74 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Maart 1922. nemen. Integendeel, waar op de in de vorige vergadering door spreker geuite beschuldiging door den wethouder van Openbare Werken is verklaard dat hij dat werkelijk had gezegd, daar zou het een groote dwaasheid van spreker zijn om zijn woorden terug te nemen. De kwestie of de hoogere schoonheidscommissie hier is geweest of niet, heeft ook spreker willen onderzoeken. Op onderzoek uitgaande, bleek hem, dat de betrokken menschen, Zwanenburg en Van der Meulen, den 20en Februari aan de hoogere schoonheidscommissie een brief hadden verzonden, met verzoek om het hoor en wederhoor toe te passen en om, als de commissie hier kwam zij wilden ook wel zelf naar de commissie gaan, maar achtten het noodiger dat deze hier kwam ter plaatse toelichting te mogen geven. Op dien brief was gistermorgen nog geen antwoord ingekomen. En toen men een telegram stuurde, kwam als antwoord: het advies is aan Burgemeester en Wethouders gezonden. Waar nu Burgemeester en Wethouders al dat advies hadden ontvangen, waar dit werd getelegrafeerd, zonder dat men antwoord op zijn brief had ontvangen, daar zegt spreker dat het wel voor 90 vast staat, dat de hoogere schoonheidscommissie hier niet is geweest. En dan blijkt spreker toch uit een dergelijk feit, dat die hoogere schoonheidscommissie hier niet is geweest, maar toch zegt dat door Burgemeester en Wethouders terecht afwijzend is beschikt op de aanvraag om bouw vergunning, omdat het plan niet voldoet aan de eischen van welstand, als ze hier niet is geweest en dat staat voor 90 vast, de 10 wil spreker dan laten aan den wethouder om te bewijzen dat ze hier wèl is geweest dat hier al een zeer eigenaardige loop van zaken is geweest. Men rekent maar niet eens met de omstandigheden en met wat in de omgeving is gebouwd. Spreker heeft dan ook als leek voor het advies van die hoogere schoonheidscommissie wenig respect, als die commissie alleen maar afgaat op teekeningen en het hoor en wederhoor niet wil toepassen. Hij weet niet wat het college heeft gedaan, hij weet alleen maar dat Van der Meulen en de architect een brief aan de hoogere commissie hebben geschreven en dat dezen, toen zij geen antwoord kregen, ten slotte niet wisten, waaraan zij zich moesten houden. Hij wil alleen nog zeggen dat deze heele situatie zoo'n eigenaardig karakter draagt, dat, al moest hij ook nog 10 maal stemmen, hij dan ook nog 10 maal tegen dit prae-advies zou stemmen. De Voorzitter wil alleen opmerken dat de Raad hier toch ook leden in zijn midden heeft, die een zeer eigen aardig karakter hebben. Burgemeester en Wethouders hebben den vorigen keer pertinent op een vraag van den heer Van der Werff geantwoord en als zij dat zeggen, doen zij 't ook, anders zouden zij 't niet zeggen dat alle stukken en bescheiden, ook de teekeningen van de omliggende gebouwen aan de hoogere schoonheids commissie zouden worden toegezonden. En dat is ge beurd: het college heeft alles en niet alleen de plannen van het eene gebouwen-complex toegezonden. Dat men daaraan nu nog twijfelt, dat vindt spreker wel wat eigen aardig. De heer Oosterhoff bemerkt dat sommige heeren het zoo bijzonder wonderbaarlijk vinden dat de hoogere commissie een beslissing zou hebben genomen zonder hier te zijn geweest. Spreker vindt dat absoluut niet wonderbaarlijk. Hij kan zich best voorstellen dat die commissie een teekening krijgt toegezonden, waarvan zij direct zegt: dat is niks, daarvoor behoeven wij niet over te komen. Het kan ook gebeuren dat men een tee kening ontvangt, waarvan men zegt: die moeten wij in de omgeving zien. Maar spreker acht het absoluut niet onverklaarbaar dat een dergelijke commissie direct op het eerste gezicht zegt: dat moet men niet toepassen. En daarom acht hij de houding van de hoogere schoon heidscommissie ook niets onverklaarbaar. Den heer B. Molenaar komt het vreemd voor dat een groot deel van de raadsleden zoo pertinent verklaart dat de hoogere schoonheidscommissie hier niet is ge weest en dat men zich zoo'n vreemde voorsteling maakt van de taak, die de heeren van de hoogere schoonheids commissie hebben. Het wil hem voorkomen dat vooral de heer Jansen den indruk geeft alsof deze commissie moet optreden als een arbitrage-commissie tusschen den eigenbouwer eenerzijds en het gemeentebestuur an derzijds. Als de heer Jansen die opvatting van de com missie heeft, dan heeft hij het glad verkeerd. De bouw verordening kent de plaatselijke schoonheidscommissie, die eerst om advies is gevraagd en de hoogere schoon heidscommissie. Nu schijnt het dat de architect en de bouwer aan de hoogere commissie hebben geschreven om hen vooral te hooren. Doch spreker kan zich best voorstellen dat de commissie daarop niet antwoordt, omdat haar taak, naar sprekers meening, is, dat zij zoo'n zaak geheel onpartijdig gaat beoordeelen, zonder wie of wat ook te hooren. De architect en de bouwer hebben natuurlijk veel beweging gemaakt om hun plan er door te krijgen. Maar spreker kan zich best voorstellen dat de commissie, zonder iemand daarmee in kennis te stel len, hier is geweest. De heer Westra vindt het bewuste artikel der bouw verordening een vrijheidsbelemmering. Dit vloeit mis schien voort uit het feit dat de heer Westra niet in den bouw thuis is. Maar als het niet zoo was, dan zou het er met den woningbouw vrij wat treuriger uitzien dan thans nog het geval is. De Raad mag dankbaar wezen, dat hij zich eenigszins tot een dergelijke commissie kan wenden om inlichtingen inzake teekening, hygiëne enz. De heer Jansen wil den heer Molenaar nog even ant woorden. Als deze meent dat spreker in die commissie ziet een arbitrage-commissie, dan heeft hij het eeniger- mate mis. Doch de commissie had het hoor en weder hoor moeten toepassen, zoodat het van weerszijden pleiten en herpleiten zou zijn. En dan wil spreker er op wijzen dat er, volgens de woorden van den Voor zitter, nu maar van één kant is gepleit, als is het dan maar op papier, doordat alle stukken er zijn heenge gaan, dus ook èn het afwijzend prae-advies èn het afwij zend advies van de plaatselijke schoonheidscommissie. Van één kant dus alles en van den anderen kant alleen maar de teekening. Wanneer Van der Meulen in zijn brief zegt: ,,De gevels van de zeven woonhuizen hebben ondergeteekenden in denzelfden stijl geteekend als de bestaande huizen aan de Spanjaardslaan", dan wil spreker opmerken dat er van die huizen aan de Spanjaardslaan absoluut niets bij de commissie is geweest. Het is zoodoende een eenzijdige beschouwing geweest, beide commissies hebben de zaak maar van één kant beschouwd en men zegt maar gewoonweg dat het plan niet voldoet aan de eischen van welstand, zonder dat men een oogenblik de moeite neemt om te zeggen: dat en dat moet je eenigszins veranderen. Men gaat hier jeugdige menschen dwingen hun kast maar te sluiten, men slaat de kleine menschen ter neer De heer Tulp (wethouder): Dikke woorden! De heer Jansen: Dat zijn dikke woorden, maar ze zijn waar. Men zorgt er ten slotte wel voor dat die kleine menschen geen teekening meer kunnen maken. De heer Tulp (wethouder) herhaalt dat hier dikke woorden zijn gebruikt, vooral door den heer Jansen. De Raad heeft de schoonheidscommissie ingesteld en hij kan, indien hij niet met het gevoelen van die com missie meegaat, nog het gevoelen vragen van de hoo gere schoonheidscommissie. Die commissies spreken Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Maart 1922. 75 echter uit wat zij wenschen, de Raad kan haar geen uitspraak voorschrijven. En als die heeren hier nu al niet geweest zijn, maar op grond van de teekeningen hun uitspraak hebben gedaan, dan moet de Raad zich daar bij neerleggen of de commissie afschaffen. Of men moet ze behouden en haar advies aanvaarden öf men moet ze afschaffen. Maar als men het advies aan vaardt en zich onderwerpt aan de uitspraak der com missie, dan vindt spreker dat dergelijke praatjes hier niet te pas komen. De heer Westra zou nog even willen recht zetten de eigenaardige strekking die door den wethouder en den heer Molenaar aan zijn woorden is gegeven. Spreker heeft gezegd dat dit motief van de schoonheid hem niet voldoende lijkt en dat hij dus deze vrijheidsbelem mering niet noodzakelijk acht. Iets anders is, wanneer als motieven worden aangevoerd b.v. eischen van hygiëne of brandgevaar, enz. Dat zijn wel dingen in het algemeen belang. Maar het motief van de schoon heid acht hij als motief in het algemeen belang niet noodzakelijk. De beraadslagingen worden gesloten. Het prae-advies van Burgemeester en Wethouders wordt met 16 tegen 7 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heeren Visser, Dijstra, Zandstra, Koopal, M. Molenaar, Dijkstra, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Tiemersma, O. F. de Vries, Mul ler, B. Molenaar, Van Weideren baron Rengers, Cohen, Oosterhoff, Tulp en De Vos. Tegen stemmen: de heeren Van der Werff, Fransen, Westra, Lautenbach, IJ. de Vries, Berghuis en Jansen. V. De Voorzitter wil, alvorens de openbare verga dering te schorsen, even namens Burgemeester en Wet houders de volgende mededeeling doen over de water leiding: Burgemeester en Wethouders deelen den Raad mede, dat gebleken is dat het filterproces aan de prise d'eau te Grouw niet geheel meer voldoet aan de daaraan door bacteriologen te stellen eischen; o. a. doordat de vorst stagnatie heeft doen ontstaan in den aanvoer van filter- zand en gebruik van een surrogaat-aluin (klei-aluin) in oorlogstijd. Filter no. 1 is thans onder handen genomen en wordt geheel schoongemaakt; de in de laatste dagen voorko mende stagnaties in den watertoevoer zijn daarvan een gevolg, aangezien nu de filtercapaciteit tot 2/a van te voren is beperkt. De verwachting is dat de schoonge maakte filter èn zuiverder èn meer water zal leveren. Mocht dit zoo zijn dan zullen ook de beide andere filters geheel schoongemaakt worden, hoewel gedurende dien tijd natuurlijk de wateraanvoer weer beperkt zal worden. Op grond van bacteriologisch gevonden afwijkingen van het water wordt het publiek aangeraden, totdat de geheele filtratie weder in orde is, het water dat voor drinken bestemd is, te koken. Burgemeester en Wethouders geven de verzekering dat alles gedaan wordt om het water zoo goed mogelijk te doen zijn en in zoo groot mogelijke hoeveelheid naar de stad te voeren. Bij stagnatie in den wateraanvoer is dit een gevolg van het feit dat op dat oogenblik de stad meer water neemt dan er aangevoerd kan worden. Deze aanvoer kan niet vergroot worden zonder de geheele persleiding van 16 K.M. lengte te vernieuwen. Van 20 Maart af wordt aan de Spoorwegmaatschappij geen tractiewater meer geleverd, zoodat dit groote ver bruik weder aan de stad ten goede zal komen. Hoewel niet ontkend kan worden dat het op vele practische bezwaren stuit wordt overwogen de leiding op bepaalde vaste uren dagelijks open te stellen; de afname van water door de stad is namelijk zoo onregel matig dat eigenlijk haast geen goede regeling is te treffen. Indien ieder als vaste uren gesteld zijn terstond water in groote hoeveelheden gaat aftappen kan ook gedurende de uren van openstelling niet voor geregelden aanvoer worden ingestaan. Burgemeester en Wethouders geven derhalve ieder in overweging: kookt Uw drinkwater zoolang de filtratie nog niet geheel in orde is, waarvan mededeeling zal worden gedaan; weest zoo zuinig mogelijk met alle leidingwater; aan de totstandkoming eener betere watervoorziening door de Intercommunale Waterleiding wordt met kracht ge werkt. Burgemeester en Wethouders meenden dit even in openbare vergadering te moeten meedeelen. De beraadslagingen worden geopend. De heer Dijstra zou naar aanleiding van die mede deeling een vraag willen doen. Spreker weet natuurlijk niet hoe ernstig dat is, wat de Voorzitter meedeelt, maar waar dit in het openbaar is meegedeeld, komt het in de krant en nu zou spreker zeggen dat die mededeeling omtrent het bacteriologisch onderzoek nog al heel wat verontrusting kan te weeg brengen. Zijn de gevolgen van dat onderzoek van een ernstig karakter of niet? De Voorzitter zegt dat de keuringsdienst aan spreker heeft gevraagd, omdat Burgemeester en Wethouders tóch van plan waren om naar aanleiding van de laatste stagnaties een mededeeling te doen: als U toch een me dedeeling doet deelt U dan meteen mede dat, zoolang het schoonmaken van de filters duurt, het publiek eigen lijk verstandig doet het drinkwater te koken, omdat wij eenige bacteriologische afwijkingen hebben gevon den. Die afwijkingen zijn echter niet verontrustend, het was ook al eenigen tijd bekend, maar voor alle securiteit lijkt het den keuringsdienst beter dat de menschen het water koken. Verontrustend zijn de afwijkingen echter geenszins. VI. Ter behandeling van: 15 (Agenda no. 15). Rapport der Commissie voor de reclames omtrent bezwaarschriften in eersten aanleg tegen aanslagen in de plaatselijke directe belasting naar het inkomen, diensten 1919, 1920 en 1921 wordt in geheime vergadering overgegaan. Na heropening der openbare vergadering wordt, niets meer te behandelen zijnde, deze door den Voorzitter gesloten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1922 | | pagina 10