12 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 17 Januari 1922. is gegeven onder die bepaalde voorwaarden. De Raad heett er genoeg tegen aangezien en er is hier gevraagd: gaat het wel op om een dergelijk subsidie te geven? Maar men is daar ten slotte overheen gekomen, omdat de voorwaarden zoo waren als ze zijn gesteld. Onder- tusschen kregen Burgemeester en Wethouders en de Raad hier echter op hun kop, omdat er nog maar steeds niet besloten werd. Wat waren dat hier voor kerels, dat het zoo lang duurde. Dan ging het in Nijmegen anders. Men vond het van den Raad heelemaal niet mooi, dat hij niet wilde meewerken. Maar de Raad zag er tegen aan, en dat was te begrijpen. Alleen onder bepaalde voorwaarden, welke de vereeniging vrijwillig heeft geaccepteerd, is ten slotte het bedrag gegeven. En nu meent spreker dat men verder van elkaar af is; men moet er toch ééns af wezen. Voor spreker is er een ander argument, dat zwaar in de schaal weegt. Laten de heeren eens beginnen met in eigen boezem te kijken, laten zij eerst eens onderzoeken of daar ook reden zijn, waarom zij geen huurders krijgen en waarom de groote woningen wel, maar de kleine niet verhuurd worden. Die reden is dat men zooveel waarborg moet storten en dat men nog voor het dubbele aansprakelijk is. Daar zien de men- schen tegen op, maar niet om y7 van hun inkomen te verwonen. Of een ambtenaar van het rijksopvoedings gesticht in een ambtswoning 15 c/o moet verwonen, of hier van 417.tot 475.dat blijft hem vrijwel gelijk, dien zit het 'l/- niet zoo in den weg. Maar wat hem wél in den weg zit is, dat hij ook een aandeel moet nemen en dat hij voor het dubbele aansprakelijk zal zijn. Daar passen de menschen voor. Het loopt spaak met de vereeniging, omdat het type van wo ningen voor een dergelijken opzet te klein is. Als men grooter woningen had genomen, dan was er geen kwestie van geweest dat zij niet waren weggegaan. Dat blijkt ook wel uit het feit dat de grootere woningen allemaal verhuurd zijn. Met de middelsten ging het ook beter, maar de kleinsten leveren bezwaar op, omdat men daarbij veel te veel moet deelnemen in het ka pitaal. Uit de statistiek der vereeniging blijkt dat er aan vankelijk 7 en nu nog 2 woningen onverhuurd zijn. Daaruit blijkt ook dat in de 17 grootste woningen 7 huurders zijn, die meer verwonen dan de minimum huurprijs, die dus y7 van hun inkomen betalen en meer verdienen dan de grens, welke wethouder De Vries heeft genoemd. Bij de 35 middelste woningen zijn er 14 zulke huurders en bij de 18 kleinste woningen maar 2. Daaruit blijkt dus dat het grootste percentage van die menschen is bij de grootste woningen. Daar heeft men geen bezwaar om 1/7 *e verwonen. Maar die menschen hebben ook eenig kapitaal achter de hand en voor hen levert het dus niet zoo'n bezwaar op om eenig kapitaal te steken in het waarborgfonds. Dat is dan ook de reden, waarom de groote woningen direct verhuurd zijn. Er komt nog iets bij, waardoor de vereeniging slecht geboerd heeft. Een deel van de woningen was voor het Rijk gebouwd, men had toezegging, dat deze door het Rijk zouden worden gehuurd. Op een gegeven moment heeft het Rijk zich daarvan echter terugge trokken. Wel is, naar spreker meent, tot dien tijd de huur door het Rijk betaald, maar toch is de vereeniging daardoor gedupeerd. Spreker staat op dit standpunt: de gemeente heeft een subsidie gegeven en niet klein ook wat door de vereeniging met zekere voorwaarden, daaraan ver bonden, is geaccepteerd; nu het de vereeniging minder goed gaat, nu haar kans wat verkeken is in verband met de tijdsomstandigheden, nu kan de gemeente er weer wat bij doen. Niet dat het de gemeente financieel wat kost, dat geeft spreker toe. Maar zoo komt men toch nooit aan een eind. Laat dan de vereeniging eerst eens uit de statuten de bepaling omtrent kapitaalstorting en het verantwoordelijk zijn voor het dubbele daarvan laten vallen, dan zal zij vrij wat gemakkelijker huurders krijgen. De bepaling omtrent het y7 is het bezwaar niet; uit de practijk is gebleken dat deze bij de grootste woningen geen bezwaar oplevert en bij de kleinste wo ningen is ook niet het bezwaar de y7-bepaling, maar de kapitaalsdeelname. Laat de vereeniging dus eerst eens in eigen boezem kijken; zoolang dat niet gebeurt is, be hoeft men er hier niet over te praten. De woningen waren al lang verhuurd geweest, wanneer de deelname in het waarborgfonds was geschrapt. Dat is het wat hier nog niet naar voren was gebracht. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi kan zich met het zeggen van den Voorzitter volkomen vereenigen, in zoo verre dat de bedoelde bepaling in de statuten wel dege lijk een groot bezwaar oplevert. Alaar ook is een groot bezwaar de bepaling betreffende het i/7. De Voorzitter stelt het zoo voor dat, of de zaak staat of valt, het niet ligt op den weg der gemeente om de vereeniging tege moet te komen. Spreekster meent dat de vereeniging zelf heeft getracht er aan tegemoet te komen, maar dat blijkt heel moeilijk. De gemeente kan echter wel aan de andere bezwaren tegemoet komen en spreekster meent werkelijk dat dit ligt op den weg van het gemeentebe stuur. Zij is er van overtuigd dat de Voorzitter ook wel zal hebben overwogen dat het heel moeilijk is om in de statuten der Coöperatieve vereeniging, zooals ze daar liggen, verandering aan te brengen. En waar de veree niging anders op den duur noodlijdend zal worden, daar meent spreekster dat het op den weg der gemeente ligt om in de bezwaren te voorzien, ook omdat dit in andere gemeenten ook gebeurt. Ziet de Voorzitter kans om de statuten zoo te veranderen, dat de bezwaren minder worden? De heer Jansen heeft als argument van den Voorzitter ;,ehoord dat toen het subsidie werd gegeven, de veree niging met de voorwaarden accoord ging. Spreker ge looft echter dat er tusschen toen en nu een groot verschil is, de theorie is practijk geworden en nu blijkt de theorie in de practijk moeilijkheden op te leveren. Daarom ge looft spreker dat, indien aan die moeilijkheden zonder onoverkomelijke bezwaren is tegemoet te komen, er dan niet zoo geweldig streng aan de bepalingen moet wor den vastgehouden als door den Voorzitter is voorgesteld. Deze zegt dat men er nu af moet zijn, omdat men toen genoegen heeft genomen met de voorwaarden. Maar spreker gelooft dat, al heeft de Raad toen de V7-bepa- ling en den grondprijs goedgekeurd, de Raad zichzelf niet een brevet van onbekwaamheid zal uitreiken, wan neer hij nu besluit aan de moeilijkheden tegemoet te komen. De Voorzitter wil nog opmerken dat, als bij een kwestie als deze in verband met het subsidie voorwaar den worden gemaakt, dan achteraf kan blijken, dat men het anders had moeten doen. Maar de bedoeling van sprekers woorden is nu: als men daarmee rekening zal houden, dan is men nooit klaar, dan kan men wel aan den gang blijven. Over een jaar kan men misschien wel weer heel andere voorwaarden wenschen. Waar men hier niet op komt en dit feit staat voor spreker zoo vast als een paal boven water is, dat de i/T-bepaling niet is de bezwaarijlke voorwaarde, waarom de woningen niet verhuurd worden. Maar de menschen willen niet deelnemen in het kapitaal en niet voor het dubbele daarvan aansprakelijk zijn. Dat moest men laten vervallen. Want daar gaat het om en daarover wordt hier niet gesproken. De heer Dijstra wil van wat de Voorzitter zegt niet de waarde ontkennen. A^aar als men die bezwarende voorwaarde loslaat, dan komt de heele vereeniging op Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 17 Januari 1922. 13 veel losser schroeven te staan. Als men echter den weg wat ruimer maakt, zooals spreker omtrent de bezwa rende bepaling van het i/7 heeft voorgesteld, dan zal men een ruimer toevloed van huurders krijgen, waardoor de vereeniging meer stabiel wordt. Daarom gevoelt spreker er meer voor dat de Raad iets toegeeft, dan dat de door den Voorzitter bedoelde bepaling wordt los gelaten, in welke bepaling juist de stabiliteit der veree niging ligt. Deze moet men ongerept laten, want daar schuilt juist de grootste kracht der vereeniging in. De Voorzitter: Als ik de verschillende voorstellen be zie, dan lijkt het mij het beste, het voorstel van den heer De Vos in stemming te brengen. De inhoud daarvan is dat aan Burgemeester en Wethouders wordt verzocht nog eens te trachten contact te krijgen met de vereeni ging- De heer Dijstra: Is mijn voorstel niet van een verdere strekking? Daarin is toch iets belichaamd. De Voorzitter: Ik zou willen zeggen dat het, na be spreking met de woningvereeniging, zelfs zeer wel mogelijk is dat Burgemeester en Wethouders geheel met Uw voorstel mee kunnen gaan. Het voorstel luidt: „In bijzondere gevallen kan het bestuur zich wenden tot het college van Burgemeester en Wethouders om toestemming te ontvangen tot afwijking van het y7 gedeelte." Dat is dus een positief voorstel. De heer De Vos zegt dat als zijn voorstel in stem ming komt en wordt aangenomen, het dan toch ook zeker wel zal kunnen zijn, dat Burgemeester en Wet houders met het bestuur nog over andere punten spre ken Het is dus zeer wel mogelijk dat men dan niet tot overeenstemming kan komen en dan zouden Burge meester en Wethouders kunnen komen met wat de heer Dijstra bedoelt. Dat gelooft spreker dat 't beste is. De Voorzitter heeft zoo gedacht. Als het voorstel-De Vos is aangenomen, dan is het altijd nog mogelijk het voorstel-Dijstra de volgende vergadering aan te nemen. Maar als het voorstel-Dijstra nu wordt aangenomen dan kan men niet meer stemmen over het voorstel-De Vos. Het voorstel-Dijstra is niet vervallen als het voorstel- De Vos wordt aangenomen, het kan dan zeer goed de volgende vergadering ook worden aangenomen. Zou echter het voorstel-Dijstra nu worden aangenomen, dan zou men daarmee het voorstel-De Vos dadelijk den nek omdraaien. De heer De Boer wou naar aanleiding van het voor stel-Dijstra nog graag een vraag stellen. Het voorstel komt hier op neer, dat in bepaalde gevallen met het i/7 deel de hand gelicht wordt. De Raad heeft zich echter bij dezen woningbouw op het standpunt gesteld, dat subsidie bij een inkomen beneden 5000.toelaatbaar was, maar dat, wanneer die huizen werden bewoond door hoogere inkomens, die menschen dan niet een ge deelte of het geheele subsidie zouden ontvangen, maar dat zij dit gedeeltelijke of heele subsidie, bestaande uit het verschil tusschen maximum-huur en kostprijs, voor hun eigen rekening zouden krijgen. Het voorstel-Dijstra gaat dus in deze richting, dat menschen met een hooger inkomen dan 5000.een geheel of gedeeltelijk sub sidie zullen ontvangen uit gemeente- en rijkskas. Zoo is het voorstel geformuleerd. En nu wil spreker de vraag stellen of men dat kan verdedigen, dat menschen met een inkomen boven 5000.uit gemeente- en rijkskas een subsidie krijgen, omdat zij in deze woningen wonen of die mogen bewonen. De heer Berghuis (wethouder) gelooft dat de heer De Boer hier geheel mis is. Als spreker het voorstel- Dijstra goed heeft begrepen, dan is de bedoeling daar van dat Burgemeester en Wethouders in speciale ge vallen kunnen beoordeelen of de i/7-bepaling oorzaak is, dat op een gegeven oogenblik een woning niet ver huurd kan worden en dat Burgemeester en Wethouders dan meteen onder de oogen kunnen zien in hoeverre dit in verband staat met den kostprijs der woningen. Het kan toch best zijn dat het y7 deel ver boven dien kost prijs is en dat men dus wel tot vermindering kan over gaan, zonder dat daarbij hulp in de huurbetaling in treedt. De heer O. F. de Vries (wethouder) moet ook zeggen dat er, nu het voorstel-Dijstra zoo wordt opgevat, prac- tisch niets op tegen is, dat de vereeniging zich in der gelijke gevallen nog wendt tot Burgemeester en Wet houders of tot den Raad. Iets anders is echter het voorstel-De Vos. Wanneer dat wordt aangenomen, dan kan dezelfde zaak weer worden besproken en weer worden behandeld, dan krijgt men weer dezelfde geschiedenis, die al van alle kanten is bekeken. De Raad heeft tijd genoeg gehad om de zaak te bestudeeren. Spreker gevoelt er niets voor om ze nu weer uit te stellen. De Voorzitter stelt voor het voorstel-De Vos in stem ming te brengen. De heer Visser begrijpt dat het voorstel-De Vos mee brengt dat het college een onderzoek instelt of de huur prijs een belemmering oplevert voor het huren der woningen of dat op andere wijze verandering moet plaats hebben. Spreker meent toch dat uit de besprekingen is gebleken dat het college de bevoegdheid wil geven, dat de besprekingen ook andere gevolgen kunnen hebben, zoodat hij concludeert dat met het aannemen van het voorstel-De Vos het college nog geheel vrij is. De Voorzitter: Het college wou liever gebonden zijn; het had liever dat er heden een beslissing viel. De beraadslagingen worden gesloten. De heer Fransen is intusschen ter vergadering ver schenen. Het voorstel-De Vos wordt met 11 tegen 9 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heeren Visser, Van der Werff, Mul ler, De Vos, Van Weideren baron Rengers, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Cohen, Jansen, IJ. de Vries, Westra en Fransen. Tegen stemmen: de heeren Lautenbach, Dijstra, Zandstra, Tulp, Tiemersma, De Boer, O. F. de Vries, B. Molenaar en Berghuis. (De heer M. Molenaar heeft zich van stemming onthouden). In verband hiermede wordt de verdere behandeling van dit punt aangehouden. 11 (Agenda no. 12). Voorstel van de Commissie voor de gemeente-reiniging tot uitvoering van werken ten behoeve van de verplaatsing van liet aschland (bij lagen 1915 no. 35, 1922 nos. 10 en 11). De beraadslagingen worden geopend. De heer O. F. de Vries (wethouder) zegt dat nu de wethouder van de Bedrijven afwezig is, het misschien voor den Raad eigenlijk lastig zou kunnen zijn om het geheele plan, zooals het er ligt, aan te nemen. Met het oog op de afwezigheid van den heer Dijkstra zou spreker dan ook graag willen voorstellen niet zoover te gaan als in de stukken van de commissie wordt gevraagd en

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1922 | | pagina 7