
is accoord moet gaan.
De heer De Boer zou, waar de heer Fransen heeft
gezegd dat de opmerking, van sprekers zijde gemaakt
hem heeft verwonderd, willen zeggen, dat deze verwon
dering wederkeerig is. Het verwondert spreker dat de
heer Fransen de autoriteit van de schoonheidscommissie
niet erkent. Er zijn toch sommige dingen en zaken,
waartoe niet iedereen in staat is om er over te oordee-
len en waaromtrent men gaarne zijn meening geeft voor
die van hen, die er beter over kunnen oordeelen. Ten
opzichte van den godsdienst meent spreker dat derge
lijke dingen ook wel voorkomen; vandaar dat hem de
meening van den heer Fransen en diens uitdrukking dat
de Raad hier een marionet is, verwondert. De Raad
staat hier als minder deskundige tegenover deskundigen
en moet het advies van dezen aanvaarden en opvolgen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt
met 16 tegen 6 stemmen aangenomen.
Vóór stemmen: de heeren Dijstra, Tiemersma, Coltan,
O. F. de Vries, Jansen, mevrouw BuismanBlok Wij-
brandi, de heeren Tulp, Dijkstra, Van Weideren baron
Rengers, Visser, Zandstra, Koopal, B. Molenaar, De Vos,
De Boer en IJ. de Vries.
Tegen stemmen de heeren Lautenbach, Van der
Werff, Postma, Muller, Fransen en M. Molenaar.
12. {Agenda no. 12). Voorstel van Burgemeester a
Wethouders tot het instellen van cene rechtsvordering
tegen S. Kooistra. wegens wanbetaling van aan het ge
meentelijk electriciteitbedrijf verschuldigde gelden.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
13. (Agenda no. 13). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot ondcrliandschcn verkoop van het aak
schip der gemeentereiniging.
Dit voorstel luidt als volgt:
Bij de openbare inschrijving voor den verkoop van
schepen der gemeente-reiniging, ingevolge Uwe mach
tiging van den 28 Juni 1.1., werd het hoogst ingeschreven
voor het aakschip ,,Uz Heit" met 7010.Wij zou
den krachtens deze machtiging het schip hebben kunnen
verkoopen, doch hierbij zijn andere belangen, met name
van den schipper van het vaartuig,, aan' de orde ge
komen, die het wenschelijk maken Uwe Vergadering
hierin te kennen. Het feit doet zich n.I. voor dat de
schipper van dit vaartuig, P. Theissens, geene woning
kan bekomen, zoodat het schip in den eersten tijd niet
geleverd zou kunnen worden en hij ook overigens
broodeloos zou staan. Laatstgenoemde heeft nu tot ons
het verzoek gericht hem het schip te verkoopen tegen
den genoemden prijs, onder voorwaarde dat hij dadelijk
1010.stort en het restant in 10 jaar wordt betaald,
een rente van 6 voldoet over het onbetaalde gedeelte,
terwijl de gemeente eerste verband op het schip ver
krijgt voor het niet betaalde gedeelte der koopsom,
Bovendien is een solide borg aanwezig voor de betaling
der jaarlijksche aflossingstermijn en rente.
Het is naar aanleiding van het vorenstaande dat wij
U in overweging geven te besluiten het aakschip „Uz
Heit" met toebehooren voor de som van 7010.te
verkoopen aan P. Theissens, tot dusver tijdelijk schipper
op dat vaartuig, onder voorwaarde dat hij onmiddellijk
1010.stort, het overblijvende in 10 jaar wordt af
betaald, ten minste 600.elk jaar, hij over het niet
afgeloste gedeelte een rente voldoet, berekend naar 6 U
per jaar en de gemeente, behalve een borgstelling
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Augustus 1921. 253
voor de jaarlijksche aflossing en rentebetaling, eerste
verband krijgt op het schip en dat de kosten dezer
overeenkomst door den kooper worden gedragen.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Cohen heeft op het voorstel zelve of op den
kooper niets tegen, maar meent dat er in deze zaak een
onbillijkheid zit. Hij gelooft wel dat Burgemeester en
Wethouders het recht hebben om bij een openbare in
schrijving iets terug te houden, maar men maakt hier
nu toch gebruik van den prijs, die door den hoogsten
inschrijver is geboden. En dat schipper Theissens geen
woning had en broodeloos zou worden wist men toch
ook vooruit, dat is men toch op het laatste oogenblik
niet te weten gekomen. Spreker acht dezen gang van
zaken niet bevorderlijk voor volgende openbare inschrij
vingen vanwege de gemeente.
De heer Lautenbach zegt dat, als hij juist is ingelicht
en als het onjuist is geweest dan zal de wethouder
het hem wel anders beduiden tot de inschrijvings-
voorwaarden behoorden dat men een soliden borg moest
stelllen en binnen 4 dagen de kosten en de hoofdsom
moest betalen. Zoo is hem meegedeeld door den hoog
sten bieder op het schip. Spreker heeft geen verstand
van schepen en zal zich aan een oordeel daarover dan
ook niet wagen, maar hij begrijpt dit wel, dat er geen
sprake van is dat er geen woning voor Theissens was.
De man woont in een schip en schepen zijn er op 't
oogenblik legio te koop. De scheepstimmerlieden
smachten naar een kooper. Dit is dus geen verhouding;
zooals de heer Cohen reeds heeft opgemerkt, men wist
dit al van te voren. Er komt nog bij dat meer dan een
gegadigde heeft gezegd: Indien wij met een borgstelling
in 10 of 5 jaar de koopsom hadden mogen betalen dan
zouden wij graag 2000.meer hebben betaald. Maar
de groote moeilijkheid voor jonge schippers is om op
een gegeven oogenblik zooveel geld ter beschikking te
hebben. Als de mededeelingen, die spreker zijn ge
daan, waarheid bevatten, dan is hierbij dan ook sprake
van bevoorrechting. Dat de man geen woning kon krij
gen is althans een smoesje. Is spreker wel ingelicht,
dan is het schip al vast weer uitgezeild om een lading
stroo te halen uit Groningen en ligt het daar nu reeds
volgeladen met stroo. Zooiets is hier echter geen zeld
zaamheid, dat een besluit wordt genomen als 't alreeds
is uitgevoerd; 't gebeurt ook wel met 't leggen van
straten en stoepen, dat de Raad zijn besluit mag nemen
als alles er al ligt.
Spreker herhaalt dat als hij juist is ingelicht, bij de
inschrijving de voorwaarde is gesteld dat binnen 4
dagen de hoofdsom en kosten moesten worden gestort
en dat hij, als dit zoo is ofschoon hij de betrokken
personen absoluut niet kent het 't beste vindt, dat
het schip opnieuw wordt geveild. Men weet nu een
maal den prijs; de menschen hebben kosten gemaakt
en deze persoon, die niet eens heeft ingeschreven, zal
profiteeren van de taxatie en kennis van anderen.
De heer Dijkstra (wethouder) zal er van zeggen, wat
hij er van zeggen kan. Hij wil even meedeelen dat hij
deze geheele zaak niet heeft meegemaakt, maar het is
toch wel eigenaardig hoe verschillend men over de
moeilijkheden denkt, waarvoor Burgemeester en Wet
houders komen te staan. Spreker wil er aan herinneren
dat er zoopas uitdrukkelijk prae-advies is gevraagd
voor het geval met Van Kampen. En nu Burgemeester en
Wethouders, door een samenloop van omstandigheden
aan de reiniging, schipper Theissens, die niet minder
lang in dienst der gemeente is geweest dan Van Kampen
on die wel geen vaste aanstelling had, maar toch de
toezegging dat hij eigenlijk vast kon blijven, willen
helpen, nu is 't ook niet goed. Men moet toch weten,
dat de zaak zoo lastig was, dat er onmiddellijk in moest
worden voorzien. Spreker meent dan ook dat de kwestie
verdedigbaar en in den geest is van de vorige aange
legenheid. Burgemeester en Wethouders hebben ge^-
tracht de zaak zoo te leiden dat, als Theissens het
financieel voor elkaar kon krijgen, hij het schip behield.
Het gaat niet alleen om het moeilijk krijgen van een
woning, maar het gaat om het bestaan van den man,
wat nog veel erger is. Dat heeft ten slotte Burgemeester
en Wethouders tot hun voorstel gebracht. Hier kwam
ook nog deze moeilijkheid bij dat het voor iemand, die
niet kapitaalkrachtig is, wel eenige moeite kostte om
een dergelijke zaak voor elkaar te brengen. Menschen
die het flink kunnen betalen hebben daar minder moeite
mee en daarom, indien men den betrokken persoon
eenige dagen meer tijd laat om een dergelijke zaak
voor elkaar te brengen, dan geeft men hem ook een
kans. Als men toch wel sympathiek stond tegenover
de zaak, maar men gaf hem geen gelegenheid een
borgstelling te krijgen, dan was dat een soort apenliefde.
Spreker heeft niet de geheele zaak meegemaakt, maar
hij staat er zeer sympathiek tegenover, al was het alleen
maar om iemand, die financieel zwak staat en die door
omstandigheden bij de gemeente gedupeerd zou zijn
en daardoor schade zou lijden, aan een broodwinning
te helpen. Spreker wil hieraan nog toevoegen dat aan
Van Kampen hetzelfde is aangeboden, toen de zaak
reeds in een vergevorderd stadium verkeerde.
Wat de kwestie van het betalen van de koopsom be
treft, daarin heeft de heer Lautenbach gelijk, die moest
geschieden binnen 4 X 24 uur na de gunning. Maar
wanneer de gunning niet plaats heeft, dan kan dat nog
al een tijdje duren; dat is de practijk van dergelijke
dingen.
De heer Lautenbach is nu nog veel slechter tevreden.
Nu is de zaak zoo dat de geheele verkoop comedie is
geweest. Men gaat hier nu praten van een mondelinge
loezegging aan Theissens dat hij in gemeentedienst kon
blijven en van Van Kampen wist men dat niet. Maar
spreker komt op het feit van den termijn van koop.
Daardoor kregen jonge schippers geen kans en deze
man, die heelemaal geen moeite heeft gedaan om in te
schrijven, krijgt het. Deze man gaat een 8 dagen wat
ronddwalen en dan wordt er gezegd: hij moet 't maar
hebben. En zoo wordt de gemeente de dupe voor een
paar duizend gulden.
De heer O. F. de Vries (wethouder) vindt het jammer
dat de heer Berghuis afwezig is. Deze heeft een groot
deel van de zaak zelf behandeld en zou ze beter kunnen
toelichten. Maar spreker kan dit wel zeggen dat de
voorstelling, welke de heer Lautenbach aan de zaak
geeft, als zou de geheele verkoop comedie geweest zijn,
absoluut verkeerd is.
De heer Lautenbach: Zoo'n indruk wekt het toch.
De heer O. F. de Vries (wethouder) wil dan uitdruk
kelijk de verzekering geven dat dit niet het geval is.
Toen de zaak geveild is, was er absoluut nog geen
sprake van dat Theissens het schip zou krijgen. Spreker
kent niet de meening van Burgemeester en Wethouders,
maar zou er voor zijn om de zaak aan te houden, opdat
de heer Berghuis ze later beter kan toelichten.
De heer Lautenbach: Zouden Burgemeester en Wet
houders dan ook een onderzoek willen instellen of ik
juist ben ingelicht, dat het schip thans met stroo ge
laden wordt in Zoutkamp?
De heer Dijkstra (wethouder) zegt dat de heer Lau
tenbach heel wat beweert en spreekt van een paar
duizend gulden schade voor de gemeente, maar dat
spreker van den heer Lautenbach, als deze met zulke
beweringen wil komen, eerst wel eens materiaal daar-