346 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 November 1921 gelegd ten opzichte van het geheele maatschappelijke leven. Daar gaat de strijd om. De besprekingen tusschen de groepen van werkgevers en werknemers moeten pu bliekrechtelijke sanctie hebben en worden gevoerd door publiekrechtelijke lichamen. De heer De Boer: Daar komt niets van. De heer Visser: In details kunnen we verschillen. Maar dan meen ik zeker dat ook de openbare lichamen ook in de toekomst de organisaties zullen erkennen van alle georganiseerde arbeiders, die we hebben. Die orga- saties hebben toch ook een historischen groei gehad, hun wording kan men niet beschouwen als een paskwil en men mag niet de vraag stellen of zij het recht van bestaan hebben, maar hoe zij zijn gegroeid. De georganiseerden hebben zich altijd offers getroost, zij hebben altijd op de eerste plaats het belang van hun gezin behartigd en getoond voor die belangen wat over te hebben. De anderen, die dit niet hebben gedaan, wil men nu niet uitsluiten, maar men wil de voorkeur geven aan de georganiseerden. En daarmee werkt men in een goeie maatschappelijke richting. De ongeorganiseerden zal men daarmee en nu zal men misschien zeggen: nu spreekt hij als gesalarieerde van een vakvereeniging... neen, ik kan anders mijn brood nog wel verdienen toonen wat het los zijn van een organisatie beteekent, de ongeorganiseerden zullen ook voelen de noodzakelijk heid van het lidmaatschap eener organisatie, zij zullen terug keeren van de dwaling huns weegs en niet meer verwaarloozen hun gezinsbelang en het belang van de geheele maatschappelijke inrichting, men brengt meer organisatie er in. Spreker herinnert zich een werkgever, die, toen hij hem vroeger heeft gekend, niets van orga nisatie moest hebben, maar die door de practijk der dingen absoluut is veranderd. Hij heeft nu tegen spreker gezegd: wij hebben nu nog wel eens verschil van mee ning met de organisaties, maar we hebben daardoor toch stabiliteit gekregen in ons bedrijfsleven; vroeger konden we in den drukken tijd niet over voldoende ar beidskrachten beschikken en in den slappen tijd boden zich de ongeorganiseerden aan voor een half uurloon, thans is alles veel stabieler. Dat is het gevolg niet van besprekingen met het individu maar met de organisaties. Daarom wil spreker hier de voorkeur geven aan de ge organiseerden om daarmee uit te drukken dat de onge organiseerden ook in die richting zullen gaan. De Voorzitter dringt aan op bekorting, 't Is reeds kwart voor vijf. De heeren kunnen hun meening wel zeggen om 't publiek te laten zien hoe zij over de zaak denken, maar spreker zou toch werkelijk bekorting willen vragen. De heer Fransen zegt altijd heel kort te zijn. Het is volkomen juist, wat de heer Visser zegt, dat spreker lid is van het bestuur van den Roomsch-Katholieken Ccn- tralen raad van bedrijven en ook dat het de bedoeling van dezen raad is om met de organisaties van werk gevers en werknemers gezamenlijk verschillende vraag stukken, het bedrijf betreffende, op te lossen. Maar de heer Visser heeft het glad mis als hij zegt dat men daar ook hetzelfde systeem zal toepassen, wat hij wil: dat men, wanneer van gemeentewege werk wordt verschaft voor de werklooze arbeiders in de gemeente, de geor ganiseerden zal voortrekken en de ongeorganiseerden ten achter stellen. Dat kan nooit de bedoeling van dien raad zijn en zal het ook nimmer zijn. Als men over den Roomsch-Katholieken Centralen raad van bedrijven wil spreken, moet men er ten minste iets van weten. Deze Raad zit hier in elk geval, niet om de belangen der organisaties maar om de belangen der ingezetenen te behartigen en dat betreft zoowel de georganiseerden als de ongeorganiseerden. Op wat de heer Molenaar zei, zal spreker niet meer ingaan. Maar hij wenscht gelijkstelling van alle arbeiders die in Leeuwarden werk loos zijn. De heer IJ. de Vries heeft, toen hij dit stuk las en de cijfers zag gedacht: zal dit voldoende zijn om de werk loosheid te bestrijden, het baggeren en dat ander stuk werk? Toen is er bij hem een beetje de vrees opgekomen of er niet meer zou moeten gebeuren, de vrees dat men j niet een voldoend aantal menschen te werk zou kunnen stellen. Daarom neemt hij nu de vrijheid om de aandacht 1 van Burgemeester en Wethouders te vestigen op een paar werken, die nog zouden zijn uit te voeren, n.l. het slechten van de huisstede aan de Potmarge van de daar staande boerenhofstede en het dempen van de grachten daarnaast. Dit laatste zou een aanwinst van land be- teekenen, wat door verkorting van den polderdijk mis schien rendabel zou zijn. Zand en rommel zou men kunnen brengen naar het land van de gemeente nabij i Wartena. Spreker wil dit het college alleen in overwe ging geven; misschien dat het een productief werk zou kunnen zijn, vooral het dempen der grachten. De heer Lautenbach merkt op dat hem het gras reeds haast heelemaal voor de voeten is weggemaaicl, waarom hij het kort zal maken. Indien het voorstel luidde dat de ongeorganiseerden zouden worden uitgesloten, dan zou spreker zich een storm van verontwaardiging kun nen indenken. Maar zoo staat het niet. Er wordt enkel de voorkeur gegeven aan georganiseerden. En laat spre ker dan in zooverre herhalen wat anderen hebben ge zegd het moet hem toch van 't hart de georga niseerden hebben met hun contributie-afdracht getoond wat hun eigen levensbestaan hun waard is en zij zijn daarmee de gemeente tegemoet gekomen, de anderen daarentegen hebben niets gedaan. Nu weet spreker dat er grensbewoners zijn die, althans naar zij voorgeven, in geen enkele organisatie thuis behooren. Dat was ook de persoon waarop de heer Visser doelde, dat was een grensbewoner; misschien hoorde hij in een organisatie, waarvan hij alléén lid was, doch dit is wat moeilijk, omdat men dan alles zelf kan voorschrijven. Spreker wenscht dus ook bij voorkeur het eerst de georganiseerden tewerk te stellen. Hij meent echter dat het verschil in belooning met 25.en 20.waarop men aanstonds terug kan komen, te groot is. De Voorzitter vat de beide voorstellen van de heeren Koopal en Molenaar zoo op, dat zij als een uitnoodiging aan Burgemeester en Wethouders zijn bedoeld. Spreker doet dan lecture van het eerste voorstel, dat, om bij het te werk stellen van werkloozen aan georganiseerden boven ongeorganiseerden de voorkeur te geven, en vraagt dan, om misverstand te voorkomen over het principe spreekt hij niet Men heeft twee soorten van georganiseerde werkloozen: men heeft de uitge- trokkenen en de niet-uitgetrokkenen. Daarover wordt hier niet gesproken, maar welke worden nu bedoeld? De heer Koopal: De uitgetrokkenen. De Voorzitter: Men bedoelt dus hier de uitgetrokken werkloozen. De heer Tulp (wethouder): Het is toch alleen de be doeling dat de voorstellen worden overgebracht bij de commissie ter nadere overweging en bespreking? De Voorzitter: Als de Raad ze aanneemt. De heer B. Molenaar: Het wordt in overweging ge geven aan Burgemeester en Wethouders. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met algemeene stemmen aangenomen. De Voorzitter stelt thans aan de orde het eerste voor stel van de heeren Koopal en B. Molenaar: „Ondergeteekenden stellen voor bij het te werk stellen van werkloozen georganiseerden boven onge organiseerden de voorkeur te geven." Spreker concludeert dat dit dus is een uitnoodiging aan Burgemeester en Wethouders. De heer Van der Werff vraagt naar den inhoud. De Voorzitter doet nogmaals lecture. De uitnoodiging wordt met 19 tegen 3 stemmen aan genomen. Vóór stemmen: de heeren Lautenbach, M. Molenaar, Dijstra, Zandstra, Muller, Tulp, Koopal, Tiemersma, Oosterhoff, Visser, O. F. de Vries, De Boer, IJ. de Vries, Van der Werff, De Vos, Dijkstra, Collet, B. Molenaar, en Van Weideren baron Rengers. Tegen stemmen: de heer Fransen, mevrouw Buisman- Blok Wijbrandi en de heer Jansen. Aan de orde is het tweede voorstel van de heeren Koopal en B. Molenaar: „Ondergeteekenden stellen voor aan de georgani seerde werkloozen een loon toe te kennen van 25. ongeorganiseerden 20. De beraadslagingen worden geopend. De heer IJ. de Vries meent dat, als men dit zou doen, dan de credieten ook te laag zullen zijn. Zij zullen niet voldoende zijn dat het werk er voor geleverd kan wor den, maar er zullen grooter uitgaven uit de kas der ge meente worden gevraagd. Dan zou spreker willen weten hoeveel grooter die uitgaven zouden zijn, anders is dit voor hem toch weer een kwestie van het verleenen van een blanco crediet, waarin hij niet kan meegaan. De heer Oosterhoff heeft voor het vorige voorstel ge stemd op grond van wat de heer Lautenbach heeft ge zegd. Voor dit voorstel gevoelt hij echter niets, als men er eenmaal toe gekomen is om beide soorten van ar beiders hetzelfde werk te laten doen, dan moet men daarvoor ook het hetzelfde loon toekennen Voor gelijk werk gelijk loon, dat is ook in den geest van de heeren. Spreker vindt goed dat aan de georganiseerden iets de voorkeur wordt gegeven, maar zijn beide soorten een maal aan 't werk, dan moet ook hetzelfde loon worden betaald. De heer Tulp (wethouder) vraagt of de leden er wel om denken dat dit is een werkverschaffing, waarvoor niet het volle salaris kan worden gegeven. In tijden van werkloosheid is 25.salaris voor werkverschaffing totaal weg. De uitkeering van de kassen is ook lang zoo hoog niet. Met een salaris van 20.zooals de commissie heeft voorgesteld, kan spreker zich heelemaal vereenigen; een salaris van 25.is voor werkver schaffing te hoog. Er moet ook een prikkel blijven om de werkverschaffing zoo spoedig mogelijk weer te ver laten om weer tot den arbeid in de vrije maatschappij terug te keeren. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi meent dat, nu liet eerste voorstel is aangenomen en de commissie zal worden gevraagd zich uit te spreken omtrent voorkeur ten opzichte van georganiseerden en ongeorganiseerden, dit voorstel thans niet in behandeling kan komen, omdat eerst het advies der commissie moet worden afgewacht. De Voorzitter beschouwt het zoo dat dit een uitnoo diging is om het loon zoo vast te stellen. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Dus dit is ook een uitnoodiging? De Voorzitter: Zoo beschouw ik het. De beraadslagingen worden gesloten. De uitnoodiging wordt met 12 tegen 10 stemmen ver worpen. Vóór stemmen: de heeren M. Molenaar, Zandstra, Muller, Koopal, Tiemersma, O. F. de Vries, De Boer, Dijkstra, Collet en B. Molenaar. Tegen stemmen: de heeren Lautenbach, Fransen, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Dijstra, Tulp, Oosterhoff, Jansen, Visser, IJ. de Vries, Van der Werff, De Vos en Van Weideren baron Rengers. V. De Voorzitter stelt thans aan de orde de vraag van den heer De Boer (sub III): „Wordt er op de gasfabriek zoogenaamd besmet werk verricht?" De interpellatie wordt geopend. De heer De Boer gelooft niet dat bij zijn vraag heel veel toelichting noodig is. Het is bekend dat er op 't oogenblik een staking is onder de metaalarbeiders. Nu heeft spreker vernomen dat er een ongemonteerd werkstuk aan de gasfabriek is afgeleverd en dat dit daar wordt afgemaakt. Hij zou nu willen weten of dit in overleg met en met toestemming van Burgemeester en Wethouders is gebeurd of niet. De Voorzitter kan dit antwoorden, dat hem bekend is dat door de firma Nering Bögel te Deventer is af geleverd een werkstuk. Spreker weet niet precies wat het is, maar dit werkstuk was niet geheel af; er moesten nog een paar gaten in worden geboord en, zooals spreker later nog heeft gehoord, moest er nog een as bij aangesmeed worden. Verder kan hij meedeelen dat dit op de gasfabriek is gebeurd en dat er in het college van Burgemeester en Wethouders niet over gesproken is. De heer Dijkstra (wethouder) wil naar aanleiding van de vraag van den heer De Boer wel even de toe dracht der zaak vertellen. De kwestie is deze. Eenige weken geleden is er door den directeur in overleg met spreker een cokesbreker besteld. Er was toen van sta king nog geen sprake. Inmiddels is de staking gekomen en, naar spreker begrepen heeft hij wist het niet heeft de directeur naar de firma geschreven: stuur dien breker maar af, bij wijze van spreken, klaar of niet klaar. Dat is geschied. Door een lid van een der organisatie- besturen, die spreker kwam bezoeken, is daarop zijn aandacht gevestigd. Spreker heeft daarna het werk lieden-reglement er op nagezien, speciaal wat er stond in artikel 16 en heeft toen den directeur der gasfabriek opgebeld en, na hem de zaak toegelicht te hebben, het volgende voorstel gedaan. Spreker is n.l. van oor deel, dat dit werk is, ontnomen aan de handen van de stakende metaalbewerkers en dat men daarvan hier heeft af te blijven. Hij is echter nog niet zoolang in het college, waarom hij dacht het beste te doen, omdat er tusschen den directeur en hem verschil van meening rees, den directeur voor te stellen het werk twee dagen op te schorten - dat kon heel best om dan even deze zaak in het college van Burgemeester en Wethouders ter sprake te brengen en dan het standpunt van Burge meester en Wethouders te weten te komen. Door toe vallige omstandigheden is het daartoe niet gekomen; verleden Donderdag was het al 6 uur en er is op 't laatst ook eens een tijd van ophouden en Zaterdag werd het in de buitengewone zitting, die het college heeft gehouden, al weer 12 uur. Zoodoende is het er dus bij gebleven en nu is inmiddels dit gebeurd. Spreker had dus den directeur verzocht het werk zoo lang op te schorten tot de zaak in de vergadering van het college was besproken. De directeur was dat echter niet van

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1921 | | pagina 8