340 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 November 1921.
benoemd. Burgemeester en Wethouders hebben nu
echter de nieuwe commissie voor het gemak geheel
beschouwd als een commissie van bijstand. De benoe
ming der geheele commissie, met uitzondering van die
van den voorzitter, is nu bij Burgemeester en Wethou
ders gebracht.
Ten opzichte van wat de heer De Boer bedoelt kan
spreker antwoorden dat deze commissie indertijd door
Burgemeester en Wethouders in het leven is geroepen
en dat Burgemeester en Wethouders haar dus ook zullen
moeten begraven. Wat ook de bedoeling is.
De heer De Boer: Bestaat er dan geen verordening
voor die commissie?
De Voorzitter: Die verordening is ook gekomen van
Burgemeester en Wethouders. Maar deze vervalt dan
ook.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi vraagt of de
schrijver, waarover in het voorstel wordt gesproken,
reeds in de practijk bestaat en deze thans in de ver
ordening wordt opgenomen. Spreekster zag ten minste
bij het schrijven van de commissie voor de arbeids
beurs niet het verzoek om een schrijver aan te stellen.
De Voorzitter antwoordt mevrouw Buisman dat de
schrijver er al was. Hij wordt nu echter formeel in de
verordening opgenomen. Maar hij was al jaren hier en
werd gewoon betaald op de nota van verschotten van
den directeur.
De heer Dijstra krijgt dan toch uit deze wijziging den
indruk dat de Kamer van Koophandel en de gesubsidi
eerde vereenigingen de gelegenheid krijgen om voor
iedere benoeming een aanbeveling van 2 personen te
doen toekomen. Spreker acht dat niet geheel zonder
belang. Nu kan het in de practijk misschien meevallen,
maar ten slotte blijft dan bij het college van Burge- i
meester en Wethouders toch de beslissing, wie van de
voorgedragenen in het college van den arbeidsraad zal
worden benoemd. ,Die beslissing blijft bij Burgemeester
en Wethouders. Spreker herhaalt dat het in de practijk j
zeer zeker kan meevallen maar dat het college nu be
trekkelijk méér willekeurig te werk kan gaan, dan wan
neer den eenen keer een lid in de commissie van bijstand
moet worden benoemd en den anderen keer een lid in
de andere commissie. Het college heeft de commissie
van bijstand als punt van uitgang genomen. Zijn echter
de organisaties hierover wel gehoord en hebben die
genoegen kunnen nemen met dit voorstel? Als dat het
geval is, bestaat er bij spreker ook geen bezwaar. Maar
hij kan zich voorstellen, dat de organisaties zeggen: wij
laten liever de beslissing aan den Raad, dan in handen
van Burgemeester en Wethouders. Dat is misschien wel
een denkbeeldig bezwaar, maar toen spreker dit las,
is hij er over gestruikeld en heeft hij zich voorgenomen
hierop de aandacht te vestigen.
De Voorzitter deelt mede dat de beide bestaande
commissies, de commissie voor de arbeidsbeurs en die
voor de werkloosheidsverzekering, over het voorstel zijn
gehoord en dat beide commissies er geen bezwaar tegen
hebebn gemaakt. Wil men dat het anders gebeurt, dan is
vereeniging van de beide commissies in één commissie
niet mogelijk. Hier is de bedoeling, dat te doen volgens
art. 126 der Gemeentewet, omdat volgens dat artikel
de benoeming van de leden der eene commissie door
Burgemeester en Wethouders geschiedt.
Het is verder maar de kwestie wat de heer Dijstra
onder organisaties verstaat. Deze zijn niet speciaal ge
hoord, omdat dit niet noodig was; voor de werkloos
heidsverzekering blijft de benoeming precies zooals zij
was. Zij steunt op artikel 126 der Gemeentewet. Alleen
wordt de benoeming van de leden der commissie voor
de arbeidsbeurs veranderd; deze wordt precies als die
van de leden der commissie voor de werkloosheidsver
zekering. Het is echter niet mogelijk de commissie voor
de werkloosheidsverzekering en voor de arbeidsbemid
deling onder één verordening en in één commissie te
brengen als men de oude wijze van benoeming wil laten
bestaan. Dan kan de Raad die vereeniging niet aanne
men, omdat dan, in strijd met artikel 126 der Gemeente
wet, voor een deel van de commissie de benoeming zou
plaats hebben door den Raad. Acht men echter in prin
cipe de vereeniging in één commissie heel goed en
daartegen heeft niemand bezwaren geopperd, in de com
missies niet en de betrokken personen ook niet dan
is het logisch gevolg daarvan dat de benoeming van de
leden der commissie voor de arbeidsbemiddeling en der
werkloosheidsverzekering gelijk blijft aan die van de
leden der commissie voor de werkloosheidsverzekering,
dat dan dus de benoeming van leden voor de commissie
voor de arbeidsbeurs vervalt en de nieuwe benoeming,
hoewel niet steunende op artikel 126 der Gemeentewet,
daar toch mee onder door moet gaan.
De heer Dijstra heeft dan geen bezwaar meer tegen
het voorstel.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig de voorstellen van Burgemeester en Wethou
ders, met inachtneming van de nadere wijziging, door
den Voorzitter ten opzichte van den naam der commissie
aangebracht.
Aan de orde is de benoeming van een Voorzitter en
een plaatsvervangend Voorzitter der Commissie voor de
Arbeidsbemiddeling en der Werkloosheidsverzekering.
Worden benoemd:
a. tot Voorzitter: mr. H. Hannema, Voorzitter der
Commissie van advies voor de Werkloosheidsverzeke
ring, met algemeene stemmen.
b. tot plaatsvervangend Voorzitter: mr. M. Goslings,
Secretaris der gemeente Leeuwarden, met 21 stemmen
en 1 stem op A. Jonkeren.
14 (Agenda no. 15). Nader voorstel van Burge
meester en Wethouders tot wijziging der salarisver
ordening 1919 (salaris van den Beurs- en Waagmeester).
Dit voorstel luidt als volgt:
Ons voorstel tot wijziging van de salarisverordening
van 20 October j.I. (bijlage tot 's raads handelingen
over 1921 no. 52) bevatte onder meer eene verhooging
van bezoldiging van den beurs- en waagmeester. Heeft
Uwe Vergadering in hare bijeenkomst van 8 dezer,
waarin dat voorstel werd behandeld, aan de motieven,
waarop wij die verhooging lieten steunen, voldoende
aandacht geschonken? Wij meenen dat bij eene afzon
derlijke behandeling op dit punt wellicht eene andere
beslissing te verwachten ware geweest. Wij gevoelen
dit zoozeer, dat wij de vrijheid nemen de verhooging
van bezoldiging van genoemden titularis nader bij U ter
tafel te brengen. Geschikte personen, die in den werk
kring een vol bestaan moeten vinden, zijn bij de be
staande bezoldiging niet te krijgen. Moeten wij roeien
met de riemen, die ons thans gegeven zijn, dan zal de
dienst gebrekkig functionneeren.
De bedoeling is, om aan den nieuwen titularis admi
nistratieve werkzaamheden op te dragen, waarvoor aan
den vorigen beurs- en waagmeester een hulp was toe
gevoegd, die bezoldigd werd met 400.'s jaars. Dat
bedrag kan alzoo voor het vervolg bespaard worden.
De uitgaven zullen bij aanneming van ons voorstel dus
slechts weinig hooger worden dan het bedrag, dat in
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 November 1921. 341
Uwe vergadering van 8 dezer door den heer Dijstra als
salaris werd voorgesteld.
Op grond van de motieven, neergelegd in ons voorstel
van 20 October j.I. en met het oog op de aangegeven
besparing, geven wij U daarom in overweging te be
sluiten:
de Salarisverordening 1919 zoodanig te wijzigen, dat
de bezoldiging van den beurs- en waagmeester wordt
gebracht op 2700.— tot 3000.—.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Dijstra vindt in het nader prae-advies van
het college geen aanleiding om zijn amendement in te
trekken. Hij handhaaft dit, omdat hij voor zichzelf over
tuigd is dat een salaris van 2100.tot 2500.hier
voldoende is. Spreker heeft het amendement den vorigen
keer al ingediend.
De Voorzitter: Toen is het verworpen.
De heer Dijstra: Verworpen?
De Voorzitter: Ja, toen is het voorstel van Burge
meester en Wethouders, als zijnde van de verste strek
king, het eerst in stemming gekomen en verworpen en
daarna is Uw amendement in stemming gekomen en ook
verworpen. Zoodat toen de oude regeling is blijven be
staan. Dus U dient opnieuw een amendement in om het
salaris voor den beurs- en waagmeester vast te stellen
op 2100.— tot 2500.—?
De heer Dijstra: Ja.
De heer De Vos wil beginnen met een zin uit het
schrijven van Burgemeester en Wethouders te memo-
reeren. Er wordt hier gezegd:
Heeft Uwe Vergadering in hare bijeenkomst van
8 dezer, waarin dat voorstel werd behandeld, aan de
motieven, waarop wij die verhooging lieten steunen,
voldoende aandacht geschonken?"
Spreker zou hierop in het algemeen willen zeggen:
ia; ieder raadslid zal toch aan een voorstel, dat in de
vergadering komt, wel voldoende aandacht schenken.
Dan zeggen Burgemeester en Wethouders verder dat,
als men een afzonderlijke behandeling van dit punt had
gehad, er wellicht een andere beslissing te verwachten
ware geweest. Spreker meent hierop royaal te kunnen
zeggen: neen. De Raad heeft zich hier wel op hfct stand
punt gesteld van de geheele verhooging, maar heeft
zich ook van iedere verhooging op zichzelf wel degelijk
afzonderlijk rekenschap gegeven.
Er is hier nu een ambtenaar vertrokken op een klein
salaris. Spreker zou willen vragen: Als hem de tegen
woordige voorstellen van Burgemeester en Wethouders
bekend waren geweest, zou dan niet die oude beurs- en
waagmeester gebleven zijn met uitzicht op een salaris
van 2700.— tot 3000.—?
Burgemeester en Wethouders zeggen verder dat ge
schikte personen, die in den werkkring een vol bestaan
moeten vinden, bij de bestaande bezoldiging niet zijn
te krijgen. Maar er is toch een groot verschil tusschen
een vol bestaan moeten vinden of dat de werkkring den
vollen man eischt! Spreker gelooft dat er hier geen
sprake van is, dat deze werkkring den vollen man eischt,
hij gelooft zeer zeker dat de beurs- en waagmeester de
eerste dagen van de week niets te doen heeft.
Dan zou spreker willen vragen: Is er al iemand voor
aangewezen, n.l. die de betrekking waarneemt? Als dat
iemand is, die daarvoor op 't oogenblik is aangezocht,
maar het niet doen wil voor het salaris, dat de Raad
wil toestaan, dan zal die man eenvoudig in zijn ouden
werkkring moeten blijven. Spreker wil constateeren dat,
als degene, die de betrekking nu waarneemt, haar krijgt,
die persoon dan een behoorlijke promotie maakt. Maar
hij vindt dat een salaris van 2700.tot 3000.— voor
een beursmeester op dit oogenblik niet kan worden ge
accepteerd. Spreker blijft dan ook bij zijn standpunt,
dat hij de vorige vergadering heeft ingenomen en zal
dan ook tegen dit voorstel stemmen.
De heer Jansen heeft ook niet kunnen goedkeuren de
motieven, welke Burgemeester en Wethouders er toe
hebben geleid, om met deze nieuwe nota bij den Raad
te komen. Spreker heeft nog eens ernstig de zaak over
wogen en is voor zichzelf tot tweeërlei conclusie ge
komen: ten eerste dat hij niet kan goedkeuren de manier,
waarop Burgemeester en Wethouders hier handelen,
door op een besluit, dat 14 dagen geleden is genomen,
reeds de volgende vergadering terug te komen om dan
te trachten hun voorstel er door te krijgen, maar ander
zijds kan hij het billijken dat Burgemeester en Wethou
ders, gedreven door de moeilijkheden, ontstaan door het
genomen besluit, met deze nieuwe nota bij den Raad zijn
gekomen. Als het moet komen tot aanstelling van een
nieuwen functionnaris en deze betrekking den vollen
persoon eischt, dan gelooft spreker dat het noodzakelijk
is, dat het salaris op 2700.tot 3000.wordt
gesteld. Het amendement-Dijstra zal een schrille toe
stand scheppen in de positie van den beurs- en waag
meester. Als men maar nagaat dat er arbeiders-wegers
zijn, die af en toe overuren maken en dat, wanneer het
salaris wordt gesteld overeenkomstig dat amendement,
die arbeiders gesalarieerd zullen worden boven het
minimum van den beurs- en waagmeester, dan kan men
zich voorstellen dat dit het èn voor den functionnaris en
voor de geheele situatie daar moeilijk zal maken. Als
het dan ook moet komen tot aanstelling van een nieuwen
beurs- en waagmeester, dan dient een salaris van
2700.tot 3000.te worden gehandhaafd.
Spreker wenscht er echter ernstig den nadruk op te
leggen, dat hij niet kan goedkeuren de manier, op welke
Burgemeester en Wethouders deze zaak weer aanhangig
maken. Als de nieuwe functionnaris moet worden aan
gesteld op een behoorlijk salaris ,dan blijkt daaruit
wat spreker voor 14 dagen en het vorige jaar in Juni
ook reeds heeft gezegd dat andere ambtenaren niet
behoorlijk zijn gesalarieerd. Nu kan men wel zeggen dat
dezen reeds in dienst der gemeente zijn en niet direct
zullen gaan loopen, maar toch is hun geen recht ge
daan. Daarom zou spreker in dit verband Burgemeester
en Wethouders ernstig willen aanraden, met hun prae-
advies betreffende de commissie voor georganiseerd
overleg zoo spoedig mogelijk te komen, opdat ook aan
die onbillijkheden een einde wordt gemaakt.
De Voorzitter: De heer Dijstra heeft het volgende
amendement ingediend:
,,Ondergeteekende stelt voor het salaris van den
beurs- en waagmeester te bepalen op 2100.tot
2500.—".
Wordt dit amendement ondersteund?
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi en de heer Van
der Werff: Ja.
De Voorzitter merkt op dat de heer De Vos heeft
gezegd dat hij voldoende aandacht heeft geschonken aan
het vorige voorstel van Burgemeester en Wethouders,
toen dat aan de orde was. Burgemeester en Wethouders
twijfelen er ook geen oogenblik aan of de raadsleden
wel voldoende hun aandacht schenken aan de voorstel
len, maar zij meenden, in verband met de geheele stem
ming, die er de vorige vergadering in den Raad was,
dat misschien enkele raadsleden wel eens wat ontkomen
kon zijn en dat dezen, in tegenstelling met andere leden,
aan deze zaak niet voldoende hun aandacht hadden
geschonken. Daarom hebben Burgemeester en Wethou
ders, ofschoon zij er wel over gedacht hebben, vrijheid
kunnen vinden, om nog eens met dit voorstel bij den