60 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Maart 1922. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig de voorstellen van Burgemeester en Wethou ders sub o en b. 4 (Agenda no. 5). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van het verslag betreffende de verstrekking van voeding en kleeding aan school gaande kinderen (art. 11 van het Koninklijk besluit d.d. 19 November 1900, Staatsblad no. 202). Dit voorstel luidt als volgt: Krachtens artikel 11 van het Koninklijk besluit d.d. 19 November 1900. Staatsblad no. 202, tot vaststelling van de ïegelen, waarnaar de Gemeenteraad bevoegd is aan schoolgaande kinderen ter bevordering van school bezoek voeding en kleeding te verstrekken, of met dat doel subsidie te verleenen, is Uwe Vergadering verplicht vóór den 1 Maart e.k. aan Gedeputeerde Staten verslag uit te brengen aangaande de wijze, waarop het op de gemeente-begrooting voor 1920 toegestane bedrag voor het in artikel 35 der Leerplichtwet omschreven doel is besteed. Naar aanleiding van die bepaling hebben wij de eer U hiernevens het ontwerp van het bedoelde verslag aan te bieden. Daaruit blijkt tevens dat voldaan is aan het om prae- advies in onze handen gestelde verzoek van de afdeeling Leeuwarden van den Bond van Nederlandsche Onder wijzers om de in de maanden Januari en Februari ge nomen proef met het verstrekken van schoolvoeding aan leerlingen der gemeentescholen 3e klasse, in afwachting van eene definitieve regeling, voort te zetten, wijl den 7 December daarmee opnieuw een aanvang werd ge maakt. Wij geven U dus in overweging: 1. het ontwerp van het verslag in den aangeboden vorm vast te stellen; 2. afschrift daarvan te doen toekomen aan Gedepu teerde Staten en aan den Inspecteur van het Lager Onderwijs; 3. aan het bestuur der adresseerende afdeeling Leeuwarden van den Nederlandschen Bond van Onder wijzers te doen weten dat op zijn verzoek is gelet. ONTWERP. VERSLAG ingevolge het bepaalde bij artikel 11 van het Koninklijk besluit d.d. 19 November 1900, Staatsblad no. 202, tot vaststelling van rege len, waarnaar de gemeenteraad is bevoegd aan schoolgaande kinderen ter bevordering van het schoolbezoek voeding en kleeding te ver strekken of met dat doel subsidie te verleenen. Op grond van artikel 35, nu 36, der Leerplichtwet is bij raadsbesluit van 27 Augustus 1901 no. 5, gewijzigd bij raadsbesluit van 9/10 November 1915 no. 367R/202, eene regeling getroffen, die is goedgekeurd bij resolutiën van Gedeputeerde Staten d.d. 19 December 1901 no. 71 en 23 December 1915 no. 88. In verband hiermede is op de begrooting voor het jaar 1921 toegestaan voor: a. kosten van rechtstreeks van gemeentewege ver strekte voeding en kleeding aan behoeftige schoolkin deren 3000. b. subsidie aan vereenigingen, commissiën of schoolbesturen ten behoeve van het verstrekken van voeding en kleeding aan behoeftige schoolkinderen 75.—; c. kosten ter uitvoering van het bovenomschreven raadsbesluit 200. Uit het toegestaan bedrag sub a hebben met inacht neming van de bij raadsbesluit van 27 Augustus 1901 gestelde bepalingen, in afwijking van vorige jaren, dit maal behalve schoeisel ook bij wijze van proef verstrek kingen van voedsel plaats gehad. De eerste proef vond plaats in de maanden Januari en Februari aan de scholen nos. 8, 9, 10 en 11, de voort zetting in December, die in Januari 1922, dus vallende buiten het jaarverslag, doorliep. Aan de schippersschool werd zij al spoedig gestaakt, bij gebrek aan een vol doend getal deelnemers. Er werden uitsluitend boter hammen, soms met kaas en gedurende het eerste ge deelte van de proefneming aan een enkele school tevens melk verstrekt. In dat geval was het brood waterbrood. Het volgende staatje geeft een overzicht omtrent het aantal kinderen, dat de voeding genoot, den duur der verstrekking en het in 1921 besteed bedrag. School n". Aantal kinderen (gemiddeld). Gedurende welken tijd verstrekt. Besteed bedrag. 8 106 7 weken ff 600 9 47 7 141 13 10 58 8 ff 379 40 11 110 6 ff 540 Hervatting der proef in December. 8 60 16 dagen 113 30 9 23 ff 38 92 10 68 ff 107 02 11 69 ff 86 76 Totaal 2006 53 Het getal verstrekte paren klompen bedroeg voor de gezamenlijke scholen 927, verdeeld als volgt: gemeenteschool no. 8 218 paar klompen 9 141 10 157 11 230 school voor schipperskinderen 80 Roomsch Katholieke Jongensschool 101 Van het toegestaan bedrag ad 75.voor subsidie aan vereenigingen enz. is in 1921 geen gebruik gemaakt. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig de voorstellen van Burgemeester en Wethou ders sub 1, 2 en 3. 5 (Agenda no. 6). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging der verordening op de heffing van havengeld. Dit voorstel luidt als volgt: Bij Uw besluit van den 8 November 1921 werd de verordening tot het heffen van havengeld (gemeenteblad 1907 no. 25) gewijzigd en aangevuld, o.a. litt. c van art. 2. Het recht voor pramen, jachten en booten, die voortdurend in de gemeente ligplaats hebben, tot dusver per week en per ton 1 cent bedragende, werd daarbij verdubbeld en dus gebracht op 2 cent per ton. Uit het oog verloren is^evenwel de slot-alinea van art. 4 der verordening, die ongewijzigd is gebleven, be palende dat voor dezelfde vaartuigen bij vooruitbetaling kan worden volstaan met de betaling van 20 cent per ton. Onder vooruitbetaling wordt volgens art. 5 hier verstaan de betaling over een tijdvak van één jaar. Indien dus de betrokken eigenaren daarvan gebruik maken (en zij zullen dit zeker niet nalaten), zal de ge meente (i. c. de pachter) de hoogere opbrengst voor deze soorten van vaartuigen derven, en de verhoogde heffing daardoor te loor gaan. Daarom is het noodig ook dezen vorm van de hef Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Maart 1922. 61 fing, in overeenstemming met het verhoogde recht in art. 2, litt. c, te verdubbelen en te brengen op 40 cent per ton. Het blijft dan nog altijd zeer matig, voor een 4-tons vaartuig b.v. per jaar 1.60, d. i. slechts 3 cents per week. Wij geven U dus in overweging: I. in de slot-alinea van art. 4 der verordening tot het heffen van havengeld, waar staat ,,20 cent", te lezen „40 cent"; II. te bepalen dat deze wijziging in werking treedt den 1 April 1922. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 6 (Agenda no. 7). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot onderhandsche verhuring van een per ceel bouwland aan den weg naar Cambuur. Dit voorstel luidt als volgt: Het van den heer F. H. van Setten ahier aangekochte bouwland, gelegen achter het Noordvliet nabij den weg naar Cambuur, kadastraal bekend gemeente Leeuwar den, Sectie G nos. 8244, groot 1.50.90 H.A. en 8248, groot 2.85.63 H.A., was tot 12 November 1921 verhuurd. Wij zijn tot eene publieke verhuring daarvan overge gaan, doch bij de inschrijving werd geen aannemelijk bod verkregen, zoodat daarop niet werd gegund. Na de openbare inschrijving is ondershands een bod gedaan door K. Hoogland alhier. Deze wenscht voor 4 jaar te huren voor 800.per jaar. Hoogland, die meer land van de gemeente huurt, doet zich kennen als een goed landgebruiken Met den deskundige over de gemeente- landerijen zijn wij van meening dat de huur met hem kan worden aangegaan. Onder overlegging van stukken geven wij U alzoo in overweging te besluiten: aan K. Hoogland alhier ondershands te verhuren de perceelen bouwland gelegen achter het Noordvliet, ka dastraal bekend gemeente Leeuwarden, Sectie G nos. 8244 en 8248, respectievelijk groot 1.50.90 en 2.85.63 H.A., ingaande zoo spoedig mogelijk en eindigende na het rispen der vrucht in 1926, uiterlijk 20 October 1926, voor 800.'s jaars en verder op door Burge meester en Wethouders noodig geachte voorwaarden. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 7 (Agenda no. 8). Herstemming over het amende ment De Boer-Zandstra op art. 5 van de verordening voor de gemeentelijke H. B. S. met 3-jarigen cursus en daarop aansluitende Handelsschool en vaststelling van de betrekkelijke verordeningen (bijlage no. 9). Aan de orde is Ontwerp I. De Voorzitter memoreert dat op Ontwerp I, art. 5, 3e alinea, waar op 't oogenblik staat: Dit programma wordt door den directeur in over leg met het overige onderwijzend personeel opge maakt enenz." door de heeren De Boer en Zandstra een amendement is ingediend, om daarvoor te lezen: „Dit programma wordt door de vergadering van directeur en leeraren opgemaakt enenz". Over dat amendement hebben de vorige vergadering de stemmen gestaakt. Het amendement-De Boer-Zandstra, opnieuw in stemming gebracht, wordt met 13 tegen 10 stemmen verworpen. Vóór stemmen: de heeren Dijstra, Zandstra, Koopal, M. Molenaar, Dijkstra, Fransen, Tiemersma, AAuller, B. Molenaar en Jansen. Tegen stemmen: de heeren Visser, Van der Werff, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Wcstra, O. F. de Vries, Lautenbach, IJ. de Vries, Van Weideren baron Rengers, Cohen, Oosterhoff, Tulp, De Vos en Berghuis. Art. 5 wordt onveranderd vastgesteld. Art. 30 wordt onveranderd vastgesteld. De geheeie verordening wordt, zooals zij nader is gewijzigd, vastgesteld. Aan de orde is Ontwerp II. De geheeie verordening wordt onveranderd vastge steld. 8 (Agenda no. 9). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot verhooging van het crediet voor het aanschaffen van leermiddelen ten behoeve van het hand- werkonderwijs aan de school voor M.O. voor meisjes. Dit voorstel luidt als volgt: In verband met de bestaande vacature en met, als gevolg daarvan, het aanstellen van eene nieuwe leerares in de handwerken aan de School van Middelbaar Onderwijs voor meisjes, acht de commissie van toezicht op het M. O. het gewenscht het handwerkonderwijs op eenigszins anderen leest te schoeien, wat ten gevolge zal hebben dat het wederom geheel gebracht wordt op de Middelbare Meisjesschool, waarmede ook het be stuur der Industrie- en Huishoudschool in beginsel accoord gaat. Hiervoor zal het noodig zijn, behalve de kleine wij ziging der betrekkelijke verordening, waaromtrent wij U later een voorstel zullen doen, dat nieuwe leermid delen worden aangeschaft, waarvoor, boven het reeds op de begrooting toegestane, een crediet noodig is. Wij stellen U dus voor te besluiten: Burgemeester en Wethouders, boven het reeds op de begrooting toegestane, een crediet te ver leenen van 1100.voor het aanschaffen van leer middelen ten behoeve van het handwerkonderwijs aan de School van Middelbaar Onderwijs voor meisjes. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 9 (Agenda no 10). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot overneming van een strook grond aan de Fonteinstraat van P. Westerbaan ten behoeve van de doortrekking van het trottoir aan de zuidzijde van die straat. Dit voorstel luidt als volgt: Door den heer P. Westerbaan alhier is op het perceel, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, Sectie B no. 3447, gelegen aan de Fonteinstraat, een huis gebouwd. De vóór de woning liggende grond tot aan de straat is eigendom van genoemden Westerbaan. Zal op den duur het trottoir aan de zuidzijde van de Fonteinstraat worden doorgetrokken naar den Westersingel, dan is dat alleen mogelijk, indien de gemeente over een strook van dien grond, grenzende aan de straat, kan beschik ken. Wij zijn daarom met den eigenaar in overleg ge treden, dat geleid heeft tot het aanbod, om een strook

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1922 | | pagina 3