42
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 Februari 1922.
houd zooveel gaf van algemeene strekking, dat mede
voor hoorders in Friesland van groot belang kon zijn,
ook hier te willen houden.
Dr. Berlage heeft zich daartoe bereid verklaard.
Daar de Commissie meent dat de behandeling van
den „Stedenbouw" door een zóó bevoegd spreker den
Raad der gemeente Leeuwarden belang zal inboezemen,
heeft zij de eer den Heer Burgemeester, Heeren en
Dames Raadsleden en den Heer Secretaris dezer ge
meente beleefdelijk uit te noodigen tot bijwoning van
de bijeenkomst, waarin deze voordracht zal worden ge
houden, op Dinsdag 21 Maart 1922, des avonds te b
uur, in de zaal van hotel Amicitia, alhier.
Spreker meent bij dezen de uitnoodiging aan den
Raad te hebben overgebracht.
III. De Voorzitter deelt verder mede dat van den
heer Muller het volgende schrijven is ingekomen:
„Na afhandeling van de agenda voor de raadsver
gadering van heden zag ondergeteekende zich gaarne
in de gelegenheid gesteld een paar vragen te mogen
richten tot het college van Burgemeester en Wethou
ders;
le. aangaande de werkloosheid en
2e. nopens de kwestie van het georganiseerd
overleg."
Spreker stelt voor om, als de Raad geen bezwaar
maakt tegen het stellen dezer vragen, deze na afhan
deling der agenda aan de orde te stellen.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
IV. De Voorzitter kan ten slotte nog meedeelen dat
van den heer Koopal het verzoek is ingekomen tot het
stellen van de volgende vraag:
„Zijn Burgemeester en Wethouders genegen een
comité te vormen, teneinde een steunactie in Leeu
warden te organiseeren voor noodlijdend Rusland?"
Spreker merkt op dat dit slechts een vraag is aan
Burgemeester en Wethouders. Hij weet niet of het de
bedoeling van den heer Koopal is om zijn vraag nog
toe te lichten?
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Koopal gelooft dat de nood van het volk in
Rusland van genoeg bekendheid is, zoodat hij het niet
noodzakelijk acht om daarover een lange speech af te
steken. Hij verwijst daartoe naar de vergadering van
Nansen, in Den Haag, welke heer er speciaal op ge
wezen heeft dat er op alle verschillende manieren moet
worden getracht steun te verleenen en dat door de
Nederlandsche overheid met alle middelen moet worden
getracht de steunactie zoo krachtdadig mogelijk aan te
vatten.
De Voorzitter antwoordt dat over deze kwestie in het
college van Burgemeester en Wethouders natuurlijk nog
niet is gesproken, omdat de vraag heden pas bekend is
geworden. Zoo oppervlakkig zou spreker echter dit
willen zeggen: Is het nu noodig dat Burgemeester en
Wethouders hier ook nog een comité vormen? Spreker
meent en de leden zullen dit ook wel weten dat,
wanneer men geld voor dit doel wil besteden, men het
dan wel kwijt kan. Hij meent dat er in ons land al 18
van die comité's zijn, welke elkaar eerst wel hebben
tegengewerkt, maar later uit hun midden hebben ge
vormd een centraal comité. Ook hier is alreeds een col
lecte daarvoor gehouden en het geld is aan het Centraal
comité afgedragen. Nu is er op 't oogenblik weer een
nieuwe actie met de brood- en boterbons voor een week.
Spreker meent dat men met die 18 comité's, die toch
ook overal wel hun correspondenten en agentschappen
zullen hebben, zijn geld wel kwijt kan. Er is hier al
reeds een collecte gehouden. Burgemeester en Wet
houders hebben daartoe dadelijk vergunning gegeven;
het is niet door het Centraal comité zelf aangevraagd,
maar door speciale personen, die in verbinding stonden
met dat comité. Burgemeester en Wethouders hebben
toen terstond vergunning gegeven. Maar of zij genegen
zijn zelf nog een comité te vormen, weet spreker niet.
In het college is hierover nog geen overleg gepleegd,
maar sprekers persoonlijke meening is: Waarom moet
dat nu uitgaan van Burgemeester en Wethouders? Dat
is hem niet heelemaal duidelijk. Als men hier een comité
wil vormen, dan zijn hier toch verschillende menschen,
die mans genoeg zijn om bij elkaar te stappen en dat
zelf te doen. Dan zal er weer een meer zijn; dan zijn er
geen 18 meer maar 19 comité's in ons land. Als het
vormen van comité's hier echter van Burgemeester en
Wethouders, dus van het gemeentebestuur als zoodanig
moet uitgaan, dan wil spreker wel zeggen dat hij per
soonlijk er buiten blijft.
De heer Koopal wil naar aanleiding van de woorden
van den Voorzitter, dat het niet in de lijn van Burge
meester en Wethouders ligt, wijzen op het gemeente
bestuur van Amsterdam, dat ook zelf maatregelen heeft
getroffen. Spreker meent ook dat elk nieuw comité, dat
wordt gevormd, weer nieuwe vruchten kan afwerpen en
hij meende dat zoodanig comité goede vruchten zou
kunnen afwerpen, wanneer het door Burgemeester en
Wethouders werd ingesteld.
De Voorzitter zegt toe dat hij het verzoek van den
heer Koopal in de vergadering van Burgemeester en
Wethouders zal ter sprake brengen.
De heer Jansen gelooft dat er op 't oogenblik een
motie in behandeling is in de Kamer, die juist tot strek
king heeft, dat via de gemeentebesturen een nationale
steunbeweging in het leven zal worden geroepen. Wan
neer men zoo lang wachtte, tot die motie was aange
nomen, dan zou er meer lijn zitten in de besprekingen
en in den gang van zaken. Mocht het millioen worden
verworpen en worden besloten tot een nationale steun
beweging dan worden de gemeentebesturen er ook in
betrokken.
De Voorzitter zegt dat Burgemeester en Wethouders
ook met die opmerking rekening zullen houden en ten
slotte zullen zien als die motie in de Kamer is aange
nomen.
De beraadslagingen worden gesloten.
V. Wordt overgegaan tot behandeling van de voor
heden op den oproepingsbrief vermelde punten.
1 (Agenda no. 2). Benoeming van twee herschatters
van de huurwaarde ter bepaling van het recht wegens
vergunning tot verkoop van sterken drank in het klein,
(gemeenteblad 1905 no. 12).
Een schrijven van Burgemeester en Wethouders dien-
omtrent luidt als volgt:
Bij art. 9, le lid, der verordening op de heffing van
het recht wegens vergunning tot verkoop van sterken
drank in het klein (gemeenteblad no. 12 van 1905) is
o.m. bepaald, dat, indien de belanghebbende bezwaren
heeft tegen den hem opgelegden aanslag, de huur
waarde wordt herschat door twee deskundigen en
tevens, dat door den Raad die twee herschatters
worden benoemd.
In verband met het bepaalde bij het 2e lid van boven
genoemd artikel hebben wij de eer hieronder als aan
beveling twee dubbeltallen voor herschatter te doen
volgen:
le vacature a. D. Swart en
b. A. J. Woltring;
2e vacature a. P. Godhelp en
b. P. Vonk.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 Februari 1922. 43
Met algemeene stemmen worden benoemd:
in de eerste vacature: D. Swart;
tweede P. Godhelp.
2 (Agenda no. 3). Benoeming van vier leden dei-
Commissie van Toezicht op het Lager Onderwijs, vaca
tures mej. M. G. Faber, P. v. d. Molen, O. Braaksma
en Mr. A. G. Menzcl.
Worden achtereenvolgens benoemd:
in de vacature-mej. M. G. Faber:
H. S. Maurits, onderwijzer aan school 66, met 21 stem
men; 1 stem is op Posthuma uitgebracht;
in de vacature-P. van der Molen:
H. van der Harst, onderwijzer aan school 116, met 22
stemmen;
in de vacature-O. Braaksma:
mej. J. Jansma, onderwijzeres aan school 136, met 21
stemmen; 1 stem is op Sj. de Hoop uitgebracht;
in de vacature-Mr. A. G. Menzel:
G. H. Honing, directeur van het tijdelijk Rijks Opvoe
dingsgesticht, met 14 stemmen; 7 stemmen zijn op M.
Vromen en 1 stem is op M. Rozenberg uitgebracht.
3 (Agenda no. 4). Benoeming van eens onder
wijzeres in de gymnastiek aan onderscheidene gemeente
scholen.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Muller zou, alvorens de Raad tot benoeming
overgaat, graag een paar vragen willen stellen. Zijn
eerste vraag is: Heeft in de advertentiën, die voor de
oproeping van sollicitanten zijn geplaatst, gestaan, dat
men iemand vroeg met middelbare akte, in overeen
stemming dus met de betrekking, die vervuld moest
worden? Indien dit juist is, is dan, terwijl deze adver
tentie is opgenomen, iemand opgeroepen voor proefles,
die niet de middelbare bevoegdheid bezat? Is verder
naar aanleiding van het feit, dat er iemand voor proef
les is opgeroepen, die geen middelbare bevoegdheid
had, daarna nog iemand gekomen, die ook geen middel
bare bevoegdheid heeft en heeft men die op het oogen
blik, dat feitelijk de sollicitatie al was gesloten, in
de gelegenheid gesteld om alsnog te solliciteeren met
een ongedagteekend sollicitatiestuk? En heeft men toen,
als dit alles zoo heeft plaats gevonden, een dergelijke
voordracht opgemaakt, als hier staat? En waarom
heeft men niet een voordracht gemaakt van personen,
die wél de middelbare bevoegdheid bezitten, welke in
de betrokken verordening wordt gevraagd?
De heer Tulp (wethouder) kan den heer Aluller
antwoorden dat er in de advertenties eerst iemand is
gevraagd met middelbare bevoegdheid. Dit is gedaan,
omdat men deze kracht waarschijnlijk ook zou moeten
gebruiken voor het gymnasium of de meisjes-H. B. S.,
waar nog te weinig gymnastiek wordt gegeven. Er zijn
toen 2 of 3 sollicitaties ingekomen en ook heeft er een
gesolliciteerd, die niet de middelbare akte had. Er zijn
toen 2 voordrachten gemaakt: een van uitsluitend solli
citanten met middelbare akte en een van sollicitanten
zonder middelbare akte. Toen hebben zich van de 3
sollicitanten met middelbare akte 2 teruggetrokken;
de eerste en de tweede trokken zich terug en de derde
met middelbare akte kwam voor een benoeming niet
in aanmerking. Men had dus alleen nog de sollicitatie
zonder middelbare akte, maar als men die ging be
noemen, dan zou men een onbillijkheid begaan tegen
over andere dames zonder middelbare akte, die niet
hadden gesolliciteerd. Er is dus daarna een herhaalde
oproeping geplaatst, waarin werd gezet dat het bezit
der middelbare akte tot aanbeveling zou strekken.
Spreker gelooft dat er toen geen nieuwe sollicitanten
met middelbare akte zijn bijgekomen. Er is proefles
gegeven, een voordracht ingezonden en deze is door
het rijksschooltoezicht goedgekeurd en door spreker
overgenomen. Men heeft nu geen keuze uit sollicitanten
met middelbare akte, omdat zich 2 van de 3 hebben
teruggetrokken en de derde niet in aanmerking kwam.
Nu valt dus de keuze op de sollicitanten zonder middel
bare akte.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt benoemd mej. A. G.
M. Draaisma, tijdelijk onderwijzeres aan een o. 1. school,
alhier.
4 (Agenda no. 5) Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om aan IJ. Brouwers op zijn verzoek eer
vol ontslag te verleenen als onderwijzer aan gemeente
school no. 7b.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer De Boer vraagt: Moet in dit besluit geen
datum worden genoemd, waarop het ontslag ingaat?
De Voorzitter: Neen, bij de nieuwe wet is het bepalen
van den datum van ontslag overgelaten aan Burge
meester en Wethouders.
De heer De Boer: Dat is een vooruitgang.
De beraadslagingen worden gesloten.
5 (Agenda no. 6). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om aan de provincie Friesland in eigen
dom af te staan een gedeelte van den tuin van het per
ceel Doelestraat no. 8, kadastraal bekend sectie C
no. 923.
Dit voorstel luidt als volgt:
De Provincie kan ten behoeve van de a.s. verbouwing
van haar laboratorium in de Bollemanssteeg de be
schikking krijgen over een stal in eigendom toebehoo-
rende aan den heer Jhr. Mr. C. van Eijsinga, indien
dezen daartegenover in gebruik door de Provincie wordt
afgestaan een voor een klein gedeelte aan zijn tuin
grenzend perceel aan den Grocneweg, dat overigens
grenst aan den tuin van het perceel van de gemeente
Doelestraat no. 8. Om van den tuin van den Heer van
Eijsinga uit een voldoenden toegang te verkrijgen tot
het pand aan den Groeneweg, is noodig een hoekje
van bovenvermelden gemeentegrond, dat de Provincie
voor dit doel in eigendom wenscht te ontvangen. Waar
het aanzien van den tuin niet vermindert door het ver
lies van dit stukje, mits de schutting in behoorlijken
staat wordt hersteld, komt het ons voor dat tegen het
verzoek der Provincie geen bezwaar bestaat. Met de
na te noemen voorwaarden hebben Gedeputeerde
Staten zich vereenigd.
Op grond hiervan meenen wij te mogen adviseeren
op het verzoek in te gaan en hebben de eer U voor te
stellen te besluiten:
aan de Provincie te verkoopen het noord-oostelijk
gedeelte van den tuin van het perceel Doelestraat no.
8, kadastraal bekend Sectie C no. 923, als huis en tuin,
welk gedeelte, met roode ar^ure aangeduid op de
hierbij gevoegde teekening, is groot pl.m. 24 M2., tegen
een prijs van 12.50 per M2., de grootte nader door
kadastrale opmeting vast te stellen, en onder de vol
gende voorwaarden:
o. de schutting met palen en het daaronder
gelegen grondmuurtje, thans tot erfscheiding dienende,