64 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Maart 1922. De heer Visser meent met dit voorstel niet te kunnen meegaan. De bezwaren, welke hij naar voren heeft te brengen, zijn van financieelen aard. Hij meent dat, waar het niet zoo strikt noodzakelijk is om eene reorganisatie op dit terrein te beginnen, men eenigszins voorzichtig moet zijn. Hier heeft men een plan van 326,000. Daarnaast is in een van de vorige vergaderingen be handeld het plan tot verplaatsing van het aschland. Een en ander met elkaar in verband gebracht meent spreker dat de gemeente Leeuwarden binnen betrekke lijk korten tijd voor zeer groote uitgaven komt te staan. Daartegenover wil hij stellen dat zijns inziens de ge meente toch al jaren lang voor hooge uitgaven is ge plaatst. De uitgaven, die de gemeente de laatste jaren voor verschillende werken heeft moeten bestemmen, loopen niet over enkele maar over vele jaren, zooals de subsidies aan bouwvereenigingen, enz. En tegenover dit alles staat dat de inkomens van de verschillende ge meentenaren waarschijnlijk niet op dit peil zullen blijven. Spreker weet het niet, maar hij vermoedt dat deze eerder omlaag dan omhoog zullen gaan en dat daardoor dan het belastingpercentage eerder hooger dan lager zal worden, er dus meer druk zal komen in plaats van minder. Met het oog daarop zou spreker zich dan ook voorloopig willen verklaren tegen een dergelijke reor ganisatie. Hij wil wel aanvaarden dat deze is in het belang van de gemeente Leeuwarden. Maar met het oog op de financieele omstandigheden der gemeente wil spreker er zich thans tegen verklaren. De heer Jansen kan niet anders dan tegenover den heer Visser staan. Hij juicht dit voorstel van harte toe, dat helaas nu pas bij den Raad is ingediend. Hij weet niet of dit de hoogste financieele politiek van den wet houder der Bedrijven is, dat pas dit plan na den winter in het leven is geroepen. Wanneer spreker bedenkt dat de gemeente Leeuwarden één groote huishouding is, dan geeft hij toe dat men daarin zeer zeker moet bezui nigen. Maar niet moet men bezuinigen bij de reiniging en ook niet bij het licht. Spreker gelooft dat ook niemand in de stad het eerst zal beginnen te bezuinigen bij de reiniging en bij het licht. Waar hier op verschillende punten in de stad de verlichting zeer veel te wenschen overlaat, waar ongelukken haast niet zijn te voorkomen, of althans verschillende punten zeer gevaarlijk zijn, zoo dat ongelukken heel gemakkelijk kunnen voorkomen, daar gelooft spreker dat men deze verlichting veel eerder had moeten hebben. En daarom zal spreker volgaarne zijn stem aan dit voorstel geven. Den heer Westra is uit de stukken niet afdoende gebleken wat de reden is dat Burgemeester en Wethou ders dit plan voorstellen. Dit plan, om van de oude lan taarns gebruik te maken, moet f 326,000.kosten, terwijl daarnaast een plan is om nieuwe lantaarns te plaatsen, maar gebruik te maken van het oude kabel net, wat ongeveer 100,000.lager komt. Uit de stukken is spreker nu absoluut niet gebleken, welke overwegingen Burgemeester en Wethouders hebben geleid om dat hoogere plan voor te stellen. De heer Dijstra zal zich voorloopig scharen aan de zijde van die heeren, die met weinig sympathie het voorstel van het college hier begroeten. De heer Jansen zegt dat op de reiniging en op het licht eigenlijk niet bezuinigd moet worden. Dat lijkt spreker een zeer gevaarlijke stelling, omdat men in 't algemeen niet zeggen kan waarop men moet bezuinigen. Het is de kwestie maar dat er niet meer gebruikt moet worden dan hoogst noodzakelijk is; dat is een juister formu leering van de toepassing van zuinigheid, dan een willekeurig argument naar voren te brengen, zonder daarvoor een afdoende verklaring te geven. De kern van de toelichting van het college komt hier op neer, dat deze uitbreiding de gemeente vrijwel alleen komt te staan op de aanlegkosten, die op 326,000.zijn begroot. Daarop zal echter rente en aflossing moeten worden betaald en afschrijving plaats moeten hebben. Wordt dat bedrag nu ook gedekt door den lageren prijs van de nieuwe lichtbron? Daarop zou spreker wat nadere inlichtingen willen hebben. Want het lijkt hem zoo oppervlakkig niet zonder be zwaar om aan te voeren dat de geheele rente en af schrijving ook gedekt wordt, doordat het electrisch licht zooveel goedkooper is dan het gebruik van gas. De heer Oosterhoff staat voor het grootste deel aan den kant van Burgemeester en Wethouders en den heer Jansen, die verbetering wel noodig achten. De toestand van de verlichting, in de oorlogsjaren ontstaan, is van dien aard. dat ook spreker wel tot verbetering wil meewerken. Bij de begrooting heeft hij zich dan ook niet verzet tegen de hoogere posten voor gas- en electrische verlichting. Dat sluit echter niet in zich dat hij geheel zal meegaan met dit voorstel van Burge meester en Wethouders. De verleiding daartoe is voor hem wel groot, omdat, naar inededeeling van Burge meester en Wethouders, de kosten van deze geheele verlichting weinig hooger zullen komen dan de kosten tot nu toe waren. Als dat inderdaad het geval is, dan vervalt daarmee het bezwaar van alle heeren, die hun stem hieraan niet wilden geven. Want daar gaat het toch ten slotte om, niet om de vraag of men wat min of meer zal moeten leenen, maar of de kosten van alles samen hooger zullen komen dan op dit oogenblik het geval is. Burgemeester en Wethouders zeggen nu dat dit niet het geval is. Daaromtrent zou spreker echter wel het een en ander in 't midden willen brengen, want heel klaar en helder is hem in dat opzicht het prae- advies niet. Burgemeester en Wethouders leggen bij dit voorstel een geheel andere prijsbepaling aan ten opzichte van de verschillende lichteenheden dan tot nu toe het geval was. Vroeger werden die prijzen be rekend in verband met wat door particulieren werd betaald, doch nu bepaalt men de prijzen zonder op eenige winst te rekenen. Dan kunnen Burgemeester en Wethouders wel op een heel laag bedrag komen. Maar men moet niet vergeten dat, waar de gemeente thans 60 krijgt van de winst, die het electriciteit- bedrijf maakt, zij bij dezen opzet het aandeel dat daarin ontstaat door de straatverlichting, zal moeten missen. Dit zal dus bij de kosten moeten worden opgeteld als verlies op de winst van de lichtfabrieken. En dus lijkt het spreker dat men van dezen opzet, ten opzichte van de vergelijking tusschen de tegenwoordige en de vroe gere kosten, niet een heel duidelijk beeld krijgt. Verder kan spreker zich niet voorstellen dat, waar toch ook van dit kapitaal rente en aflossing zal moeten worden betaald en deze toch zeker een 16000.a 17000. zal beloopen, de productiekosten van electriciteit en gas zooveel lager zullen zijn, dat alle kosten te zamen niet veel hooger zullen komen dan tegenwoordig. Dat is iets, wat er bij spreker zoo maar niet in wil. Als de Raad dan ook alleen de beschikking kan krijgen over de gegevens, die er op dit oogenblik zijn en voor deze zaak geldt ook, dat zij eigenlijk niet zoo in de leeskamer is te bestudeeren, waar andere heeren ook wel eens zoo'n stuk willen hebben als spreker niet de beschikking krijgt over meer gegevens of den Raad niet langer tijd wordt gelaten, dan zal spreker bezwaar moeten maken om aan dit voorstel zijn stem te geven. De heer Dijkstra (wethouder) zal trachten in het kort de verschillende sprekers te beantwoorden. Ten opzichte van den tweeden spreker, den heer Jansen, kan hij heel kort wezen, omdat de heer Jansen over het vraagstuk van de straatverlichting te Leeuwarden eigenlijk net denkt als spreker. Hij meende naar aan leiding van den desolaten toestand, waarin de straat Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Maart 1922. 65 verlichting hier verkeert, niet anders te kunnen doen dan te trachten in overleg met den directeur, het col lege en de commissie voor de lichtfabrieken een plan te beramen, dat afdoende zou wezen, vooral ook, omdat de toestand, tengevolge van den oorlogstoestand, van dien aard was, dat het opknappen en het hier en daar een klein beetje in orde maken eigenlijk niet meer kón, omdat dan de uitgaven evenveel zouden beloopen als deze heele reorganisatie. Den heer Visser kan spreker antwoorden dat, als puntje bij paaltje komt, het bedrag van 326,000. wat op zichzelf een belangrijke uitgaaf is, met de be lasting niets te maken heeft De heer Visser: Moet er geen rente van betaald worden? De heer Dijkstra (wethouder) omdat het be drijf het aan de gemeente terug betaalt. Als de bedrijven geld noodig hebben, zooals in dit geval, dan wordt rente en aflossing door zoo'n bedrijf uit zijn inkomsten bijeengebracht. Maar het spreekt vanzelf dat men zonder geldelijke offers, zij het dan wat meer of minder, een straatverlichting, die in een zoo desolaten toestand verkeert, niet verbeteren kan. Als antwoord op de opmerking, die door den heer Oosterhoff is gemaakt, geeft spreker te kennen dat naar zijn bescheiden meening uit de verschillende bijlagen blijkt dat de opzet op zeer serieuze wijze is geschied. De directeur heeft de zaak van alle kanten bekeken. En spreker wil er aan toevoegen dat het hem bekend is, dat de zaak ook werkelijk voor de gemeente zoo aan nemelijk mogelijk is gemaakt. Er zit geen enkel winst percentage in voor het bedrijf. Ook wil hij er op wijzen dat op het oogenblik onder volgno. 156 der gemeente- begrooting een voorloopige post voor straatverlichting voorkomt van 92,000.terwijl hier een berekening van uitgaaf, met een kolenprijs van 20.80, is gemaakt van ruim 79,000.Dat komt dus in ieder geval al belangrijk lager. Daar komt nog dit bij dat die bere kening is gebaseerd op een kolenprijs van 20.80. Maar die prijs is op dit oogenblik al niet eens meer 20.80, hij is daar iets beneden, zoodat er dus kans is dat de kosten nog iets kleiner worden dan in de bijlage is berekend. En dan zijn er ook nog zekere aanwij zingen dat de prijzen van verschillende materialen als kabels enz. eerder in dalende dan in stijgende richting zijn. Ten opzichte van de vraag van den heer Westra over het plaatsen van nieuwe lantaarns wil spreker de vol gende toelichting geven. Als de stad electrisch wordt verlicht in aansluiting op de nu bestaande kabels, dan zal men ook zooveel nieuwe lantaarnpalen noodig heb ben, omdat de lantaarnpalen, die er op 't oogenblik staan, niet geschikt zijn om daarin zekeringen aan te brengen. Het voorstel is nu om op grond van meerdere bedrijfszekerheid de verlichting te doen aansluiten op een eigen kabelnet en de nu bestaande palen. Daarmee is de andere zaak vervallen. Er komt nog bij dat, zooals de heer Westra zijn vraag stelt, deze niet juist is, om dat men niet over een bepaald onderdeel kan redeneeren als men over de verlichting in het algemeen spreekt. Het komt er maar op aan wat het geheel kost en hoe het dan is. Het plan, om op den bestaanden kabel aan te sluiten, is eigenlijk niets goedkooper dan het plan om een nieuw kabelnet te leggen. Want er komt oog nog dit bij dat bij het eerste plan de directeur voor meerdere bedrijfsrisico een bedrag van 5000.extra calculeert, omdat de kans op storingen bij dat plan grooter is. Die 5000.dient men dus nog bij de kosten van het eerste plan op te tellen. Volgens het voorstel van Burgemeester en Wethouders zijn de kosten van het plan met afzon derlijke kabels 79,000.dat zonder afzonderlijk kabelnet 71,000.Bij deze laatste moet men echter nog die 5000.tellen, zoodat die kosten dan worden 76,000.En stelt men nu die 79,000.tegenover die 76,000.dan meent spreker dat niemand voor dat kleine verschil op zoo'n groot bedrag de meerdere kans op storingen zal willen aanvaarden. Dat is het wat spreker naar aanleiding van de woorden van de ver schillende sprekers had te zeggen. De heer Visser wil verklaren dat hij ook wel wil aan vaarden dat de verlichting niet is, zooals zij werkelijk behoort te zijn. Maar hij wil de vraag stellen of het, j zonder te komen tot het besteden van een bedrag van j 326,000.niet mogelijk is, eenige technische verbe teringen aan te brengen. Spreker heeft gevraagd of het misschien ook kan zijn dat deze uitgaaf invloed heeft op de belastingen. De heer Dijkstra zegt dat dit niet het geval is, omdat het bedrijf als zoodanig alles betaalt. Maar spreker meent toch dat er jaarlijks een post op de gemeentebegrooting wordt geboekt als winst uit het bedrijf. En als nu dat bedrijf duurder gaat boeren en men daardoor een dergelijken post niet meer op de be grooting zal hebben, dan zal men daarvoor toch een andere bron van inkomsten moeten hebben en het ge volg zal zijn dat dit geld dan uit de belastingen moet worden gevonden. Volgens het systeem van den heer Dijkstra heeft de belasting hier niet mee te maken. Maar als er dan een leening wordt gesloten voor het bedrijf, dan moet dit alleen ten koste gaan van de lichtverbrui- kers. Spreker weet het niet zeker, maar hij meent toch ook dat dit bedrijf ook in verband staat met de gemeen tebegrooting, dat men altijd op die begrooting een post heeft gehad, waaronder een zekere winst uit het bedrijf werd geboekt. Die post behoorde dus tot de inkomsten der begrooting en als men van het bedrijf nu niet meer die winst kan boeken, dan zal men daarvoor een anderen post moeten hebben. En dien zal men dan moeten heb ben uit de belasting, zoodat deze hierbij wel naar voren is te brengen. Spreker wil niet zeggen dat hij zich in de toekomst tegen dit voorstel zal verzetten, maar voorloopig meent hij dat het met eenige verbetering moet worden gedaan en zal hij zich wel hiertegen verklaren. Als men hier voor een leening sluit van 326,000.en voor het aschland zal een 500,000.noodig zijn, dan staat men straks al voor een milloen. Daarvan zal jaren en jaren rente en aflossing moeten worden betaald en dat zal de gemeente op te veel kosten jagen. Daarom zou spreker wel in een geringe verbetering kunnen meegaan, maar hij heeft geen neiging om dit bedrag te voteeren. Spre ker zou het wel toejuichen dat er eenige verbetering kwam, want waar hij woonachtig is brandt ook nooit een lantaarn, zoodat ook hij wel heeft ondervonden dat de verlichting hier minderwaardig is. Maar hij meent dat men voorloopig moet volstaan met eenige technische verbeteringen aan te brengen en dat men met dit plan moet wachten tot er weer meer stabiliteit in het leven is. In de toekomst, als de moeilijke jaren achter ons liggen, kan men dan trachten de zaak geheel te verbe teren. De heer Jansen merkt op dat de heer Dijstra hem er heeft bij gehaald, wat hij niet onbesproken kan laten. De heer Dijstra heeft gezegd dat juist, wanneer er te veel wordt uitgegeven op de reiniging en op het licht, dan het allereerst bezuinigd moet worden op het te veel uitgegevene. Maar hier is juist het omgekeerde van wat de heer Dijstra zegt, er wordt hier te weinig uitgegeven. Terecht heeft de heer Dijkstra gezegd dat de straat verlichting hier in zoo'n desolaten toestand verkeert, dat ongelukken niet te voorkomen zijn. De heer Visser heeft zijn wijk genoemd, spreker wil noemen de plaats waar hij woont, in den omtrek van de Bleeklaan is het 's avonds met de gaten en kuilen in den weg niet te doen, die toestand mag niet bestendigd worden. De heer Visser zegt dat wij leven in een tijd, dat er nog geen stabiliteit is. Maar kan de heer Visser op een

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1922 | | pagina 5