66 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Maart 1922. briefje geven dat die stabiliteit er over eenige jaren wel is? En wanneer dan over 25 jaar die stabiliteit nog niet is teruggekeerd, moet men dan nog maar langer wach ten? Spreker meent dat het met de reiniging en de ver lichting zoo treurig is gesteld, dat die dingen nu noodig moeten worden aangegrepen. Daar moet nu toegepakt worden, èn bij de reiniging èn bij het licht. De heer Oosterliolï zegt dat Burgemeester en Wet houders naar aanleiding van zijn opmerking hebben geantwoord dat de directeur en zij de zaak zeer serieus hebben behandeld. Spreker heeft dat ook geen oogen- blik in twijfel getrokken; hij heeft alleen gezegd dat de cijfers zoo moeilijk vergelijkbaar zijn met den tegen- woordigen toestand. Dan zeggen Burgemeester en Wethouders dat er op 't oogenblik voor de verlichting 92000.op de begrooting staat, terwijl dit plan jaarlijks met een kolenprijs van 20.80 ruim 79,000.- zal kosten. Maar dat zijn twee cijfers, die absoluut niet vergelijkbaar zijn; de 92,000.die op het oogenblik op de begrooting staat is het bedrag van den kostprijs plus de winst en die 80,000.welke in deze bijlage staat, is dat bedrag zonder winst. Men zou moeten weten, om een vergelijking te maken, wat voor be dragen men zou krijgen als de eenheden voor beide berekeningen gelijk werden genomen, dus met of zonder winst. En spreker maakt zich sterk dat in het eerste geval het nieuwe bedrag, dat in het staatje is vermeld, dan veel hooger zou zijn. Zoo zijn de cijfers niet ver gelijkbaar. Verder kan spreker zich vereenigen met wat de heer Visser heeft gezegd, dat, als het winstcijfer niet meer wordt behaald, dan 60 daarvan ook niet meer wordt uitgekeerd aan de gemeente. De heer Visser heeft vol komen gelijk; die 60 kan inderdaad niet meer worden uitgekeerd als die winst niet meer wordt behaald, dan derft dus de gemeente dat deel van de winst en dan zal dat bedrag op een andere manier moeten worden gevonden. Spreker herhaalt dat men geen zuivere ver gelijking heeft met het bedrag, dat er op 't oogenblik voor wordt uitgegeven en hij zou het dan ook verstan diger vinden dat er eerst een vergelijking tusschen gelijksoortige cijfers gemaakt werd. De heer Dijkstra (wethouder) kan op de opmerking van den heer Oosterhoff antwoorden dat deze bereke ning is opgezet op de prijzen, die op het oogenblik gelden, zonder winst. De heer Oosterhoff vreest dat, als dit kwantum electrische stroom wordt geleverd aan de gemeente zonder winstpercentage, daardoor het bedrag, dat als winst in de gemeentekas vloeit, in gevaar komt. Als de gemeente echter een verhoogden prijs gaat betalen, de winst dan wordt nagezien en deze ten slotte weer in de gemeentekas terecht komt, dan kan men den stroom ook wel nemen tegen een iageren prijs. Dan krijgt men geen winst terug, maar dan behoeft men deze eerst ook niet te betalen. Daar komt het op neer. Spreker kan er ook wel aan toe voegen dat het bedrag, dat op de begrooting staat als winstuitkeering aan de gemeente, ook door dit voorstel niet in gevaar komt. De heer Visser spreekt over winst uit de bedrijven, maar spreker vreest dat hij de dingen door elkaar haalt. Bij de lichtbedrijven b.v. is het wel mogelijk om be paalde bedragen zoo te calculeeren dat de kostprijs van het product er uit komt. Bij het electriciteitbedrijf is dat het geval daar komt zelfs meer uit en bij het gasbedrijf, naar spreker denkt, dit jaar ook. Maar ten opzichte van een bedrijf als de reiniging, waar zooveel bij moet, heeft de heer Visser gelijk. Wanneer aan een bedrijf geld wordt gegeven dan zal in het algemeen zoo'n bedrijf de kosten daarvan terug moeten betalen. Maar wordt aan de reiniging geld gegeven, een bedrijf dat met zoo'n belangrijk tekort werkt, dan zal dat zeer zeker in de belastingcijfers uitdrukking vinden. Dat is echter hier het geval niet. Den heer Visser is het antwoord van den wethouder nog niet duidelijk. Deze zegt dat de belasting hier niets mee te maken heeft en dat de winst van het be drijf ook nu nog evengoed in de gemeentekas zal vloeien. Als spreker den wethouder dan goed begrijpt, dan moet hij veronderstellen dat men den kostprijs van het pro duct na de reorganisatie zoo hoog wil opvoeren, dat men toch het winstcijfer, dat eenmaal geboekt is, nog kan handhaven. Spreker kan het niet anders formu leeren; krijgt men geen winstpost, dan ontbreekt die inkomst en zal het ontbrekende dus moeten worden aangevuld in den vorm van belasting, wil men den winstpost wel, dan zal de kostprijs zoo hoog moeten worden opgevoerd, dat men dezelfde inkomsten heeft. De heer Oosterhoff geeft toe dat er wat van waar is, wat Burgemeester en Wethouders zeggen, n.l. dat het verschil tusschen hun standpunt en dat wat spreker meent eigenlijk voor een groot deel een kwestie van boeken is. In het geval, dat spreker voorstelt, maakt het bedrijf eerst winst en keert daarna een deel daarvan aan de gemeente uit en het standpunt van Burgemeester en Wethouders is: geen winst maken en geen winst uitkeeren. Dat komt op hetzelfde neer, zeggen zij en dat is tot op zekere hoogte waar. Maar dan wil spreker aan Burgemeester en Wethouders verzoeken van die 92,000.eerst af te trekken de winst, die de ge meente maakt. Want dat is juist zijn grief. Burge meester en Wethouders hebben volkomen gelijk, als zij ook maar opgeven: zoo'n groot bedrag krijgen wij van het bedrijf terug. Spreker blijft er bij dat een ver gelijking hier niet te maken is. Daarbij zeggen Bur gemeester en Wethouders dan nog, vrij kras, dat het winstcijfer niet in gevaar komt. Er is hier van een winstcijfer geen sprake meer, er zit immers geen winst op. Het zou door een daling van den kolenprijs nog toevallig mogelijk kunnen zijn dat er van winst sprake was, maar anders niet. Dus zal de gemeente wel degelijk die winst moeten derven. De heer Cohen is in het algemeen heel huiverig om dergelijke groote bedragen voor handelingen te votee- ren. Maar de reden, dat spreker zich ook in de com missie voor de lichtfabrieken heeft verklaard voor het invoeren van deze electrische verlichting is, dat hij daar heeft gehoord, dat de ondergrondsche buizenleiding van de gasverlichting van dien aard is dat, wanneer met de verbetering daarvan zou worden begonnen, dan de kosten daarvan niet veel minder zouden bedragen dan op het oogenblik noodig is voor de electrische verlich ting. Als spreker zich dan herinnert hoe in de laatste jaren verschillende wijken in de duisternis waren gehuld en hij bedenkt dat in den loop van dit seizoen geen groote veranderingen aan de gasleiding hebben plaats gehad, dan vreest hij dat men het volgend seizoen voor nog veel grooter uitgaven aan de gasleiding zal komen te staan. Dat is de reden dat spreker hier over zijn standpunt is heengestapt om op de groote uitgaven te bezuinigen en dat hij zijn stem heeft verleend aan deze electrische verlichting. De heer De Vos zou. voordat de Raad tot stemming overgaat, graag een vraag doen. Is in het aangevraagde crediet van 326.000.zoowel de aanleg van electrisch licht als van gaslicht begrepen? Als dat het geval is, dan zou spreker graag in de redactie van punt b van het voorstel, waar wordt gezegd: ,,dat overigens de gemeente electrisch wordt ver licht, waarvoor de electriciteit over een afzonderlijk te leggen kabelnet wordt betrokken en daarvoor een crediet toe te staan van 326,000. een kleine wijziging willen aanbrengen, n.l. door voor Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Maart 1922. 67 het woord „daarvoor" te lezen: „voor aanleg onder a en b genoemd". Zooals het voorstel er op 't oogenblik ligt, geldt dat crediet alleen voor 't electrisch licht. De heer Oosterhoff is straks begonnen met te zeggen dat hij het werkelijk met Burgemeester en Wethouders eens is, dat de straatverlichting verbetering moet onder gaan. Hij zou het nu jammer vinden dat het denkbeeld van Burgemeester en Wethouders zou worden verwor pen, alleen tengevolge van verkeerd inzicht. Als wer kelijk bij nader onderzoek blijkt dat de kosten voor deze verlichting niet duurder zullen uitkomen dan zooals de toestand op 't oogenblik is, dan is er voor de leden geen reden meer om zich hiertegen te verzetten en dan vervalt ook sprekers eenige reden, waarom hij thans zou moeten tegen stemmen. Die reden is alleen dat hij geen zeker heid heeft. Zou het nu niet mogelijk zijn dat Burge meester en Wethouders voldeden aan zijn verlangen om de juiste cijfers te geven? Men zou dan de prijzen moe ten inzetten die men door particulieren laat betalen en kon daarvan dan de winst aftrekken. Dan verkreeg men vergelijkbare cijfers. En als de kosten dan niet hooger kwamen dan thans dan zou spreker met genoegen zijn stem aan dit voorstel geven. De heer Dijkstra (wethouder) kan den heer De Vos antwoorden dat in die 326,000. de werken onder a en b beide zijn begrepen. Daar is alles in begrepen. De heer Oosterhoff kan op dit oogenblik moeilijk voor dit voorstel stemmen, omdat hij niet precies kent de ver gelijking tusschen den post, die voor openbare verlich ting op de begrooting voorkomt en de kosten, die hier zijn gecalculeerd en omdat in de eerste zit een winst, die door het bedrijf is gemaakt. Spreker heeft den heer Oosterhoff hierop al geantwoord. Het is mogelijk dat het deze ook nu nog niet duidelijk is, maar de zaak komt hier op neer dat ten aanzien van den opzet, die hier is ge maakt en waarvan de totaalkosten 79,000.— bedragen, wel kan worden toegezegd dat men daarmee niet duur der uit zal zijn dan tot nog toe het geval was. Spreker heeft ook nog gememoreerd dat de prijzen der kabels, die een zeer belangrijk bedrag vertegenwoordigen, reeds zijn teruggeloopen, nadat deze zaak is opgezet. Dan, de straatverlichting is hier van dien aard, dat een andere weg ook niet meer mogelijk is. Ook al was de uitvoering van dit plan nog duurder, dan zou spreker toch niet den moed hebben om met een reparatie-voor stel bij den Raad te komen. Er komt ook nog bij dat deze zaak verbazend urgent is. Indien hedenmiddag dit \oorste! wordt aangenomen, dan is de kans niet uitge sloten dat een zeer groot deel van deze verlichting nog voor de donkere maanden in orde is. Dat is toch ook een belangrijke zaak. De heer Oosterhoff heeft zelf opge merkt dat de kwestie van de winst meer een kwestie van geven en nemen is. Hij zal misschien zeggen dat, wanneer het heel nauwkeurig wordt uitgerekend in ver band met wat door particulieren wordt betaald, dat het bedrag dan niet 79,000.maar misschien 10,000. meer is De heer Oosterhoff: Ja, en nog wel wat meer ook. De heer Dijkstra (wethouder) maar spreker heeft niets meer hieraan toe te voegen. Hij meent dat de toelichting, welke het college heeft kunnen geven, voldoende is. De Voorzitter deelt mede dat Burgemeester en Wet houders het amendement van den heer De Vos, luidende: „De ondergeteekende stelt voor in plaats van „daarvoor", voorkomende in den voorlaatsten regel onder b, te lezen: „voor aanleg onder a en b ge noemd", overnemen. De beraadslagingen worden gesloten. Het aldus gewijzigde voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met 14 tegen 9 stemmen aangeno men. Vóór stemmen: de heeren Zandstra, Koopal, M. Mo- ltnaar, Dijkstra, Westra, Tiemersma, O. F. de Vries, Muller, B. Molenaar, Cohen, Tulp, De Vos, Berghuis en Jansen. Tegen stemmen: de heeren Visser, Dijstra, Van der Werff, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Fransen, Lautenbach, IJ. de Vries. Van Weideren baron Rengers en Oosterhoff. 13 (Agenda no. 14). Voorstel der Commissie voor het ontwerpen van strafverordeningen tot wijziging der verordening, houdende verbod van den verkoop van sterken drank in het klein op Zondagen en Christelijke feestdagen (bijlage no. 16). Aan de orde is het wijzigingsartikel. De beraadslagingen worden geopend. De heer Westra kan zich voorstellen dat de meeste andere leden van den Raad zich op het standpunt stellen, dat deze zaak eigenlijk principieel is beslist cn dat men hier verder alleen maar heeft uit te maken ten aanpassing aan verordeningen, waarop verschil lende rechterlijke beslissingen zijn gevallen. Maar spreker meent dat, waar de Raad hier zoo af en toe nog wel eens verandering ondergaat, het nog wel de moeite waard is om aangaande het principe hier iets in het midden te brengen. Dan stelt spreker zich op het standpunt, dat hier een verordening wordt voor gesteld, die bedoelt te zijn: practische drankbestrijding. Daar komt het op neer. Maar dan gelooft hij ook dat hier het systeem wordt gehuldigd, wat de voorstanders toch wel niet algemeen zullen willen huldigen, dat het doel hier de middelen zou heiligen. Wat hier wordt nagestreefd is zeer goed, doel is de bestrijding van het drankmisbruik. Het is echter de groote vraag of de be strijding van het drankmisbruik hiermede werkelijk zal worden bevorderd, het is aan allen twijfel onderhevig of er werkelijk minder misbruik van sterken drank zal worden gemaakt, als deze verordening tot stand komt. Maar bovendien is, naar sprekers meening, de wijze, waarop men dit tracht te verkrijgen, aan alle bedenking onderhevig. Want hier wordt getornd aan verleende rechten. De overheid verleent vergunningen tot ver koop van sterken drank en laat zich daarvoor een zeker recht betalen. Men gaat nu sommige inrichtingen meer, andere minder belangrijk beperken in de mogelijkheid om van hun vergunningsrecht gebruik te maken. En waar het hier heelemaal nog dubieus is of werkelijk dit middel doeltreffend zal wezen om het drankmisbruik te bestrijden en men niet voldoende heeft aangetoond de noodzakelijkheid, dat in het belang van de openbare orde deze gelegenheden gesloten zijn op Zondag, daar meent spreker niet zijn stem aan dit ontwerp te kunnen geven. Hij wil de betrokken vergunninghouders, die in elk geval een eerlijk bedrijf uitoefenen, al is het dan misschien niet in alle opzichten een begeerenswaardig bedrijf, niet in hun rechten bekorten. De heer De Vos heeft indertijd bij het thans vigee- rende artikel 1 dezer verordening zijn meening al ge zegd. Waar deze algemeen bekend is, zal hij daar niet verder op ingaan. De verordening die toen door den Raad is vastgesteld, heeft bewezen dat zij absoluut geen nut heeft gedaan; alleen heeft zij een heeleboel moeite en last veroorzaakt en ten slotte is gebleken dat er feitelijk een ongelukkige verordening is daar- gesteld. Om nu te voldoen aan den wil van enkelen,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1922 | | pagina 6