268 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 September 1921, Reeds bij de behandeling van dit artikel in zijn tegen woordige redactie, in Uwe vergadering van 27 Mei 1919, is een voorstel ingediend om dit artikel niet op te nemen. Met groote meerderheid (16 tegen 4 stemmen) is toen besloten om het artikel in het Werkliedenregle ment te handhaven (verslag van 's Raads handelingen van 27 Mei 1919, blz. 138 v.v.). Wij verwijzen U voor de geschiedenis en de strekking van het artikel zelf naar de toelichting daarop (bijlage no. 6 van 1919, blz. 148 en 153, onder artikel 50 K). Op grond van het voorafgaande hebben wij de eer U voor te stellen om tot afwijzing van het gedaan ver zoek te besluiten De beraadslagingen worden geopend. De heer Muller kan zich met een afwijzend prae-ad- vies ten opzichte van dit adres vereenigen; hij zal daar voor stemmen. Alleen is hij, ten opzichte van wat door de federatie gevraagd wordt, van meening, dat, zoolang de strafbepaling onder artikel 59 van het Werklieden reglement niet in dien zin gewijzigd is, dat, bij mogelijk ontslag of wegzenden uit den dienst, het scheidsgerecht in hoogste instantie beslist, zoolang dat er dus niet in staat, er iets hapert aan de rechtspositie van het perso neel. Ofschoon spreker dus dezen keer voor het prae-ad- vies zal stemmen, geeft hij te kennen, dat men te zijner tijd van hem een voorstel kan verwachten tot wijziging van artikel 59 van het Werkliedenreglement. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 12 Agenda no. 13). Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het adres van G. van Kampen om hem geldelijk tegemoet te komen wegens opheffing zijner betrekking als kapitein eener gemeentelijke sleepboot. Dit prae-advies luidt als volgt: Bij adres aan Uwe Vergadering van 12 Augustus 1.1. verzoekt G. van Kampen hem öf een jaarlijksche ver goeding óf een gratificatie in eens toe te kennen op grond dat hij, tot aan den verkoop van de gemeentelijke sleepboot de „Nautilus", die onlangs met Uwe machti ging van de hand is gedaan, kapitein van die boot, destijds zou zijn aangesteld met de verzekering dat hij een blijvende positie in dienst der gemeente zou erlan gen en thans schade lijdt van de opzegging van den dienst tegen 1 November a.s. Gelijk in Uwe laatste vergadering bij gelegenheid van de beraadslagingen of de Raad al of niet een be slissing op dit adres zou geven, onzerzijds is opgemerkt, is bij ons van die verzekering eener vaste positie niets bekend en er is in eenig besluit dan ook niets van vast gelegd. Het gaat dus niet aan op deze bewering eenige vergoedingsaanspraak te grondvesten. Blijft over of die bestaat op grond van zijn ontslag uit den dienst. Van Kampen is destijds nooit vast in dienst genomen en aan artikel 69 van het Werkliedenreglement, dat alleen een wachtgelduitkeering aan vaste werklieden bij dienst opzegging door de gemeente kent, kan hij derhalve geen recht ontleenen. Evenmin aan het raadsbesluit van 27 Januari 1920 no. 36R/18, dat luidt als volgt: „I. aan tijdelijke of zoogenaamd losse werklieden die tengevolge van ouderdom eervol uit den gemeentedienst worden ontslagen, na de gemeente ter beoordeeling van Burgemeester en Wethouders voldoend langen tijd ge diend te hebben, eene jaarlijksche uitkeering of grati ficatie uit de gemeentekas te verleenen tot een bedrag gelijk aan het pensioen, dat zij zouden genieten voor het geval zij steeds in vasten gemeentedienst waren ge weest; II. aan vaste werklieden, die vóór 1 October 1913 voldoend langen tijd onafgebroken tot dien datum tijde lijk in gemeentedienst zijn geweest, welke tijdelijke diensten niet voor pensioen in aanmerking kunnen wor den gebracht en die tengevolge van ouderdom eervol worden ontslagen, zoo hunne omstandigheden daartoe leiden, een toeslag op het door dezen te ontvangen pensioen te geven, tot zoodanig bedrag dat het pensioen, vermeerderd met den toeslag, gelijk is aan het bedrag, dat zij aan pensioen zouden ontvangen als de bedoelde tijdelijke dienstjaren wel voor pensioen in aanmerking waren genomen." Sub I is niet van toepassing, omdat van Kampen niet op grond van ouderdom ontslagen en ook slechts 3/2 jaar tijdelijk in dienst is geweest; sub II niet omdat hij nimmer vast werkman was. Alleen uit een oogpunt van billijkheid kan hier van eenigerlei tegemoetkoming sprake zijn en deze lijkt ons door ons besluit om hem na zijn dienstopzegging nog tot 1 November, d. i. 3 maanden op het bestaande weekloon van 40.-, hooger dus dan het loon in de hoogste Ioonklasse bedraagt, voor lichte en eenvoudige werkzaamheden in dienst te houden, voldoende betracht. Verder is bij de gemeente, die meer tijdelijk personeel heeft, zal de billijkheid bij anderen ook in het oog kun nen worden gehouden, niet te gaan. Wij stellen U, onder wederaanbieding van het adres, dus voor daarop afwijzend te beschikken. De beraadslagingen worden geopend. De heer Jansen verbaast zich, naar aanleiding van wat in de vorige vergadering is besproken, over het prae-advies, dat van Burgemeester en Wethouders is gekomen. Wanneer men zich maar even gaat indenken wat de vorige vergadering naar voren is gebracht, dan blijkt dat Van Kampen het slachtoffer is gev/orden van omstandigheden, dat hij indertijd in gemeentedienst is overgegaan toen hij de sleepboot aan de gemeente ver kocht onder belofte dat hij in vasten gemeentedienst zou overgaan, dat hij herhaaldelijk bij den toenmaligen directeur van gemeentewerken er op heeft aangedron gen om die belofte op schrift vast te stellen, doch dat door dienzelfden directeur telkens en telkens de zaak weer op sleeptouw is gehouden, zoodat er niets op schrift is vastgelegd geworden. Nu is de sleepboot ver kocht en is Van Kampen daarmee broodeloos. Spreker was de vorige vergadering zeer tevreden over het ant woord van den wethouder van de Bedrijven, dat men een schappelijke oplossing zou zoeken. Nu is er echter een afwijzend prae-advies van Burgemeester en Wet houders, wat zeer teleurstellend en nadeelig voor den betrokkene moet zijn. Spreker wil dan ook adviseeren het prae-advies niet te aanvaarden en alsnog een nader voorstel van Burgemeester en Wethouders uit te lokken om öf een gratificatie öf een vergoeding toe te staan. De Voorzitter wil er opmerkzaam op maken dat Bur gemeester en Wethouders van een uitdrukkelijke belofte, dat Van Kampen in vasten dienst der gemeente zou overgaan, niets hebben vastgelegd gevonden. Spreker zou het trouwens ook zeer eigenaardig hebben gevonden wanneer men tegen iemand op 61-jarigen leeftijd had gezegd: je sleepboot wordt overgenomen en jij komt in vasten dienst. Er wordt nu wel gezegd: Van Kampen wordt broo deloos, maar men moet den toestand eens zuiver stellen. Gesteld, dat de sleepboot niet was verkocht, dan had Van Kampen toch, volgens de regels, die van toepassing zijn, een maand na 1 November opzegging van zijn dienstverband gekregen, omdat hij dan den 65-jarigen leeftijd heeft bereikt. Van Kampen is slechts ruim 3)4 jaar in dienst geweest; recht op pensioen heeft hij dus Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 September 1921. 269 tieelemaal niet. Hij had hoogstens een maand langer kunnen blijven en had, wegens het bereiken van den 65-jarigen leeftijd, dan toch opzegging gekregen. Wan neer iemand op 61-jarigen leeftijd in gemeentedienst komt en er op 65-jarigen leeftijd weer uit moet, dan weet hij dat hij met ruim 4 jaar dienst geen recht op pensioen heeft. Er is ook indertijd een kwestie geweest over tijdelijk personeel, o. a. aan de gasfabriek, dat jaren en jaren in dienst der gemeente is geweest en er op 65-jarigen leeftijd uit moest. Daaromtrent heeft de Raad gezegd dat het niet goed is dat zulke menschen steeds jaren en jaren, sommigen zelfs gedurende 17 en 18 jaren, in tijdelijken dienst bleven en dat men op deze menschen, die nu eenmaal zoo lang in tijdelijken dienst waren, maar eigenlijk een vaste aanstelling hadden moe ien hebben, zou toepassen een gratificatie, gelijkstaande met het pensioen van het vaste personeel, n.l. Vüo van het tractement voor ieder dienstjaar. Dit is echter al weer een jaar geleden. Dat vroegere personeel kwam werkelijk voor die vergoeding in aanmerking. Maar iemand, die op 61- of 62-jarigen leeftijd in dienst der gemeente komt en weet dat hij er op 65-jarigen leeftijd weer uit moet, die weet ook dat hij op een dergelijke vergoeding geen kans heeft en hoogstens 4 jaar in dienst der gemeente kan zijn. En in December wordt Van Kampen 65 jaar; bij ontslag op dien datum zou het slechts een maand uitstel van executie zijn geweest. De heer Jansen is van oordeel dat de Voorzitter nu een kwestie in debat brengt, die er heelemaal buiten zou kunnen blijven, omdat Van Kampen juist al in dienst was, toen de verscherpende bepaling omtrent den 65- jarigen leeftijd in werking trad. Spreker meent dat dit April 1919 is geweest. Voor dien tijd liet men oogluikend toe dat ouderen in gemeentedienst bleven. De Voorzitter heeft ook zelf gezegd dat Van Kampen nog iets langer kon blijven. Bij spreker heeft echter voorgezeten de belofte van den directeur Holsboer, die niet heeft kunnen denken aan een dergelijk ontslag. Toen zijn later de ver scherpte bepalingen gekomen, nu is de sleepboot ver kocht en is Van Kampen broodeloos. Of dat nu Van Kampen is of een ander, dat doet er niet toe, maar er is een arbeider broodeloos, voor wien op dezen leeftijd niets meer te krijgen is. Spreker meent dan ook wel dat hij aanspraak op een gratificatie verdient. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met 22 stemmen tegen 1 stem aangenomen. Tegen stemt alleen de heer Jansen. 13 Agenda no. 14). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot heffing van 50 opcenten op de hoofdsom der vermogensbelasting, te beginnen met het belastingjaar, aanvangende op 1 Mei 1922 onderdeel 2 van het voorstel, opgenomen in bijlage no. 41). De beraadslagingen worden geopend. De heer Berghuis (wethouder) deelt mede dat dit gedeelte van het voorstel de vorige maal op zijn ver zoek is aangehouden, met het oog op een nader onder zoek omtrent het staatje, dat in de bijlage is opgenomen. De heer De Boer heeft in de vorige vergadering opge merkt, en daarbij voorbeelden aangehaald, dat de be lastingbetalers, bij afschaffing der opcenten op de per soneele belasting, in het voordeel zouden zijn, wanneer die gelden door de inkomstenbelasting moesten worden opgebracht. Hij heeft toen o. a. aangehaald het inkomen van 1350.waarbij het percentage van 0,4 terugging tot 0.23 en dat van 1600.waarbij het percentage terugging van 2.tot 0.27. Hierover had spreker toen met den heer De Boer eenig verschil. Aangezien het voor spreker vreemd was, dacht hij dat er boven aan het op schrift in de kolommen iets ontbrak. Dit was echter een misverstand. Het is gebleken dat de heer De Boer op de voorbeelden, welke hij heeft aangehaald, gelijk heeft, n.l. dat werkelijk bij afschaffing van de opcenten op de personeele belasting de inkomens van de door hem aan gehaalde voorbeelden vooruit gingen. Daarmee was spreker abuis. Doch het is slechts een heele kleine moeite gebleken om ook evenveel voorbeelden aan te halen dat men achteruit gaat. Men heeft hier dan ook niet met een afgewerkt staatje.-te doen, maar de kwestie is: evenveel aanslagen als men heeft, evenveel afwij kingen heeft men ook bij de personeele belasting. Dat verschil valt vooral op als er bij komt de heffing van opcenten op de vermogensbelasting. Er is geen huisge zin waar de personeele belasting gelijk is, al is het inkomen wel gelijk. Burgemeester en Wethouders meenden echter, on danks het voordeel, dat enkelen er van zouden hebben, hun voorstel niet te moeten wijzigen, maar zich te moe ten houden aan den inhoud van de eerste kolom van pagina 2 der bijlage. Wanneer men overgaat tot af schaffing der opcenten op de personeele belasting moet men ook in aanmerking nemen dat in de belasting, waar van een deel wordt ontslagen, door anderen in anderen vorm moet worden bijgedragen, doordat zij meer inkom stenbelasting moeten betalen. Maar vooral hebben Bur gemeester en Wethouders hun standpunt niet gewijzigd, omdat zij geen enkel ander middel hebben om de ver schillende groote zaken hier in de stad te treffen. Er zijn hier inrichtingen in de stad, die bij afschaffing der opcenten op de personeele belasting een tegemoetko ming zouden krijgen van 400.die zij thans als opcenten betalen aan de gemeentekas. Het college ziet geen enkele reden om die inrichtingen daarvan vrij te stellen, maar ook geen enkel ander middel om ze wel te treffen. De inkomsten hieruit beloopen voorts een groot deel van het totaal aan opcenten op de perso neele belasting .Waarom Burgemeester en Wethouders bij hun voorstel blijven om de opcenten op de personeele belasting te handhaven. De heer Dijstra heeft den vorigen keer zijn bezwaren tegen de voorstellen in deze bijlage al ontwikkeld en de wethouder van Financiën heeft nu een verklaring afgelegd, waarom deze bijlage weer precies gelijk aan den Raad wordt aangeboden. Waar het den vorigen keer gelukt is punt 1 van het voorstel, door het beter inzicht van den Raad, van het tooneel te doen verdwij nen, rest nu nog de behandeling van punt 2: de heffing van 50 opcenten op de hoofdsom der vermogensbelas ting. Spreker wenscht nu nog even terug te komen op het geen hij den vorigen keer heeft gezegd, omdat dit in nauw verband staat met wat is besproken in de finan- cieele commissie en omdat de behandeling van deze kwestie in de financieele commissie voor hem het punt van uitgang is. Het resultaat in de financieele commissie is dit geweest, dat de toen aanwezige leden het met den Voorzitter hierover eens waren: dat er 100 opcenten op de vermogensbelasting zouden worden geheven; dat daartegenover de gemeentelijke opcenten op de personeele belasting zouden worden afgeschaft en dat met een voorstel tot instelling van een zakelijke belasting op het bedrijf zou worden gewacht, zoolang, tot men de overtuiging had, dat de betreffende zaken die belasting zouden kunnen dragen. Spreker mist nu in deze bijlage de verklaring van het college, waarom de meening van de commissie heele maal ter zijde is gezet. Hij heeft ook wel een een bijlage van het college onder de oogen gehad, waarin ten slotte nog een clausule voorkwam, dat de financieele commis sie adviseerde in die en die richting een stap te doen en dat het college zich daarbij kon aansluiten. Dat mist spreker hier, daaromtrent is heelemaal geen verklaring gegeven. Maar ook is in de financieele commissie niet bespro-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1921 | | pagina 4