2 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 17 Januari 1922.
Heeft ter visie gelegen om nog heden te worden be
handeld.
15. dat Burgemeester en Wethouders:
a. hebben aangesteld tot 2en klerk bij den dienst
der gemeentewerken R. Tinga en tot gezel-drukker
zetter ter secretarie W. H. W. Zadel, beiden thans
tijdelijk werkzaam;
b. bij openbare aanbesteding hebben gegund ten
behoeve van de gemeentereiniging aan B. Wiebenga,
alhier, de levering van 300 H.L. inlandsche haver a
12.12 per 100 K.G. en het onderhoud van vaartuigen,
bij dien tak van dienst in gebruik, over 1922 voor
f 2030.aan A. T. van der Werff alhier.
Wordt voor kennisgeving aangenomen.
111. Wordt overgegaan tot behandeling van de voor
heden op den oproepingsbrief vermelde punten.
1 Agenda no. 2). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om op verzoek eervol ontslag te verkenen:
a. aan mevrouw R. Roegholt-Ringnalda als leerares
in de handwerken aan de school van middelbaar onder
wijs voor meisjes;
b. aan B. J. v. d. Wal en H. Martin als tijdelijke
leeraren aan de Burgeravondschool
c. aan A. Roders als onderwijzer aan gemeente
school no. 8b.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
2 (Agenda no. 3). Herstemming over onderdeel IV
van het ontwerp-besluit tot wijziging van het reglement
voor de Stads Bank van Leening (bijlage no. 57 van
1921).
De Voorzitter memoreert dat in de vorige vergadering
over onderdeel IV van dit onderwerp-besluit de stem
men hebben gestaakt, zoodat ingevolge de Gemeentewet
thans weer stemming daarover moet plaats hebben.
Onderdeel IV wordt met 11 tegen 9 stemmen aange
nomen.
Vóór stemmen: de heeren Lautenbach, Dijstra, Van
der Werff, Tulp, Van Weideren baron Rengers, mevrouw
BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Cohen, O. F. de
Vries, IJ. de Vries, Westra en Berghuis.
Tegen stemmen: de heeren Visser, Zandstra, Muller,
De Vos, Tiemersma, M. Molenaar, De Boer, Jansen en
B. Molenaar.
De geheele wijzigings-verordening wordt, zooals deze
onder onderdeel I is geamendeerd, met algemeene
stemmen vastgesteld.
3 (Agenda no. 4). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om aan de directie der Nederlandsche
Spoorwegen vergunning te verkenen tot het leggen van
een zinker bij de spoorbrug aan de Potmarge.
Dit voorstel luidt als volgt:
Het water van de gemeentelijke drinkwaterleiding
heeft niet de eigenschappen die noodig zijn voor water,
dat dienst moet doen voor ketels van locomotieven. De
Directie van de Staatsspoor heeft daarom overwogen,
op welke wijze geschikt water voor ketelvulling ware
te verkrijgen. Daartoe is eene leiding gelegd van Veen-
wouden naar Leeuwarden. Het water uit Veenwouden
schijnt voor het doel geschikt. De gemelde leiding is
gereed op het zeer kleine eindje na dat de Potmarge
zou moeten snijden. De Potmarge is het eigendom van
de gemeente, zoodat zonder medewerking van deze het
voltooien van de geheele leiding niet mogelijk is. De
Directie heeft ons verzocht vergunning te willen ver-
leenen tot het leggen van een zinker in de Potmarge en
later te kennen gegeven, dat langs de gelegde leiding
alleen bedoeld ketelwater zal worden betrokken, dat
het drinkwater voor bewoonde perceelen zal worden
afgenomen van de gemeentelijke waterleiding en dat de
bestaande drinkwaterleidingen der Maatschappij zoo
zullen worden omgelegd, dat zij op het gemeentelijke
net aansluiten. Voorts zal de Maatschappij, indien de
waterleiding mocht overgaan aan de N. V. Intercommu
nale Waterleiding, Gebied Leeuwarden, geen leiding
water vervoeren, noch tractie-, noch drinkwater naar
plaatsen waar die vennootschap water levert, mits het
water, dat de vennootschap levert, naar het oordeel van
de Directie aan de voor het bestemde doel te stellen
eischen voldoet.
Tegen inwilliging van het verzoek bestaat naar onze
meening op de aangegeven voorwaarden geen bezwaar,
waarom wij Uwe Vergadering in overweging geven te
besluiten:
aan de Nederlandsche Spoorwegen te Utrecht ver
gunning te verleenen tot het leggen van een zinker in
de Potmarge onmiddellijk naast of onder de thans be
staande spoorbrug ten behoeve van eene leiding van
Veenwouden naar Leeuwarden voor den aanvoer van
water voor ketelvoeding, onder de volgende bepalingen:
a. de bovenkant van den zinker mag niet hooger
komen dan 2.50 Meter beneden Friesch zomerpeil, ter
wijl het werk moet worden uitgevoerd en onderhouden
ten genoegen van en in overleg met Burgemeester en
Wethouders;
b. de bestaande contracten tusschen de gemeente
Leeuwarden (voormalige N. V. Leeuwarder Waterlei
ding-Maatschappij) en de Nederlandsche Spoorwegen
(voormalige Maatschappij tot exploitatie van S.S.)
vervallen met ingang van 1 Maart 1922, zoodat elke
waterlevering van de gemeente aan het emplacement
der Nederlandsche Spoorwegen, met uitzondering van
die hierna onder d genoemd, van dien datum af op
houdt;
c. uit de te leggen leiding zal geen drinkwater
mogen worden betrokken;
d. het drinkwater voor het emplacement en de zich
daarop bevindende gebouwen benoodigd, wordt afge
nomen van de gemeentelijke waterleiding of hare recht
verkrijgenden en daartoe zullen de leidingen der Maat
schappij zoo worden gelegd, dat zij direct op het ge
meentelijke net aansluiten; ieder bewoond perceel kan
als een aparte aansluiting gerekend worden;
e. het water, dat van de onder d genoemde leiding
wordt afgenomen, mag niet anders gebruikt worden dan
voor drinkwater;
de maatschappij zal, voor het geval de waterlei
ding der gemeente aan een Naamlooze Vennootschap
Intercommunale Waterleiding mocht overgaan, geen
leidingwater, noch tractie-, noch drinkwater vervoeren
naar plaatsen, waar die Vennootschap water levert,
mits dit door de Vennootschap te leveren water naar
het oordeel der Directie der Nederlandsche Spoorwegen
voldoet aan de voor het bestemde doel te stellen
eischen;
g. ter erkenning van het eigendomsrecht der ge
meente op den grond der Potmarge moet jaarlijks vóór
of op 1 Mei, voor het eerst op 1 Mei 1922, ten kantore
van den gemeenteontvanger betaald worden de som
van 1.
h. bij niet nakoming van een der hiervoor onder c
tot en met g genoemde voorwaarden wordt deze ver
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 17 Januari 1922. 3
gunning geacht vervallen te zijn, zonder dat eenige in
gebreke stelling noodig is.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer IJ. de Vries zou in verband met deze zaak
de vraag willen stellen, waar door de spoorwegen meer
water wordt opgepompt dan noodig is, zoodat daar zoo
nu en dan de zaak wordt stop gezet, en dat water mis
schien beter geschikt is voor drinkwater dan dat van de
gemeente Leeuwarden, of niet dat overtollige water van
de spoorwegen kan worden overgepompt in den water
toren? Opdat althans het zoutgehalte van het drink
water voor Leeuwarden wat minder wordt.
De Voorzitter kan hierop antwoorden dat hetzelfde
idee alreeds onder de oogen is gezien; het is misschien
mogelijk dat er nog nader werk van wordt gemaakt.
Zooals het water van de spoorwegen hier aankomt, is
het echter absoluut niet geschikt voor drinkwater, omdat
het zeer sterk ijzerhoudend is en het niet wordt ont-
ijzerd. Er wordt alleen maar een beetje kalk bij gedaan
om het te ontharden.
In een conferentie, met de Directie der Spoorwegen
te Utrecht gehouden, heeft spreker ook hetzelfde ter
sprake gebracht en daar is besproken dat het misschien
moeilijk gaan zou. Het is hier niet een kwestie van het
water zoo maar even in den watertoren te brengen, maar
het moet daarin 25 M. worden opgeperst en daar heeft
de spoorleiding de kracht niet toe. Er zal dus bij den
watertoren, om het water in het gemeentelijk net te
brengen, een electro-motor moeten worden geplaatst en
dan zal het water nog voor dien tijd ontijzerd moeten
worden. Die mogelijkheid bestaat echter wel, n.I. door
het in verbinding te brengen met de zuurstof der lucht.
Technisch is de zaak dus wel uitvoerbaar, 't Is de vraag
echter maar wat 't kost. Het idee is echter in bewerking.
De heer IJ. de Vries brengt de zaak naar voren, om
dat een korte berekening hem leert dat het nog wel 2
jaar zal duren voor de nieuwe waterleiding tot stand
is gekomen en dit water toch bijna tot voor den toren
wordt gebracht. Daarom heeft hij gevraagd of het mo
gelijk is. Spreker heeft wel begrepen dat het iets kost en
dat er een overeenkomst met de spoorwegen moet
worden getroffen. Maar hij wil het doen in het belang
van het drinkwater van de stad.
De Voorzitter zegt dat ook de directeur hier het
voorstel heeft gedaan; hij heeft schriftelijk meegedeeld
cm het te doen. Er wordt nu nog overleg gepleegd of
het werkelijk kan.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt
met algemeene stemmen aangenomen.
4 (Agenda no. 5). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot wijziging der salarisverordening 1919
{bijlage no. 12 van 1922).
Het hierbij aan de orde zijnde adres (mededeelingen
sub 14) wordt afgewezen.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
5 (Agenda no. 6). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot verlenging van den termijn van aan
besteding van het bezorgen der benoodigde wagen
vrachten ten dienste der Gemeentewerken.
Dit voorstel luidt als volgt:
De openbare aanbesteding van het bezorgen der
benoodigde wagenvrachten ten dienste van de ge
meentewerken had in 1920 tot gevolg, dat de aan
neming werd gegund aan P. Poelsma voor de door
hem ingeschreven eenheidsprijzen, welke overeenkomst
krachtens het contract voor 1921 werd verlengd. De
directeur der gemeentewerken is tevreden over de
bediening door dezen aannemer en bericht bij schrijven
van 29 December 1.1. no. 1999 dat Poelsma ge
negen is de bestaande overeenkomst te verlengen,
doch tegen een ietwat verhoogd tarief, dat tot
een totale verhooging van 10 der vrachtkosten
zal leiden. Op de door den directeur vermelde gronden,
het nagenoeg ontbreken van concurrentie bij de vorige
inschrijving en de omstandigheid, dat Poelsma door de
medewerking van zijne zoons in staat is, goedkooper
te leveren dan anderen, achten wij een onderhandsche
opdracht aan den laatstgenoemde verkieslijk. Hij
is bovendien door zijn langdurig samenwerken met
dezen tak van dienst daarvoor zeer goed ingericht.
Wij geven U dus in overweging ons te machtigen:
de bedoelde overeenkomst met P. Poelsma voor den
tijd van één jaar te verlengen, op de bestaande voor
waarden, doch met verhooging van het vervoer voor:
grcnd van
1.25 op
1.35
zand
yy
1.05
L20
vierk. keien
>1
1.50
2.—
waalsteen
yy
1.90
2.10
puin
yy
1.40
1.60
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Lautenbach heeft met verwondering dit voor
stel gelezen. Sedert deze overeenkomst is aangegaan
kan men toch moeilijk beweren dat de loonen van het
personeel zijn gestegen, noch de kosten van fourage voor
de paarden. Dat is niet het geval. Waarom moeten dan
de vrachtprijzen 10 hooger? Spreker zou eerder kun
nen begrijpen dat ze 10 werden verlaagd. 10
hooger komt hem hier uiterst vreemd voor.
De heer O. F. de Vries (wethouder) antwoordt dat
er geen bericht van den aannemer werd ontvangen of
hij den termijn wilde verlengen en dat dezen toen is
gevraagd of hij het op dezelfde voorwaarden weer wilde
doen. Hij antwoordde dat hij dit niet wilde, maar dat
hij daartoe wel genegen was indien de prijzen met on
geveer 10 werden verhoogd. Wanneer men nu het
staatje onder aan het voorstel ziet, dan moet men oor-
deelen dat het ook met deze 10 verhooging nog een
heel voordeelige aanbieding is. Waar de keuze beperkt
is, deze man met wagens en paarden geheel op dit ver
voer is ingericht en Burgemeester en Wethouders ook
geen gunstiger uitslag bij openbare aanbesteding ver
wachtten, hebben zij dit voorstel overgelegd.
De heer Lautenbach meent dat elk element voor ver
hooging hier absoluut afwezig is. De prijs van de fou
rage der paarden is sedert de aanbesteding minstens
met de helft gedaald. Bij de aanbesteding is voor be
paalde prijzen ingeschreven; nu dus de fourage zooveel
is verlaagd kan de aannemer het vrij wat voordeeliger
doen dan toen. Op grond daarvan meent spreker dat er
niet de minste aanleiding bestaat voor verhooging. De
fourage der paarden is in elk geval belangrijk verlaagd
en de werkloonen zijn niet verhoogd.
De heer De B»er merkt op dat wat de heer Lauten
bach zegt, dat de prijs van de fourage der paarden be
langrijk is gedaald, niet juist is. Wel is de prijs van een
enkel voermiddel, met name de haver, gedaald, maar
het hooi is belangrijk in prijs gestegen, dit is veel
duurder dan het vorige jaar. Dan komt er nog bij dat
de prijs van het hoefbeslag, wat voor deze zware