276 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 September 1921. De heer De Boer weet niet of het hier ter plaatse is, maar zou willen zeggen dat de Raad den heer Fransen dankbaar kan zijn voor den goeden kijk, dien deze hier geeft op de werking van het particuliere kapitaal. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 11 (Agenda no. 11). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging der begrooting voor de ge meentelijke Gasfabriek, dienst 1921. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 12 (Agenda no. 12). Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het adres van leeraressen der School voor Middelbaar Onderwijs voor meisjes om wijziging van art. lquater der verordening op die school. (Ge meenteblad 1921 no. 23). Dit prae-advies luidt als volgt: Nadat op 14 Juni 1.1. de verordening op de school van Middelbaar Onderwijs voor meisjes, een gevolg der reorganisatie dezer school, door U was vastgesteld, kwam in Uwe daaraanvolgende vergadering een tot den Raad gericht adres van verschillende leeraressen van deze inrichting van onderwijs in, behelzende het verzoek de juist aangenomen verordening weder te wij zigen door in art. 1 quater de letter r te laten vervallen en alzoo het onderricht in het naaien en verstellen op de meisjesschool te laten blijven en niet te brengen op de Industrie- en Huishoudschool, uit overweging dat een deel van het vak, waarvoor de tegenwoordige leerares in de Handwerken eene vaste aanstelling heeft, daardoor zou worden overgebracht naar eene particu liere inrichting van onderwijs. Het handwerkonderwijs in de 4de en 5de klasse der school voor Middelbaar Onderwijs voor meisjes bestaat althans in de laatste jaren in het maken van z.g. fraaie handwerken; dit onderwijs blijft bestaan, doch op de Industrie en Huis houdschool zal voornamelijk aan die leerlingen les gegeven worden in knippen van kleedingstukken en het naaien en verstellen hiervan op de machine door eene leerares die het examen heeft afgelegd voor „leerares in linnennaaien en aanverwante vakken", dat uitgaat van den Bond van leeraressen van het Industrie- onderwijs en dat o.a. aan de candidaten als eisch stelt dat zij reeds in het bezit zijn van de akte Nuttige Hand werken. De tegenwoordige leerares in de handwerken aan de Middelbare Meisjesschool bezit de gewone akte voor de nuttige en die voor de fraaie handwerken. Behalve dat het reeds daarom de voor keur verdient de bedoelde vakken op de Industrie- en Huishoudschool te laten geven, komt er nog bij, dat deze laatste school geheel op dat onderwijs is ingericht en het belangrijke kosten mede zou brengen, indien het vak machinenaaien op de Middelbare Meisjesschool onderwezen werd. Op dezen grond meent ook de Com missie van Toezicht het adres niet te moeten onder steunen. Komt het ons voor dat slechts bij uitzondering aan eene juist aangenomen verordening weder getornd moet worden, in de eerste plaats zijn wij van meening dat de wijziging, welke het adres beoogt, niet in het voordeel van het onderwijs is, weshalve wij de eer hebben U te adviseeren afwijzend op het adres te be schikken. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het prae-advies van Burgemeester en Wet houders. 13 (Agenda no. 13). Voorstel van Burgemeester en Wethouders inzake de medewerking der gemeente bij het tot stand brengen eener naamlooze vennootschap „Intercommunale waterleiding Gebied Leeuwarden" tot oprichting en exploitatie van een of meer pompstations van drinkwater, met leiding naar de onderscheidene medewerkende gemeenten (bijlage no. 48). De beraadslagingen worden geopend. De heer Collet juicht het voorstel van Burgemeester en Wethouders zeer toe en vindt het een mooie oplos sing voor de watervoorziening. Burgemeester en Wet houders spreken in hun voorstel ook even over de ex ploitatie en nu gelooft spreker voor zich dat daarin een zinsnede voorkomt, die niet gelukkig gekozen is. In de derde kolom van de bijlage wordt n.l. gezegd: „Doel van de Naamlooze Vennootschap is niet om winst te maken, vandaar dat deze besteed moet wor den in de eerste plaats tot het vormen van een reserve- en een uitbreidingsfonds en indien deze vol doende groot zijn voor verlaging van den waterprijs", Met het laatste gedeelte hiervan kan spreker niet mee gaan; een reservefonds zal men noodig hebben, maar een uitbreidingsfonds vindt hij verkeerd. Als men een uitbreidingsfonds gaat vormen, dan zal men het water tegen een zoodanigen prijs moeten verkoopen, dat er winst wordt gemaakt, om zoodoende het uitbreidings fonds te krijgen. Men gaat dan dus eigenlijk een potje maken voor onze nakomelingen en dat vindt spreker niet noodig. Het water zal voorshands, omdat we nog leven in den duren tijd en de materialen nog duur zijn, nog wel hoog genoeg in prijs zijn. Als men een jaar of tien later kon bouwen zou de waterprijs wel lager zijn. Nu acht spreker het niet goed dat men tracht winst te maken en dat men die winst gebruikt voor een uitbrei dingsfonds. Om een goed duidelijk voorbeeld te geven: zal men, als we b.v. 25 jaar verder zijn, weer uitbrei dingen willen gaan doen, dan zal men deze maken van het geld, dat is bijeengebracht door de tegenwoordige waterverbruikers. Dat is het waar spreker op tegen is. Spreker stelt zich de zaak zoo voor, dat men de ex ploitatie zóó voert, dat men op zijn bedrijf behoorlijk af schrijft, zoodat, als men het naderhand overdraagt aan onze nakomelingen, men kan zeggen: Kijk, de zaak ziet er niet minder uit dan toen wij ze gesticht hebben, ze is zelfs vooruitgegaan. Vooruitgegaan, omdat er ook in de toekomst een reservefonds zal komen. Maar spreker is er ook geen voorstander van dat men dit heel groot zal maken, want dat moeten de tegenwoordige water verbruikers ook weer bijeen brengen. Daarom zou hij ook gaarne zien dat dit reservefonds niet te spoedig, maar over een behoorlijk aantal jaren werd gevormd En in ieder geval zou hij gaarne wenschen dat het vor men van een uitbreidingsfonds uit de exploitatie wordt gelicht. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi heeft bij de voorwaarden uit het concept-besluit gemist de voor waarde, die de Voorzitter in de besloten vergadering heeft meegedeeld, n.l. dat het de bedoeling is dat de Leeuwarder Waterleiding voor f 650,000.welken prijs Leeuwarden daarvoor heeft betaald aan de Water leiding-Maatschappij, zal worden ingebracht in de Naamlooze Vennootschap. Dan zou spreekster wel graag willen weten hoe het staat met het terrein, dat door de provincie is gekocht en waar alreeds geboord is. In de onkosten-berekening heeft spreekster heelemaal niet gezien dat er aan ge dacht is, dat Leeuwarden daarvoor op de eene of andere manier zal moeten betalen. Zij stelt zich toch voor dat de provincie het terrein niet geheel gratis zal geven. De heer M. Molenaar merkt op dat Burgemeester en Wethouders bij hun motiveeringen, waarop zij gronden Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 September 1921. 277 dat zij voorstanders zijn van dieptewater in plaats van oppervlaktewater, zeggen: „dat men ook niet weet hoe het boezemwater van Friesland, nu de boezem steeds kleiner wordt, zal worden, gezien b.v. het veel te hoog zoutgehalte, dat dezen zomer het leidingwater uit Grouw heeft er niet een gevolg is van het inlaten van zeewater, hetgeen niet heeft plaats gehad, gelijk ons van de betrokken zijde uitdrukkelijk verzekerd is" Als dit zoo gelezen moet worden, dat Burgemeester en Wethouders van meening zijn dat er ook geen zee water is binnen gekomen, dan vindt spreker die meening tamelijk naïef. Het ligt voor de hand dat het niet op zettelijk wordt ingelaten, maar het is toch ook duidelijk dat er een groote hoeveelheid zeewater binnenkomt door het schutten bij Lemmer, Harlingen en Dokkumer Nieuwezijlen. Hoe lager de boezemstand is, hoe grooter de hoeveelheid is, die binnenstroomt. Het is dus wel te voorzien hoe in de toekomst het water zal zijn; het zal, vooral bij droge zomers, steeds zout zijn, ook al kan men rekening houden met de toekomstige afsluiting van de Zuiderzee. Wel zal hierdoor een gunstige wijziging ontstaan, doordat dan in Lemmer zoet water binnen komt, maar toch zal dan bij Harlingen en Dokkumer Nieuwezijlen bij het schutten nog zout water worden binnengelaten. Op die gronden kan spreker er zich dan ook heelemaal mee vereenigen dat men tracht ander water voor de watervoorziening te krijgen en wel in den vorm van dieptewater. Een andere kwestie is het voorstel van Burgemeester en Wethouders onder punt II. Spreker is van meening dat het beter is dat de benoeming van die drie personen in den Raad van Beheer geschiedt door den Raad op aanbeveling van het college van Burgemeester en Wethouders. Zijn Burgemeester en Wethouders van plan om dit lichaam voorloopig te beschouwen als iets voor- loopigs, alleen als een Commissie van voorbereiding, dan zou spreker er zich bij kunnen neerleggen, dat Bur gemeester en Wethouders voorloopig drie personen aan wezen. Maar dat kan spreker hieruit niet lezen; hij moet er uit lezen dat er een voorloopige Commissie van voor bereiding zal worden gevormd, die daarna definitief zal overgaan in Raad van Beheer. Dan wordt er gesproken over een „Commissie van voorbereiding en uitvoering". Dat acht spreker niet juist; hij zou de commissie alleen willen zien als Commissie van voorbereiding en pas met de uitvoering willen laten beginnen als de statuten zijn vastgesteld en de Raad van Beheer is aangesteld. Spreker heeft zijn bezwaren tegen punt II belichaamd in een amendement op dit deel van het voorstel. Het luidt: Voorstel om het ontwerp-besluit onder II te lezen als volgt: „drie personen aan te wijzen, die, zoolang de sta tuten der naamlooze vennootschap nog niet zijn goed gekeurd, met de vertegenwoordigers der andere ge- j meenten worden belast met de voorbereiding der plannen en werken." Spreker dient dit amendement in. De heer De Boer wou nog graag één vraag stellen. Hij had die ook kunnen stellen in de reeds gehouden vergadering, waarin deze plannen zijn besproken, doch toen is zijn aandacht niet daarop gevallen. De kwestie is deze. De stad Bolsward heeft ook groote behoefte aan water en ligt niet ver af van de leiding, die zal loopen van Leeuwarden over Franeker naar Harlingen, terwijl aan den weg naar Bolsward ook nog een aatnal groote zuivelfabrieken staan, die eveneens een groote behoefte aan water hebben. Is het nu ook nog na te gaan of de mogelijkheid bestaat en het niet te kostbaar komt dat Bolsward met de tusschen gelegen plaatsen ook mede wordt aangesloten? De Voorzitter antwoordt de verschillende sprekers. De heer Collet maakt bezwaar over een motiveering uit het prae-advies, die echter niet in het eigenlijke voorstel staat; hij is tegen het vormen van een uitbreidigsfonds. Spreker wil wel volkomen toegeven wat de heer Collet daaromtrent heeft gezegd, dat het ten slotte is het maken van een potje voor de toekomst, opdat, wanneer men te zijner tijd wil gaan uitbreiden, inen dan het geld daarvoor heeft. Men kan ook een ander systeem volgen en zeggen: die er dan zijn moeten het maar doen. Spre ker voor zich zou er in mee kunnen gaan dat er positief werd bepaald en aangenomen, waarvoor het in de sta tuten zou moeten voorkomen, dat er alleen een reserve fonds zou worden gevormd. Spreker heeft voor zich de statuten van een andere waterleiding, waarin dit ook is opgenomen. Ook daar is het reservefonds zeer klein genomen. Dat is ook hier de bedoeling; de opzet is om geen groot reservefonds te vormen, maar er zal toch iets moeten zijn, opdat, wanneer er een zeker jaar eens een kleinigheid te kort is, dan het reservefonds even kan worden aangesproken. Hoofdzaak is wel dat er altijd zoo gewerkt wordt dat men uit komt, maar toch moet men iets achter de hand hebben. Spreker wil wel heel graag toezeggen dat aan het woord uitbreidings- fonds niet die beteekenis moet worden gehecht, welke de heer Collet er in ziet; het woord is eigenlijk meer uit de pen gevloeid, terwijl ook het woord reservefonds werd neergeschreven, 't Is echter niet de bedoeling ge weest dat Burgemeester en Wethouders op het vormen van een uitbreidingsfonds zouden staan. Dit is echter een zaak die bij het samenstellen der statuten onder de oogen kan worden gezien. Datzelfde zou spreker ook willen zeggen als antwoord op hetgeen door den heer Molenaar is gezegd. Spreker zou de zaak hier thans zoo willen beschouwen, dat er een zekere machtiging wordt gegeven aan Burgemeester en Wethouders, een machtiging op bepaalde punten, al of niet bij amende ment gewijzigd. Wat het amendement van den heer Molenaar betreft, daar is spreker niet zoo heel bang voor; de zaak wordt er niet zooveel door gewijzigd. Hoofdzaak is dat het college de principeverklaring krijgt, dat deze gemeente wil meedoen. Wat betreft de kwestie, welke mevrouw Buisman noemt, dat zou zijn vergeten het inbrengen van de waterleiding, dit is in het rapport uitdrukkelijk genoemd. Ook bij de exploi tatierekening is er op gerekend dat de Naamlooze Ven nootschap voor de Leeuwarder Waterleiding aan Leeu warden betaalt, niet een contante som, maar de jaar- lijksche aflossing en rénte van de koopsom, hetzelfde dus, wat Leeuwarden ook moet betalen van de obli gatielening, welke zij heeft gesloten om de waterleiding te koopen. Die inbreng staat dus vast. Het systeem is in het prae-advies, om die zaak niet speciaal te noemen, niet, omdat zij niet genoemd mag worden, maar omdat men dan ook andere punten, die in het rapport staan zou moeten noemen. Of om het zoo duidelijk mogelijk te zeggen, de bedoeling is, dat Burgemeester en Wethouders machtiging krijgen tot het tot stand brengen van de Naamlooze Vennootschap, met als grondslag het rapport van het Rijksbureau voor Drink watervoorziening d.d. 12 Augustus 1921, echter onder de in hun voorstel ge noemde voorwaarden. Het rapport is dus de grondslag, voorwaarde a. is echter een af wijking van het rapport, voorwaarde b. is er in het ge heel niet in genoemd en moet dus hier genoemd worden en voorwaarde c. staat ook buiten net rapport. Deze laatste voorwaarde is opgenomen omdat men aan de mogelijkheid heeft gedacht zooals het bij particuliere zaken ook wel eens gaat dat er gemeenten kunnen zijn, die eerst de kat eens uit den boom willen kijken en later komen met: Wij hebben er eens goed over na gedacht en willen 't nu ook wel hebben. Wanneer de aansluiting van dergelijke gemeenten dan extra kosten met zich meebrengt, moet men de macht hebben deze gemeenten die extra kosten te laten betalen. In antwoord op hetgeen de heer De Boer heeft ge-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1921 | | pagina 4