432 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 December 1921. De Voorzitter wil opmerken dat in den brief van de commissie van administratie staat, dat deze inlichtingen heeft ingewonnen bij 15 verschillende banken van lee ning en dat zij naar aanleiding van dat onderzoek meende dit te moeten voorstellen. Spreker gelooft ook dat de heer Collet te veel drukt op het heen en weer brengen van de panden, 't Is een zelfde kwestie als dat men in een groote stad in de tram rijdt: rijdt men 10 K.M. mee, dan betaalt men voor iedere 1000 M. één cent, maar rijdt men 25 K.M. dan rijdt men ook 2500 M. voor één cent. Als hier de kleine posten dikwijls heen en weer gaan, dan wordt de zaak duur. Maar er is ten slotte gezegd: dergelijke kleine postjes geven een groote administratie, dus moet er meer voor worden betaald. Hier is ook al eens een stem opgegaan om de bank van leening op te heffen. Burge meester en Wethouders waren het daarmee heelemaal niet eens maar wel willen zij trachten dat de bank van leening, die absoluut geen winstgevend bedrijf is, zich zelf zooveel mogelijk zal dekken. Spreker kan nu niet begrijpen dat de voorgestelde tarieven te duur zouden zijn. De heer Collet heeft gezegd dat volgens de pand- huiswet er geen pandhuis mag zijn zonder de goed keuring van Gedeputeerde Staten. Dit is in theorie waar, maar we weten wel dat het in de praktijk anders is, dat men in Leeuwarden zijn goederen wel anders kan beleenen dan in de bank van leening. En deze particulieren doen het niet om de menschen te helpen, maar om er zelf aan te verdienen. Want als ze er niets aan verdienden deden ze het ook niet. Indien die menschen dezelfde tarieven zouden heffen als die hier op 't oogenblik worden voorgesteld dan zouden zij, afgescheiden van hun goedkoopere ex ploitatie, toch geen winst kunnen maken, omdat, waar de gemeente er zoo'n som op toelegt, die exploitatie al heel wat goedkooper zou moeten zijn. Maar de gemeente moet toch een stuk blijven onder de particuliere tarieven. Nu moet men niet van de veronderstelling uitgaan dat dergelijke inrichtingen hier niet zijn; wij weten allen wel dat er heel wat goederen te beleenen zijn, al is dat dan niet officieel bekend. En als dat het geval is dan moeten de gemeentelijke tarieven lager zijn dan die van particu lieren. Van dezen behoeft men echter zeer zeker niet aan te nemen dat zij er jaarlijks eenige duizenden op zullen toeleggen. Zoodat het bezwaar hier niet zal zijn dat de tarieven hier zoo worden opgevoerd dat de menschen worden gedreven naar de, hetzij dan ten onrechte bestaande, pandhuizen, die hier in Leeuwarden zijn. Dat zou de groote vrees zijn, dat de menschen niet meer naar de bank van leening, maar naar anderen gingen. Doch nu kan spreker voor zich persoonlijk en ook namens Burgemeester en Wethouders wel zeggen dat zij er niet tegen op hebben gezien om hierop in te gaan. Al wordt het tarief duurder, toch zal het nog veel goedkooper zijn dan dat van particulieren, die het doen uit zuiver winstbejag. De heer Collet merkt op dat de Voorzitter heeft gezegd dat spreker de zaak te breed heeft uitgemeten door te beweren dat de panden slechts voor korten tijd worden beleend. De heer IJ. de Vries heeft dezelfde opmerking ook gemaakt. Maar spreker gelooft wel dat hij het recht heeft om dit te zeggen, omdat, toen de heer De Vos de vorige maal het voorstel deed, om de bank van leening op te heffen, de Wethouder van Fi nanciën hem antwoordde dat de panden, die in hoofd zaak worden beleend, over 't algemeen voor zeer korten tijd worden beleend. Juist daarom, omdat de panden voor zoo korten tijd worden beleend, is spreker van meening dat het voorgestelde administratieloon te zwaar drukt. Degenen, die van de bank van leening gebruik maken, zijn over 't algemeen menschen uit de laagste lagen der maatschappij en nu vindt spreker 't niet goed dat die menschen zooveel administratieloon moeten betalen. Hij zal daar dan ook tegen stemmen. De heer Zandstra heeft gevraagd om in artikel 1 de woorden „ter voorkoming van armoede" te schrappen. Die woorden komen hem zeer apocrief voor. Is er ar moede dan wordt men door gebruikmaking van de bank van leening juist nog armer, inplaats dat men er welgestelder vandaan komt. De Voorzitter: Verlangt nog een van de leden het woord? De heer Zandstra: Ik stel voor om die woorden te schrappen. De Voorzitter: Hebt U een amendement ingediend? De heer Zandstra: Dat kan ik wel doen. De Voorzitter: Bedoelt U het als amendement? De heer Zandstra: Ja. De algemeene beraadslagingen worden gesloten. Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behandeling. Onderdeel 1. De heer Zandstra heeft bij amendement voorgesteld om hierin de woorden „ter voorkoming van armoede" te schrappen. De beraadslagingen worden geopend De Voorzitter zou haast zeggen: ze kunnen er in staan of niet, 't blijft toch gelijk. De heer De Boer: Mogen ze er wel uit? De Voorzitter meent dat op 't oogenblik het gevoelen is dat ze er wel uit mogen, dat ze er niet in behoeven te staan. Vroeger moesten ze er wel in, doch op 't oogenblik gelooft spreker dat het niet meer behoeft. Mocht evenwel het amendement worden aangenomen en dan achteraf blijken dat men wettelijk verplicht is, die woorden er in te zetten, dan zal de Raad wel geen bezwaar hebben om ze er in te houden. Het college kan zoodoende een kleinen slag om den arm houden. De heer Visser: Als er zooveel bezwaren zijn, is het dan niet verstandiger, de woorden er maar in te laten? De kwestie verandert er toch niet door. De heer Zandstra: Burgemeester en Wethouders zullen er wel een andere redactie voor kunnen vinden. De Voorzitter: De eenige andere redactie die dan mogelijk is, zal zijn: Er bestaat een stads bank van leening te Leeuwarden. Dan komt er niet anders te staan dan dat, wat dan de beste redactie is. De beraadslagingen worden gesloten. Het amendement-Zandstra wordt met 17 tegen 5 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heeren Collet, M. Molenaar, Lau- tenbach, Dijkstra, Tiemersma, Zandstra, O. F. de Vries, IJ. de Vries, De Boer, Koopal, Oosterhoff, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Muller, Jansen, B. Molenaar. Tulp en Van Weideren baron Rengers. Tegen stemmen: de heeren Visser, Fransen, De Vos, Dijstra en Westra. Ond. I wordt, behoudens het geval van strijd met de Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 December 1921. 433 wet, in welk geval de thans door Burgemeester en Wethouders voorgestelde redactie herleeft, vastgesteld als volgt: „Er bestaat een stads bank van leening te Leeu warden". Onderdeelen II en III worden onveranderd vastgesteld. Over ond. IV staken de stemmen (11 tegen 11), zoo dat dit artikel, evenals de vaststelling van de geheele wijziging, wordt aangehouden tot de volgende verga dering. Vóór stemmen: de heeren Lautenbach, Dijkstra, O. F. de Vries, Fransen, IJ. de Vries, Oosterhoff, Dijstra, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Tulp, Westra en Van Weideren baron Rengers. Tegen stemmen: de heeren Collet, M. Molenaar, Visser, Tiemersma, Zandstra, De Boer, De Vos, Koopal, Muller, Jansen en B. Molenaar. 17 (Agenda no. 17a.). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van eene verordening op de heffing van 100 opcenten op de vermogensbe lasting (bijlage no. 60). Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Ter behandeling van: 18 (Agenda no. 18). Het 8e suppletoir kohier van de plaatselijke directe belasting naar het inkomen, dienst 1919. wordt in geheime zitting overgegaan. Na heropening der openbare vergadering wordt dit kohier vastgesteld met een totaal der cijfers van aanslag van 646,244 en een bedrag der aanslagen van 38,774.64. Niets meer te behandelen zijnde, wordt de vergade ring door den Voorzitter gesloten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1921 | | pagina 8