44 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 Februari 1922. wordt op kosten van de Provincie gebracht in de nieuwe richting, onder bijlevering van al het noodige om eene goede erfscheiding te verkrijgen. Ook dit gedeelte van de schutting wordt als gemeene muur beschouwd; b. het prieel staande op het over te dragen ge deelte grond, zoo ook de boomen, voorzoover deze moeten worden gerooid, blijven het eigendom der ge meente en zullen voor rekening van de Provincie worden verwijderd en gebracht naar de gemeentelijke werk plaatsen aan de Eestraat. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 6 (Agenda no. 7). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot bekrachtiging van den aankoop van indertijd aangekochte kleine woningen. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 7 Agenda no. 8). Voorstel van Burgemeester en Wethouders om hun een crediet te verleenen voor den aanleg van een trottoir langs een gedeelte van het Cam- buursterpad. Dit voorstel luidt als volgt: De eigenaren van de perceelen aan het Cambuurster- pad nos. 256 zijn door ons aangeschreven om te zorgen dat vóór of op 1 November 1921 die woningen op hunne kosten worden voorzien van een volkomen waterdichte leiding tot afvoer van spoelwater met aan sluiting aan het gemeentelijk riool aldaar. Die aan schrijving werd gedaan, omdat, in strijd met de Bouw verordening, de goot langs den weg door een groot gedeelte van de bewoners werd gebruikt voor doelein den, waarvoor zij niet is bestemd, waardoor een zeer ongewenschte toestand was ontstaan en omdat één der bewoners het verzoek aan ons richtte, te willen bevor deren, dat langs de straat een trottoir werd aangelegd. De meeste eigenaren hadden langs de goot een afkeering geplaatst en hun terrein en erf opgehoogd tot de kruin van de straat. Verbetering was te verkrijgen door op hooging van alle aanliggende terreinen, gepaard gaande met trottoiraanleg ter plaatse van de goot. Nu de eigenaren aan onze aanschrijving hebben vol daan, kan tot dit laatste worden overgegaan, waarvan de directeur der gemeentewerken blijkens zijn schrijven van 20 Januari 1922 no. 82 de kosten begroot op 1300.—. Wij hebben de eer U in overweging te geven ons dit crediet voor het beoogde doel te verleenen. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 8 (Agenda no. 9). Voorstel van Burgemeester en Wethouders betreffende wijziging van de overeenkomst krachtens welke het Provinciaal Electriciteitsbedrijf aan de gemeente stroom levert. Het voorstel wordt in het verslag eener volgende vergadering opgenomen. De Voorzitter heeft straks gezegd dat er bericht van verhindering is ingekomen van den heer Dijstra, maar dat daar nog iets anders bij is. Dat andere betreft dit punt. De heer Dijstra schrijft aan spreker persoonlijk maar spreker laat de beslissing daarover aan den Raad over „Op de agenda voor de op morgen te houden vergadering van den Raad dezer gemeente komt o.m. voor een voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders tot het aanbrengen van wijziging in de voorwaarden van stroomlevering van 21 No vember 1917. Het is mij niet mogelijk de vergadering op morgen bij te wonen en ik zou U beleefd willen verzoeken den Raad voor te stellen, bedoeld punt in de eerstvol gende vergadering te behandelen. Ik meen met zekerheid te weten dat het college van Gedeputeerde Staten zich hierbij zeer wel zou kunnen neerleggen." Spreker memoreert dat indertijd in een vorige ver gadering een motie van de heeren Dijstra en De Boer is aangenomen, welke motie dus als zoodanig niet meer verdedigd behoeft te worden. Burgemeester en Wet houders hebben die motie uitgewerkt en haar verwerkt in hun prae-advies. Van de voorstellers is nu de heer De Boer aanwezig. De Raad moet nu maar beslissen of hij dit punt wil uitstellen of niet. Spreker laat die beslissing aan den Raad over, hij heeft hiermee het ver zoek van den heer Dijstra overgebracht. De heer De Boer zou dan willen voorstellen deze zaak uit te stellen tot de volgende vergadering. De Voorzitter: Wordt dat voorstel ondersteund? Dit blijkt wel het geval te zijn. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van den heer De Boer. 9 {Agenda no. 10). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging der verordening regelende de inrichting van het personeel der politie en wijziging der Salarisverordening 1919 (bijlage no. 15). De beraadslagingen worden geopend. De heer M. Molenaar merkt op dat hier aan de orde is een wijziging der salaris-verordening en tevens een wijziging der verordening betreffende de samenstelling der politie. Over beide is het advies gevraagd van de Salariscommissie en, wat nu de kwestie van de politie aangaat, ging daarin de Salariscommissie eenstemmig mee, omdat het voornamelijk ging over de wijziging van den titel voor den inspecteur le klasse en over op schuiving van de inspecteurs 3e klasse naar de 2e klasse. Maar wat betreft de partieele salarisherziening van den secretaris-boekhouder, zou spreker toch wel eenige woorden willen zeggen. Uit het bij de stukken overgelegde advies van de Salariscommissie blijkt, dat de commissie ook hierin eenstemmig zou zijn, althans van de meening van de minderheid der commissie wordt daarin niet gerept. Het stuk is geteekend door den voor zitter der commissie, den heer Berghuis, en er wordt in te kennen gegeven dat de leden zich met het verzoek van de Armvoogden kunnen vereenigen. Er was echter in de commissie ook een minderheid spreker zelf - die van oordeel was dat men op het verzoek niet moest ingaan en dat wel, omdat naar zijn meening sedert de bekende zitting van 8 November 1921, toen ook par tieele herzieningen zijn behandeld doch zijn afgewezen, de omstandigheden niet veranderd zijn. De omstandigheden, waarop Burgemeester en Wet houders deze herziening steunen, zijn heel kort; er wordt alleen gezegd: „De secretaris-boekhouder heeft een geheel op zich zelf staande leidende positie: het onderzoek naar den geldelijken toestand der bedeelden legt hem een zware verantwoordelijkheid op. De vergelijking met andere gemeenten toont aan dat de bezoldigingen voor dergelijke betrekkingen elders vrij wat hooger zijn dan in onze gemeente." Dat is alles. Spreker dunkt dat met een dergelijke motiveering niet is aan te toonen dat de Raad moet af Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 Februari 1922. 45 wijken van een eenmaal ingenomen standpunt. Ook voor de ambtenaren, wier salarissen den 8en November in bespreking waren, gold echter die redeneering, dat de salarissen in Leeuwarden achter stonden bij die in andere plaatsen. En de meenmg van den Raad, althans van een groot deel van den Raad, was toen, dat dit niet alleen gold voor de secretarie-ambtenaren, maar ook voor de andere ambtenaren. Niet alle raadsleden zijn toen op dezelfde gronden van het voorstel van het college afgeweken, maar de gangbare meening was toch, dat de Raad niet op een partieele herziening moest ingaan. Spreker zou daarom willen zeggen dat hij blijft bij zijn meening, die toen ook tot uiting is gekomen, hoewel hij niet het woord heeft gevoerd, dat de Raad niet moet ingaan op dit verzoek, maar dat hij beter zal doen ook dit te verwijzen naar het binnenkort te ver wachten georganiseerd overleg. Waar men thans aan den vooravond staat van een regeling door een com missie, die beter ter zake kundig is, acht spreker het zeer gewenscht, om deze zaak nu niet te behandelen. De heer De Vos zou ook een enkel woord willen zeggen naar aanleiding van het voorstel van Burge meester en Wethouders met betrekking tot het salaris van den secretaris-boekhouder. Hij heeft datgene, wat de heer Molenaar heeft gezegd, goed gehoord en wan neer hij bedenkt dat de Raad omtrent de salarisherzie ning van de secretarie-ambtenaren eenstemmig van oordeel was ,dat men op 't oogenblik niet tot salaris- verhooging moet overgaan, dan wil spreker verklaren, dat hij ook op dit standpunt heeft gestaan. Hij gelooft zelfs dat men aan dit standpunt moet vasthouden; als de leden de overtuiging hebben dat de salarissen zijn geregeld naar den levensstandaard en naar de positie, die door de ambtenaren is ingenomen, dan zal zelfs misschien een tijd moeten komen dat er van verminde ring in plaats van vermeerdering sprake kan zijn. In dit geval acht spreker het echter goed gedaan dat Burgemeester en Wethouders met dit voorstel zijn ge komen, omdat men indertijd met betrekking tot het salaris van den secretaris-boekhouder heeft gefaald, omdat deze niet naar waarde is geschat en niet is in gedeeld in die klas, waarin hij thuis hoorde. Spreker gelooft dat de secretaris-boekhouder met zijn vele werk waaraan spreker niet meer zal toevoegen, om dat dit aan den Raad wel bekend zal zijn altijd veel te laag is bezoldigd. Daarom heeft het hem genoegen gedaan dat Burgemeester en Wethouders met dit voor stel zijn gekomen. Zelfs zou hij, als hij het niet geweten had dat deze zaak aanhangig was, zelf met een voorstel zijn gekomen, om haar aanhangig te maken. Wel had spreker graag gewild dat in verband met deze zaak tevens nog aan iets was gedacht, wat hiermee in ver band staat. Wat geldt voor den secretaris-boekhouder dat is, naar spreker gelooft, ook het geval misschien in iets mindere mate, maar niet veel voor den arm bezoeker. Deze heeft ook een groote verantwoordelijk heid op zich en toch is het iemand, die maar een betrek kelijk klein salaris heeft. Ten opzichte van de onder zoeken, die de armbezoeker doet, kan men heusch ook wel zeggen, dat zijn rapporten voor de gemeente dik wijls een groot voordeel opleveren. Men heeft hier met een zeer serieus mensch te doen. Als de secretaris-boek houder door ziekte of afwezigheid vervangen moet worden, dan gebeurt dit zoogenaamd door de Voogden, maar de armbezoeker is toch feitelijk de man, die hem vervangt. Spreker zal nu niet het voorstel doen om ook dat salaris te verhoogen, maar in verband met dit voor stel van Burgemeester en Wethouders willen vragen of dezen niet een onderzoek bij de Voogden van de Stads- Armenkamer willen doen met betrekking tot den arm bezoeker. Als spreker zich niet al te zeer bedriegt dan is er vroeger al door de Voogden een poging gedaan om het salaris van den armbezoeker gelijk te krijgen met dat van den eersten klerk ter secretarie, wiens salaris op 't oogenblik 2100.bedraagt, terwijl het salaris van den armbezoeker thans 1800.is. Spre ker meent dat dit wel iets is dat de aanbeveling van Burgemeester en Wethouders verdient. De heer Berghuis (wethouder) wou graag, alvorens den heer De Vos te antwoorden op het punt armbe zoeker. de verzekering geven dat Burgemeester en Wet houders zeer zeker acht hebben geslagen cp het in een vorige raadsvergadering door den Raad ingenomen standpunt om voorloopig geen partieele herzieningen te doen tenzij in zeer bijzondere gevallen en omstan digheden tot er een besluit is gevallen inzake het georganiseerd overleg. Burgemeester en Wethouders hebben echter gemeend, toen de Armenkamer met het verzoek kwam om het salaris van den secretaris-boek houder te verhoogen, dit wel als een partieele verhoo ging te mogen beschouwen, omdat ook de werkzaam heden van den secretaris-boekhouder eenigszins zijn uit gebreid en veranderingen hebben ondergaan door de werkverschaffing Wat de bijzondere aanmerking van den heer Molenaar betreft, moet spreker hem toegeven dat niet in het ver slag is opgenomen dat de heer Molenaar zich niet met het voorstel kon vereenigen. Maar bij het nemen van het besluit was de Salariscommissie in haar geheel aan wezig en toen is met één stem als minderheid het be sluit aangenomen. Nu is het nooit gewoonte geweest dat een minderheidsbesluit waar de minderheid toch haar meening in de vergadering naar voren kan bren gen in het commissie-besluit werd opgenomen. Wat verder den armbezoeker betreft, waarover de heer De Vos spreekt, kan spreker meededen dat daar omtrent niets bij Burgemeester en Wethouders is inge komen. En nu meent spreker dat het toch voor Burge meester en Wethouders niet aangaat, gezien het besluit van den Raad, om ambtshalve af te wijken van het toen malige besluit, waarbij de salarissen zijn geregeld. Aan Burgemeester en Wethouders is niet bekend dat er in de werkzaamheden van den armbezoeker verandering is gekomen en van wege de Armenkamer is daaromtrent ook niets naar voren gebracht. De heer De Vos heeft ook niet gezegd dat het er op 't oogenblik is, maar wel meent hij dat er vroeger een voorstel door de Voogden is gedaan. Als Burge meester en Wethouders dit eens wilden nazien of met de Voogden overleggen wanneer het is geweest? Spre ker meent zeker dat er indertijd zoo'n voorstel is inge komen, 't is een kleine moeite voor het college om zich daaromtrent eens in verbinding te stellen met de Voogden. De heer Berghuis (wethouder) kan hierop antwoor den dat zoover hem bekend na de vaststelling van het salaris van den armbezoeker de Voogden ten opzichte van hem geen poging in het werk hebben gesteld. En sprekers persoonlijke meening is, dat het niet ligt op den weg van Burgemeester en Wethouders, om han gende de kwestie van het georganiseerd overleg en nadat door den Raad, na overleg met de Salariscom missie, de salarissen zijn vastgesteld, aan de verschil lende college's te vragen of er ook salarissen van het personeel verhoogd moeten worden. De heer M. Molenaar zegt dat men uit het betoog van den heer De Vos kan opmaken welk gevaar er in schuilt wanneer men op dezen weg begint en voortgaat. De heer De Vos grijpt nu deze gelegenheid aan om de be zoldiging van den armbezoeker te doen verhoogen. Maar het zou spreker niet verwonderen, wanneer men dit zou aannemen, als dan over 14 dagen ook door een of meer ambtenaren van de bedrijven om een bepaalde herzie ning werd gevraagd. Men moet niet beginnen met het daarheen te leiden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1922 | | pagina 3