72 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Maart 1922. bepaling alleen worden opgenomen den Zaterdag en den Zondag, omdat op die dagen de criminaliteit en het drankmisbruik grooter is dan op andere dagen. Daarom is het gewenscht, deze verordening te aanvaarden. De Voorzitter wil alleen constateeren dat de bewijzen voor Leeuwarden nooit zijn bijgebracht. De heer IJ. de Vries was straks bij het begin van de besprekingen niet van doel hierover te spreken. Maar hij wil nu dit constateeren. Bewijzen heeft hij ook niet, maar wel heeft zijn ondervinding hem dit geleerd, dat hier op Zaterdag en Zondag meer gedronken wordt dan op andere dagen. Van zijn ondervinding heeft hij na tuurlijk geen statistiek aangelegd. Dat hier misschien wel eenige overdrijving in het spel is, wil hij direct toe geven. Maar toch komt het hem voor dat het in het belang is van de jeugd dat de Raad dit artikel aan vaardt. De heer De Vos moet nog even den heer Ij. de Vries bestrijden. Deze is er van overtuigd, maar dat is spreker ook, te weten: dat er op Zondag meer wordt gebruikt. Dat stemt spreker volkomen toe. Hij weet niet of de heer De Vries geheelonthouder is, maar anders zal deze op Zondag net zoo goed zijn bittertje gebruiken als ieder ander. Dat doet spreker ook, omdat hij er dan den tijd voor heeft en wanneer iedereen dat doet, dan zal men vanzelf op Zondag meer gebruik krijgen. Men komt zoo echter niet tot meer m/sbruik, maar tot meer gebruik De heer IJ. de Vries: Ik ben geen geheelonthouder. De heer De Vos Alleen het gebruik is grooter. Maar zoo gauw zit er niet een druppel alcohol in of de gebruiker is voor de drankbestrijders een m/sbruiker. Dat is de heele zaak De heer Fransen: Een minderwaardig mensch! De heer De Vos Maar dat er bewijzen aanwezig zijn dat het drankmisbruik hier op Zondag meer is dan op andere dagen in de week, daar is geen sprake van. Dat heeft nog niemand bewezen. De heer Visser meent dat de Voorzitter hem nog wel tot het uitspreken van een paar woorden het woord zal willen verleenen. Hij is nog al bescheiden en niet scherp geweest en zal dat ook nu niet zijn. Het gaat hier over den Zondag. Maar spreker heeft straks ook al naar voren gebracht dat bij de vaststelling der verordening een groote meerderheid hier in den Raad heeft aanvaard dat de Zondag zulk een dag was. Nu is opnieuw wel weer dit element in debat gebracht, maar daaromtrent is toch reeds een uitspraak geweest en deze is toen vastgelegd in de verordening. Wat nu weer opnieuw is aangevoerd is toen reeds geconstateerd. En nu mag het bewezen zijn of niet, het is toch op grond van het feit, dat het bij meerderheid van stemmen is aanvaard, in de verorde ning vastgelegd. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel der commissie tot wijziging van artikel 1 der verordening wordt met 15 tegen 8 stemmen aan genomen. Vóór stemmen de heeren Visser, Dijstra, Van der Werff, Zandstra, Koopal, M. Molenaar, Dijkstra, me vrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Tiemersma. O. F. de Vries, AAuIler, I.autenbach, B. Molenaar, IJ. de Vries en Jansen. Tegen stemmen de heeren Fransen, Westra, Van Weideren baron Rengers, Cohen, Oosterhoff, Tulp, De Vos en Berghuis. 14 (Agenda no. 14a). Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het adres van A. van der Meulen inzake de hem geweigerde vergunning tot bebouwing van een terrein hoek Spanjaardslaan-Spanjaardsplein en Leeuwrikstraat. Dit prae-advies is opgenomen in hetvcrslag der ver gadering van 14 Februari 1922 (Raadshandelingen 1922, pag. 27). Een nader schrijven van Burgemeester en Wethou ders luidt als volgt: Ingevolge Uwe opdracht hebben wij ons tot de Com missie gewend als bedoeld in artikel 70 der bouwveror dening, teneinde haar oordeel te mogen vernemen over den voorgenomen bouw van den heer A. van der Meulen alhier van een 7-tal woonhuizen op een terrein, begrensd door de Leeuwrikstraat, het Spanjaardsplein en de Span jaardslaan. De vergunning voor dien bouw toch is door ons geweigerd omdat de bebouwing van dit terrein vol gens het overgelegde plan niet zou voldoen aan de eischen van welstand, die volgens artikel 12bis der bouwverordening moeten worden gesteld. Van ons besluit is de belanghebbende bij U in beroep gekomen. In Uwe vergadering van 14 Februari j.l. werd de be slissing op dat beroep aangehouden in afwachting van het advies van de bovengenoemde Commisie. Dat ad vies is thans ingekomen. Het komt geheel tot dezelfde slotsom als de plaatselijke Schoonheidscommissie. Wij hebben de eer, met handhaving van ons voorstel tot afwijzing van het beroep, het met de overige ter zake betrekkelijke stukken aan U over te leggen. De beraadslagingen worden geopend. De heer De Vos merkt op dat de commissie, bedoeld bij artikel 70 der bouwverordening, Burgemeester en Wethouders in 't gelijk heeft gesteld. Toen deze zaak den vorigen keer aan de orde was, heeft spreker ge meend dat besluit te moeten uitlokken. Nu echter blijkt dat het college van Burgemeester en Wethouders, of beter, de plaatselijke schoonheidscommissie, goed heeft gezien, meent spreker verplicht te zijn met het prae-ad vies van Burgemeester en Wethouders mee te gaan door daaraan zijn stem te geven. Spreker heeft den vorigen keer niet gereageerd op de woorden van den heer Jansen, toen deze sprak van broodnijd en van broodroof. Maar hij zou wel willen dat de heer Jansen nu die woorden kon intrekken, welke hij heeft gegooid voor de voeten van de schoonheids commissie te Leeuwarden. Naar sprekers meening is dat niet terecht geweest en heeft de heer Jansen zich ir. dat opzicht op een verkeerd standpunt geplaatst. Spreker zou willen dat de heer Jansen die woorden, welke hij misschien in jeugdige onbezonnenheid heeft gesproken, weer introk. De heer Fransen merkt op dat het advies van de hoogere schoonheidscommissie hetzelfde is als dat van de commissie, die hier bestaat. En dat is niet zoo'n groot wonder, omdat die heeren ook al dezelfde ideeën hebben als de meeste leden van de schoonheidscom missie hier: dat men in een bepaalde, een geheel nieuwe richting moet bouwen. Spreker gelooft ook als hij ten minste goed is ingelicht dat de hoogere schoon heidscommissie niet hier in Leeuwarden is geweest. Toch heeft zij zich een oordeel gevormd over de plan nen en heeft ook zij geadviseerd dat het plan-Van der Meulen in strijd was met de omgeving. Uit de teeke- ningen en bescheiden, dus op papier, is die commissie een en ander duidelijk gemaakt, op papier heeft zij be oordeeld of er strijd was met de omgeving. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Maart 1922. 73 Dat het uiterlijk aanzien van beide plannen nog al wat van elkaar af staat, dat beide plannen niet bij el kaar passen, geeft spreker onmiddellijk toe. De opzet van de plannen is ook geheel verschillend. Het eene is de gewone burgerbouw, terwijl het andere in den aller- nieuwsten stijl is doorgevoerd. Daar zitten we nu nog wel wat vreemd op te kijken, maar ook dat zal in den loop der jaren wel mooi worden. Spreker zal niet j zeggen dat liet leelijk is, maar de andere gebouwen maken toch een heel anderen indruk. Een feit, dat spreker heeft verbaasd is, dat de schoon- heidscommisise hier niet de minste moeite doet om den architecten er op te wijzen wat er aan hun teekeningen mankeert. Vroeger is het altijd de gewoonte geweest c!at er werd gezegd: dat en dat moet er aan worden veranderd. Maar hier is niet de minste moeite daartoe gedaan. Spreker meent zelfs hij is er niet bij geweest, maar zoo is hij ingelicht dat den architect is ge weigerd om toegelaten te worden, toen hij zijn plan wilde verdedigen. Als spreker hier omtrent een en ander betere inlichtingen krijgt, zal hij daarvan zijn stem af hankelijk stellen. Maar hij vindt het zoo verbazend jam mer, dat een architect maar moet teekenen en nog eens teekenen en dat hij niet weet wat de heeren van de schoonheidscommissie wenschen. Spreker zou zeggen dat die heeren steun aan den bouw moeten geven en dat zij, als zij het zóó niet willen, hun wenschen moeten kenbaar maken hoe zij het dan wèl willen. Spreker is wel benieuwd of de wethouder van Openbare Werken hierover misschien wat meer wil meedeelen, hij is wel benieuwd te hooren, hoe de zaak in z'n werk is gegaan. De heer Westra zal zich niet scharen aan de zijde van hen, die de gestie van de schoonheidscommissie aanvallen. AAet betrekking tot het oordeel van die com missie zal hij niet zijn goed- of afkeuring uitspreken; hij legt zich graag bij die uitspraak neer. Maar iets anders is of men dergelijke vrijheidsbelemmeringen als de weigering der bouwvergunning hier is, kan achten in het algemeen belang. En nu kan spreker er niet in mee gaan, dat het algemeen belang vordert dat een bouwplan als dat van Van der Meulen om dergelijke schoonheids motieven moet worden afgekeurd en dat deze bouwer op die wijze misschien wordt verhinderd om werkzaam te zijn èn in het belang van zijn eigen portemonnaie èn in het belang van de volkshuisvesting èn in het belang van de voorziening in de werkloosheid. Dat zijn 3 goede dingen, die door Van der Ateulen zouden worden bevor derd. En nu acht spreker het niet noodzakelijk dat de Raad dit zou verhinderen, omdat in het oog van som mige architecten het plan niet voldoet aan de noodige schoonheidseischen. Spreker kan zich dus niet veree nigen met het prae-advies. De heer O. F. de Vries (wethouder) zal niet uitvoerig op deze zaak meer ingaan. Hij acht dit onnoodig, omdat zij in een vorige vergadering al is behandeld. Maar toch acht hij het wel noodig nog eenige opmerkingen te maken. De heer Fransen is begonnen met te zeggen dat het advies van de hoogere commissie natuurlijk hetzelfde is als dat van de commissie hier. Dat woordje het zelfde" geeft hier een onjuisten indruk; als de heer Fran sen had gezegd dat het advies gelijkluidend is dan had dat een anderen indruk gegeven. Ook wat de heer Fran sen daarop heeft laten volgen is een ernstige veronder stelling, n.l. dat de leden van de hoogere schoonheids commissie hier niet in Leeuwarden zouden zijn geweest. Spreker zou willen vragen: heeft de heer Fransen daar bewijzen voor? De heer Fransen: Ik heb gezegd: als ik goed ben in gelicht is zij hier niet geweest. Ik heb het niet pertinent gezegd. De heer O. F. de Vries (wethouder): Dat zijn geen bewijzen, dan zijn slechts vage veronderstellingen. En daar redeneert U verder op door, daar bouwt U Uw conclusies op. De heer Fransen: Zijn ze hier dan wèl geweest? De heer O. F. de Vries (wethouder): Dat weet ik niet. Maar ik heb ook niet gezegd dat ze hier geweest zijn. De heer Van der Werff: Ze zijn hier niet geweest. De heer O. F. de Vries (wethouder): Ik wou graag een van de raadsleden hooren, die pertinent beweert dat ze hier niet geweest zijn. De heer Van der Werff zegt hier bij interrumptie: ze zijn hier niet geweest. Weet hij dat zeker? De heer Van der Werff: Ik dacht dat U dat ook wel wist. Als U 't niet weet, dan is dat nog treuriger. De heer Fransen: U weet het wel. De heer O. F. de Vries (wethouder)U zegt daar: U weet het wel. Denkt de heer Fransen dat ik met zulk een uitdrukking genoegen neem? Als ik het wist zou ik het hier wel ronduit verklaren. Maar dat zijn allemaal van die praatjes. Ik zou hier ook wel meer van die praatjes kunnen vertellen. Dezelfde bouwer, waarover 't hier gaat, heeft mij verklaard dat een van de raads leden tegen hem heeft gezegd: als je last krijgt met de schoonheidscommissie, kom dan maar bij mij, dan zal ik je wel helpen. Die bouwer heeft Uw naam ge noemd, mijnheer Fransen, dat zou U hebben gezegd: als je last krijgt met de schoonheidscommissie, kom dan maar bij mij. Maar ik zeg er direct bij dat ik dit be schouw als praatjes. De architect, over wien het hier ging, zou volgens den heer Fransen niet eens door de schoonheidscom missie zijn gehoord. Dat is absoluut onjuist; spreker meent dat hij een paar keer is gehoord en hij weet ab soluut zeker dat hij er één keer is geweest om zijn plan toe te lichten en om te weten welke aanmerkingen de commissie had. Zoo kan men wel in de ruimte rede neeren. Een positieve verklaring dat de leden der hoo gere schoonheidscommissie hier niet zijn geweest heeft hij ook nog niet gehoord. Dan wil spreker nog even ingaan op hetgeen de heer Westra heeft gezegd. Deze heeft eenigszins aangeraakt dc gestie van de schoonheidscommissie hier; hij heeft het doen voorkomen alsof deze de werkloosheid hier in de hand zou werken en de volkshuisvesting zou keeren. Maar meent de heer Westra nu werkelijk dat Van der Meulen gaat bouwen in 't belang van de voorziening in de werkloosheid en van de volkshuisvesting? Het artikel, dat hier is toegepast en dat in de bouwveror dening staat, heeft de heer Westra een vrijheidsbelem mering genoemd. Maar dan moet men heelemaal geen bouwverordening nemen, omdat alle artikelen daarvan vrijheidsbelemmeringen zijn. Het onderhavige artikel, dat de schoonheidscommissie heeft toegepast, betreft den welstand, zeker een artikel van groot belang. Maar er zijn ook andere, die eischen stellen aan de veilig heid, aan de hygiëne, enz. Zooals de heer Westra wil moet men de verordening heelemaal afschaffen. De heer Jansen wil ten opzichte van deze heele ge schiedenis, die nu voor de tweede maai hier ter tafel komt, nog eens de aandacht vragen voor het zeer eigen aardig karakter daarvan. Hij wil echter eerst tegenover den heer D'1 Vos deze verklaring afleggen, dat hij er geen minuut aan gedacht heeft om de woorden, welke hij in de vorige vergadering heeft gesproken, terug te

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1922 | | pagina 9