-
336 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 November 1921.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 November 1921. 337
Koningin d.d. 10 dezer no. 3076, 2e afdeeling, zijn ons
geworden missives van de Ministers van Binnenlandsche
Zaken en van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen
onderscheidenlijk d.d. 7 dezer no. 11366 BB en d.d.
7 September 1921 no. 8697 M.O., waarbij bezwaar
wordt geopperd tegen een bepaling van de verorde
ning tot het heffen van schoolgeld voor het onderwijs
aan het gymnasium, zooals deze door U is vastgesteld
op 14 Juni 1921.
Het bezwaar bestaat, zooals U uit de stukken kan
blijken, hierin, dat van de buiten-leerlingen een hooger
schoolgeld zal worden geheven dan van de leerlingen
uit de gemeente.
Dit wordt niet voldoende gerechtvaardigd geacht,
aangezien de toelating van buiten-leerlingen niet de
splitsing van klassen in parallelafdeelingen noodzakelijk
maakt en derhalve geen extra-kosten voor de gemeente
met zich brengt.
Het komt ons voor dat aan de gemaakte bedenking,
uitvloeisel tevens van de omstandigheid dat het gym
nasium van rijkswege wordt gesubsidieerd, tegemoet
moet worden gekomen door artikel 6 der heffingsver
ordening te schrappen.
Daardoor behooren de daarop volgende artikelen te
worden vernummerd met wijziging dienovereenkomstig
in den text van sommige andere artikelen.
Tevens is het wenschelijk van de gelegenheid ge
bruik te maken om nog een paar wijzigingen aan te
brengen in het hoofd van den staat, voorkomende in
artikel 1 en wel:
1. door in kolom 1 te laten vervallen de 2e zinsnede
aanvangende met „vermeerderd";
2. door in kolom 2 het cijfer „1" te vervangen door
„0 of 1".
Beide veranderingen zijn practisch noodig gebleken
en dan ook reeds aangebracht in de door de Ministers
vastgestelde regeling van het schoolgeld voor de Rijks
Hoogere Burgerscholen, waarmee het onderwerpelijke
tarief in overeenstemming was.
Wij stellen U mitsdien voor tot de bovenbedoelde
wijzigingen te besluiten en daartoe het in ontwerp
volgende besluit te nemen.
ONTWERP.
De Raad der gemeente Leeuwarden;
gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders;
gelet op de missives van de Ministers van Binnen
landsche Zaken en van Onderwijs, Kunsten en Weten
schappen onderscheidenlijk d.d. 7 November 1921, no.
11366 BB en 7 September 1921 no. 8697 M.O.
besluit:
de verordening tot het heffen van schoolgeld voor
het onderwijs aan het gymnasium, vastgesteld bij zijn
besluit van 14 Juni 1921 no. 219R/125, te wijzigen als
volgt:
I.
o. in artikel 1 eerste zin, wordt „2, 6 en 7" ver
vangen door „2 en 6";
b. in artikel 1 vervalt in het hoofd van den staat in
kolom 1 de tweede zinsnede, aanvangende met „ver
meerderd", wordt de komma achter „zijn" veranderd
in een punt en het cijfer 11 in 10;
c. in artikel 1 wordt het in het hoofd van den staat
in kolom 2 voorkomende cijfer „1" veranderd in „0
of 1".
II.
Artikel 6 vervalt.
III.
Artikel 7 wordt genummerd 6. De in de eerste zin
snede voorkomende woorden en cijfers „artikelen 1 en
6" worden vervangen door „artikel 1".
IV.
De artikelen 8 tot en met 12 worden onderscheidenlijk
genummerd 7 tot en met 11.
V.
Artikel 13 wordt genummerd 12. De cijfers 12 en 9
daarin voorkomende worden gewijzigd in onderschei
denlijk 11 en 8.
VI.
Artikel 14 wordt genummerd 13. Het cijfer 12 daarin
voorkomende wordt gewijzigd in 11.
VII.
De artikelen 15, 16 en 17 worden onderscheidenlijk
genummerd 14, 15 en 16.
De Voorzitter zou willen mededeelen dat van deze
wijziging door Burgemeester en Wethouders ook ge-
I bruik wordt gemaakt om een paar rectificaties aan te
brengen. Naar aanleiding daarvan wordt dan ook voor
gesteld om, waar in artikel 1, eerste kolom is om
schreven „Zuiver inkomenenz.", daaruit weg te
laten de woorden: „vermeerderd met dat van de bij
hen inwonende minderjarige kinderen", dan is het ge
lijk aan de Rijksvoorschriften. Er is niets geen bezwaar
tegen, omdat de vader van een minderjarig kind, dat
zijn eigen inkomsten heeft, voor dat kind betaalt, omdat
het vruchtgebruik van die inkomsten toch bij die van
den vader zijn opgenomen, maar het is echter ook
mogelijk dat een leerling met een zeer behoorlijk in
komen en van wien de ouders b.v. zijn overleden, in
huis is bij familie, die het niet te best heeft of bij een
leeraar en dan zou, zooals de verordening thans luidt,
van het inkomen van dien leeraar of van die familie
schoolgeld moeten worden betaald. Dat is de bedoeling
niet. Daarom stelt spreker namens het college en den
controleur voor om bedoelde omschrijving aldus te lezen:
„Zuiver inkomen waarnaar de aanslag in de be
lasting is geregeld van degenen die volgens art. 11
schoolgeldplichtig zijn of, indien de leerling zelf is
aangeslagen, van den leerling zelf."
Anders kan men zeer eigenaardige toestanden krijgen.
Het heeft zich al voorgedaan dat de menschen, waarbij
een leerling in huis was, het zelf niet te breed hadden,
terwijl de leerling zelf het goed kon betalen. Dat het
schoolgeld naar het inkomen van deze menschen zal
berekend worden, wordt op deze manier voorkomen.
Spreker vermoedt dat de Raad geen bezwaar zal hebben
tegen deze wijziging.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer M. Molenaar merkt op dat in de tweede kolom
van het staatje onder artikel 1 nog een wijziging wordt
voorgesteld, n.l. om daar voor het cijfer 1 te lezen 0 of 1.
Het is spreker niet duidelijk hoe iemand schoolgeld kan
betalen, wanneer hij heelemaal geen kinderen heeft.
De Voorzitter antwoordt dat het zeer wel mogelijk
is dat iemand met 0 kinderen toch schoolgeld moet be
talen, n.l. als hij maar één of meer kinderen naar het
gymnasium heeft gestuurd. Men behoeft in het geheel
geen eigen kinderen te hebben om te moeten betalen,
als men b.v. maar een ouderloos kind naar het gymna
sium stuurt. Zoo'n kind kan b.v. thuis zijn bij een oom
of tante, die zelf geen kinderen hebben en wordt het
door dezen naar het gymnasium gezonden, dan moeten
zij toch ook voor het kind betalen; hoeveel er betaald
moet worden volgt uit de hiervoor genoemde berekening.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
9 Agenda no. 10). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders omtrent een beroepschrift van J. de Graaff
inzake afschrijving op zijn aanslag in de plaatselijke
directe belasting naar het inkomen, dienst 1920.
Met algemeene stemmen wordt, overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders, besloten, het
beroepschrift af te wijzen.
10 Agenda no. 11). Voorstel van Burgemeester
en Wethouders betreffende de aanvaarding van een
hypothecair crediet uit 's Rijks kas ten behoeve van
woningbouw door T. D. Keuning, enz.
Dit voorstel luidt als volgt:
Bij beschikking van de Ministers van Arbeid en van
Financiën d.d. 28 October 1921, no. XVa, afdeeling
Volksgezondheid, is aan deze gemeente ten behoeve van
den bouw door T. D. Keuning alhier, van vier woningen
aan de Tjerk Hiddesstraat, op de gebruikelijke voor
waarden, die wij nader omschreven in bijlage no. 47
van 's Raads handelingen 1921 en waarnaar wij in deze
voor zooveel noodig verwijzen, een voorschot toegezegd
ten bedrage van ten hoogste 23800.waarvan tijdens
den bouw der woningen als bouwcrediet kan worden
opgenomen ten hoogste 21200.
Op dezelfde gronden als wij aanvoerden in het boven
aangehaald voorstel, meenen wij ook ten behoeve van
dit bouwplan den toegezegden Rijkssteun te moeten aan
vaarden en aan den belanghebbende te verstrekken in
den vorm van een voorschot onder hypothecair verband
van de vier te bouwen woningen.
Wij hebben derhalve de eer U voor te stellen te be
sluiten:
I. ten laste van de gemeente Leeuwarden te aan
vaarden een hypothecair crediet uit 's Rijks kas ten
behoeve van den bouw door T. D. Keuning te Leeuwar
den van vier woningen aan de Tjerk Hiddesstraat, tot
een bedrag van ten hoogste 23800.of zooveel
minder als aan de hand van de uitkomst der na vol
tooiing van den bouw te verrichten schatting, met in
achtneming der van Regeeringswege gestelde bepalin
gen, zal blijken gegeven te kunnen worden.
II. Burgemeester en Wethouders te machtigen tot
het verleenen van het onder I genoemde crediet en de
daarop te verstrekken voorschotten (bouwcredieten),
overeenkomstig de regelen, door de Ministers van Arbeid
en van Financiën gesteld ingevolge het Koninklijk be
sluit van 8 November 1920 no, 29.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
U (Agenda no. 12). Voorstel van Burgemeester
en Wethouders om hun een crediet te verleenen voor
de stichting van een plantenkas in het Rengerspark.
Dit voorstel luidt als volgt:
Door den heer P. van Woerden te Akkrum is, gelijk
U bekend is, ten vorigen jare eene verzameling cactus
sen aan de gemeente geschonken, welke tot heden in
de gemeentelijke kweekerij geborgen zijn. Het ligt
echter in onze bedoeling deze fraaie verzameling voor
het publiek ter bezichtiging te stellen en de daarvoor
aangewezen plaats is wel het Rengerspark, dat in alle
jaargetijden geregeld bezoekers trekt. Door den Direc
teur der Gemeentewerken werd, volgens door ons ver
strekte opdracht, een plan van een kas ontworpen,
waarvan de teekening hierbij gaat en waarvan de
kosten van uitvoering 1900.bedragen zullen. De
bedoeling is, dat de planten rotsgewijze worden opge
steld, zoodat men van buiten af het volle gezicht er op
heeft en hiervoor de kas niet binnen behoeft te treden;
de aan de achterzijde ontworpen deur is dus slechts ten
behoeve van den dienst aangebracht. Ten einde te hooge
kosten tegen te gaan is de ruimte niet verwarmd; in de
wintermaanden zullen de planten dus wederom naar de
kweekerij aan de Eestraat moeten worden overgebracht.
Waar dit geschenk slechts aan de bedoeling beant
woordt als ieder het vrij kan bezichtigen, zijn wij van
oordeel dat deze bouw niet langer mag uitgesteld
worden, zoodat wij de eer hebben U voor te stellen te
besluiten: aan Burgemeester en Wethouders een crediet
te verleenen van 1900.voor een te bouwen cactus-
kas in het Rengerspark, volgens de door den Directeur
der Gemeentewerken d.d. 21 October 1.1. ingezonden
teekening.
De beraadslagingen worden geopend.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi zou erg graag
willen weten hoeveel planten er zijn en hoe groot ze
ongeveer zijn. En dan zou zij willen vragen, waarom
men niet in de kas kan komen. Zij vindt dat bezwaarlijk
voor degenen die studie van die planten zouden willen
maken.
De heer O. F .de Vries (wethouder) weet niet precies
het aantal. Maar er is een heele collectie, ongeveer een
100 potjes.
De heer Van der Werff: Bijna duizend.
De heer O. F. de Vries (wethouder) meent dat er
zooveel niet zijn. Wat de grootte betreft, de grootste
plant is bijna l]/2 Meter, maar de meeste zijn heele
kleine plantjes, die staan in miniatuur-potjes.
Verder is de bedoeling dat de kas niet algemeen voor
het publiek open zal staan, maar dat zij, die studie van
de planten willen maken of de verzameling graag eens
van naderbij willen zien, bij den wachter van het Ren
gerspark den sleutel van de kas kunnen krijgen. De
bedoeling van Burgemeester en Wethouders is alleen
dat niet Jan en alleman er in kan loopen.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi vindt voor een
niet zoo heele groote collectie deze betrekkelijk kleine
plantenkas nog al duur. Zij heeft met een deskundige
de zaak besproken en deze zei haar dat een betrekkelijk
groote kas van 20 bij 6 Meter, gebouwd van beton,
ongeveer f 500.zou moeten kosten. Dan vindt spreek
ster 1900.een heel bedrag voor een kas, die, zooals
de wethouder zegt, moet dienen voor een 100 plantjes.
De Voorzitter zegt dat de wethouder zich waarschijn
lijk in het aantal heeft vergist. Straks is ook het aantal
van 1000 hier genoemd en nu gelooft spreker voor zich
ook eerder dat er 1000 zijn dan 100. Er zijn werkelijk
heele kleine plantjes bij, maar het is een kolossale collec
tie. Mevrouw Buisman schijnt ze nooit gezien te hebben;
ze hebben altijd uitgestald gestaan en staan nu nog in
een van de kassen van de gemeentelijke kweekerij. Spre
ker heeft ze eenige keeren bekeken en zou zeggen dat
ze langs de ramen van de kas wel staan over een lengte
van 8 Meter; het geheele tablet van de kas staat vol
cactusplanten. De ontworpen kas is binnenwerks 5.50
bij 3 Meter; er blijft in 't midden een kleine ruimte over
voor de verzorgers of voor kijkers, die de planten van
wat dichterbij willen beschouwen, maar anders is de
ruimte absoluut noodig voor het aantal planten, dat
omhoogloopend wordt opgesteld.