80 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 Maart 1922. De heer Muller Ik meen echter dat, als mijn partijgenoot, de heer De Boer, op een dergelijke wijze tegen mij meent te moeten optreden, dan in ieder geval verwacht kan worden, dat hij de waarheid spreekt. En dan ben ik het volkomen met den heer IJ. de Vries eens, waar deze zei, dat de heer De Boer absoluut bezijden de waarheid is. Toen ik den vorigen keer een interpellatie over de werkloosheid heb gehouden, heb ik mij bij den heer IJ. de Vries aangesloten in dezen geest, de heer IJ. de Vries had ook niet gezegd dat Burge meester en Wethouders maar een begin van uitvoering moesten maken, hoewel hij dat wel eenigszins heeft gezegd, maar ik heb toen gezegd dat ik dat niet wenschte, maar dat ik wèl wenschte dat door het college van Burgemeester en Wethouders althans werd ge tracht, om ten aanzien van bepaalde onderdeden van de begrooting, door onderlinge samenspraak met het college van Gedeputeerde Staten, van dat college ge daan te krijgen, dat uitvoering van die werken kon plaats grijpen of een begin van uitvoering daarvan kon worden gemaakt. In die vergadering heb ik de Voor zitter zal dat met mij eens wezen op die wijze ge sproken en dat is heel iets anders dan wat mijn partij genoot, de heer De Boer, mij nu in de schoenen tracht te schuiven. Verder wil ik er hier niets meer van zeggen. Dat is het, wat ik in 't midden wilde brengen. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 4 (Agenda no. 5). Voorstellen van Burgemeester en Wethouders tot onderhandsche verhuring: a. van de herberg „de Bleek" aan de weduwe G. P. Klopma—de Boer. Dit voorstel luidt als volgt: Bij raadsbesluit van 12 Juli 1921 no. 276R/170 is voor den tijd van 1 jaar ondershands aan de Wed. G. F. Klopma alhier verhuurd de herberg ,,de Bleek" c. a. voor 1500.De huur loopt 12 Mei e.k. af en de weduwe wenscht wederom in te huren voor hetzelfde bedrag. Een klein gedeelte van het thans verhuurde wordt bij het terrein van de watergasfabriek getrokken. Wij meenen dat voor gemelde huursom wederom tot verhuring kan worden overgegaan en geven U onder overlegging van stukken in overweging te besluiten: aan B. de Boer, weduwe G. F Klopma, alhier onders hands tot wederopzeggens toe met ingang van 12 Mei 1922, voorloopig voor den tijd van één jaar, doch met stilzwijgende verlenging van jaar tot jaar uiterlijk tot 12 Mei 1926 te verhuren de herberg „de Bleek" met hieminge, wagenhuis enz., vormende het noordelijk deel van het perceel kadastraal bekend gemeente Leeuwar den Sectie F no. 2589, voorzoover het niet bij het terrein van de watergasfabriek wordt getrokken, voor eene jaarlijksche huursom van 1500.en overigens op de bestaande voorwaarden. De beraadslagingen worden geopend. De heer Lautenbach: Ik heb geen bezwaar tegen deze verhuring, maar zou de vraag willen stellen hoe lang die steenhoop, die daar den ingang van de stad ont siert, daar nog blijft staan. Ik heb dat al meer gevraagd, maar jaar in jaar uit blijft hij daar maar staan. De Voorzitter: We zijn bang geen crediet te krijgen om hem af te breken. De heer Lautenbach: Men kan het eens beproeven. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. b. van het winkelhuis Peperstraat no. 12 aan J. van der Noord. Dit voorstel luidt als volgt: Van J. van der Noord alhier ontvingen wij het verzoek te bevorderen dat hem wederom voor een jaar op de bestaande voorwaarden worde verhuurd het thans door hem bewoonde pand Peperstraat no. 12, waarvan de huur, die is aangegaan ingevolge Uw besluit van 29 Maart 1921 no. 126r/62, 12 Mei e.k. afloopt. Daar wij meenen dit pand niet voor een zoo kort tijdperk te moeten verhuren, is van der Noord bereid bevonden, zijn verzoek aldus te wijzigen, dat de huurtijd op ten hoogste drie jaar wordt gesteld. Heeft de gemeente het perceel in dien tijd noodig, dan kan gebruik worden gemaakt van de ook nu geldende bepalingen omtrent tusschentijdsche opzegging. Wij kunnen dit aldus gewijzigde verzoek bij U ondersteunen; van der Noord heeft zich als een goed huurder doen kennen en de door hem betaalde huursom ad 1200.per jaar achten wij ook thans nog vol doende. Gelijk de administrateur van het gemeentelijk woningbedrijf bij zijn overgelegd advies opmerkt, komt dit bedrag vrijwel overeen met dat, eenige maanden geleden bedongen bij openbare inschrijving voor het perceel Peperstraat no. 10, dat voor 25.per week werd verhuurd. Wij geven U dus in overweging te besluiten: ondershands te verhuren, ingaande 12 Mei 1922, voor den tijd van een jaar, met stilzwijgende verlenging van jaar tot jaar, uiterlijk tot 12 Mei 1925, behoudens tusschentijdsche opzegging vanwege de gemeente met inachtneming van een termijn van één maand of door den huurder tegen het einde van een huurjaar met inachtneming van een termijn van drie maanden, het perceel Peperstraat no. 12, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden Sectie B no. 922, aan J. van der Noord alhier voor 1200.per jaar, op de door Burge meester en Wethouders te stellen voorwaarden. c. van het pand Droevendal no. 1 aan dr. P.J. Enk. Dit voorstel luidt als volgt: Bij besluit van 27 December 1921 hechtte Uwe Ver gadering hare goedkeuring aan den aankoop in open bare veiling van het perceel Droevendal no. 1, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, Sectie B no. 3592, groot 5.26 Are, in totaal voor 17036.71. Dit pand was be stemd om als woning te dienen voor den nieuw benoem den rector aan het gymnasium, den Heer Dr. P. J. Enk. Aan het huis dienen eenige noodzakelijke herstellingen te worden uitgevoerd. Daarmede is eenige tijd gemoeid, zoodat het niet bekend is wanneer de woning kan wor den betrokken. De heer Enk is genegen eene huursom per jaar te betalen gelijk aan 5l/2 van de koopsom, vermeerderd met de kosten van de herstelling. Die laatste kosten zijn nog niet bekend, doch de Directeur der Gemeentewerken begroot ze op 2500. De grondbelasting en gewone reparatiën komen ten laste van den huurder. Wij meenen dat, dit in aanmer king genomen, een huurbedrag als bedoeld billijk is te achten. De huur zou voorloopig voor 5 jaren kunnen worden aangegaan. Alzoo geven wij U in overweging te besluiten: het perceel Droevendal no. 1, kadastraal bekend ge meente Leeuwarden, Sectie B no. 3592, groot 5.26 Are, Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 Maart 1922. 81 tot wederopzeggens toe met ingang van den dag, waar op het huurcontract wordt geteekend en uiterlijk tot 12 Mei 1927 ondershands te verhuren aan den Heer Dr. P. J. Enk, rector aan het gymnasium alhier, voor eene huursom per jaar gelijk aan 5'/2 van de totale koopsom van het pand, vermeerderd met de kosten van herstelling, onder bepaling dat de grondbelasting en de gewone reparatiën ten laste van den huurder komen en verder op voorwaarden, door Burgemeester en Wet houders noodig geoordeeld. d. van de woning Harlingerstraatweg no. 77 aan J. Kuperus. Dit voorstel luidt als volgt: De huurder van het perceel Harlingerstraatweg no. 77, G. Staphorsius, heeft ons zijn verlangen te kennen gegeven om wegens vertrek naar elders met 12 Mei e.k. van de huur van dat pand ontslagen te worden. Oor spronkelijk was dit pand aan hem verhuurd met een paar perceelen bouwland, doch deze zijn gedurende den huurtijd aan de overeenkomst onttrokken ten be hoeve van woningbouw en straataanleg aldaar, zoodat ten slotte alleen de woning (het voormalige koetshuis enz. van de villa „Baensein") hem restte. Als gegadigde voor het perceel heeft zich o.a. aan gemeld J. Kuperus, die bereid is daarvoor een huur prijs van 10.per week te betalen, een bedrag dat ons voor deze woning, die hoewel met tuin omgeven, wegens den betrekkelijk grooten afstand van de be bouwde kom der gemeente niet voor ieder geschikt is gelegen, voldoende voorkomt. De inlichtingen die de administrateur van het ge meentelijk woningbedrijf omtrent Kuperus verstrekt, zijn gunstig, waarom wij U in overweging geven te besluiten: I. met 12 Mei e.k. de huur van na te noemen per ceel, met G. Staphorsius gesloten, ingevolge de raads besluiten van 9 Maart 1920 no. 130r/55 en 22 Juni 1920 no. 308r/156 te ontbinden; II. het perceel Harlingerstraatweg no. 77, kadastraal bekend sectie D no. 1392, voorzoover bestaande in koetshuis (woning) stal en schuur, ondershands voor den tijd van drie achtereenvolgende jaren, ingaande 12 Mei 1922, te verhuren aan J. Kuperus, alhier, voor een prijs van 520.per jaar, op de door Burgemeester en Wethouders vast te stellen voorwaarden. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig de voorstellen van Burgemeester en Wethou ders sub b, c en d. 5 (Agenda no. 6). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van een rooilijn voor de bebouwing aan den Kanaalweg Noordzijde. Dit voorstel luidt als volgt: In verband met het toestaan eenigen tijd geleden eener bouwvergunning aan den Kanaalweg N.Z., is den Directeur der Gemeentewerken opgedragen een rooilijn langs dezen weg te ontwerpen. De Directeur heeft de lijn gedacht op 22V2 M. uit den wal bij de electrische centrale, met sprongen afdalend tot 15 M. aan het oos telijk einde, waarbij rekening is gehouden met het feit dat het hier geen doorgaanden verkeersweg betreft. De Commissie voor Openbare Werken kan zich met vaststelling op de wijze, gelijk op de hierbij gevoegde kaart door den Directeur wordt aangegeven, en welke ook ons juist voorkomt, vereenigen. Wij hebben dus de eer U voor te stellen te besluiten tot vaststelling van de rooilijn aan den Kanaalweg N.Z. als op de bij dit voorstel behoorende kaart is aange geven. De beraadslagingen worden geopend. De heer IJ. de Vries zou graag een vraag stellen. Is het met oog op de toekomst wel verstandig, dat deze weg op het eind tot 15 M. smal wordt gemaakt? Kan het op den duur met het oog op het uitbreidingsplan ook mogelijk zijn, dat er een brug moet worden gelegd naar Schilkampen, zoodat de weg dan de breedte moet houden? De heer O. F. de Vries (wethouder) zegt dat juist met het oog op het uitbreidingsplan deze zaak is beke ken en de veronderstelling is gemaakt dat hier nooit een druk verkeer zal kunnen komen. Zoodoende is de weg versmald naar het eind. Er is nooit een kans, als het uitbreidingsplan wordt uitgevoerd, dat hier een druk verkeer zal komen. Daarom is het juist gedaan. De heer IJ. de Vries zegt dat het wel mogelijk is dat daar nooit een druk verkeer zal komen, maar dat het toch ook mogelijk is dat dit er wel zal komen. Dat is iets, wat in de toekomst ligt. Er ligt daar nog een groot fabrieksterrein en nu is sprekers vraag of het. waar het verkeer daar of bij het Vliet grooter kan worden, ook verstandig zal zijn om deze weg op een bepaalde breedte te houden. Zooveel terrein gaat daarmee toch niet ver loren. Het is alleen maar een vraag. De heer O. F. de Vries (wethouder): We kunnen geen van allen in de toekomst zien. Wat er later ge beuren zal, weet niemand. Ik heb alleen gezegd, dat deze rooilijn naar aanleiding van het uitbreidingsplan is vastgesteld; uit de geheele situatie van dat plan blijkt dat hier geen druk verkeer is te wachten. De heer IJ. de Vries: Dan leg ik er mij bij neer. De Voorzitter vindt dat, als men de heele situatie van deze stad bekijkt, men wel vooruit kan zeggen, dat er mag dan al een beetje meer verkeer komen dan op 't oogenblik daar, na het leggen van den weg, toch nooit een groot verkeer zal komen, want zoodra men verder gaat, geraakt men in 't lage achterland en in het water. Al zou men dan ook een brug bouwen van Schilkampen naar den vasten wal, dan gelooft spreker toch dat een weg van 15 M. voldoende zal blijken. Al mocht er meer verkeer komen ,het zal toch nooit worden een zuivere verkeersweg Oost-West. Dat is aan alle kanten te zien; men zou dan alles moeten dempen en het lage land moeten ophoogen om ten slotte het ach terland te krijgen voor bouwterrein. Als Leeuwarden zich uitbreidt, zal het toch liever den vasten grond zoe ken, die er is. Mocht er dus al meer verkeer komen, dan zal een breedte van 15 M. nog zeer voldoende zijn, want een groot verkeer zal er, in verband met de gesteldheid van den bodem, niet komen. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 6 (Agenda no. 7). Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op verzoeken van besturen van in de gemeente gevestigde bijzondere lagere scholen tot het verleenen van voorschot op de gemeentelijke vergoeding overeenkomstig art. 101 der Lager Onderwijswet 1920, voor het dienstjaar 1920. Dit prae-advies luidt als volgt: Tot den Raad zijn door besturen van alhier geves tigde bijzondere lagere scholen verzoeken gericht om voorschot op de gemeentelijke vergoeding, overeen komstig artikel 101 der Lager Onderwijswet 1920, voor het dienstjaar 1922. De vergoeding wegens de kosten voor instandhouding

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1922 | | pagina 3