116 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 April 1922. 7. adhaesiebetuiging van de afdeeling Leeuwarden van den Nederlandschen Roomsch-Katholieken Bond van Overheidspersoneel ,,St. Paulus" met het adres van de afdeeling Leeuwarden van den Nederland schen Bond van Vakschoolleeraren en leeraressen om het bestuur der vereeniging voor Middelbaar Tech nisch- en Ambachtsonderwijs alhier in staat te stellen het achterstallig salaris van het personeel harer scholen te kunnen uitbetalen. 8. adres van dezelfde strekking van de afdeeling Leeuwarden van den Centralen Nederlandschen Amb- tenaarsbond. De stukken sub 7 en 8 worden bij de desbetreffende stukken gevoegd. 9. adres van de N. V. „Rijwiel-, Automobiel- en Motorrijwiel-industrie „Rami" e. a. om niet te steunen een aanvraag van de Maatschappij tot detailverkoop van petroleum „de Automaat" te Rotterdam, om ge meentegrond op het Waagsplein in huur te mogen bekomen voor het oprichten van een publiek benzine station. Wordt gevoegd bij de stukken, die te zijner tijd bij den Raad aan de orde zullen komen. 10. dat Burgemeester en Wethouders bij openbare inschrijving aan de firma M. Dwinger alhier hebben verkocht onderscheidene oude materialen der gemeente lijke drinkwaterleiding voor 286.38]/2. Wordt voor kennisgeving aangenomen. III. Wordt overgegaan tot behandeling van de voor heden op den oproepingsbrief vermelde punten. 1 (Agenda no. 2). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vestiging van eene school voor gewoon lager onderwijs in het gebouw der voormalige Burger dag- en avondschool in de Bagijnestraat. Dit voorstel luidt als volgt: Nu, krachtens de in Uwe vorige vergadering gevallen beslissing, de zevende en achtste leerjaren, groep bij groep, zooveel mogelijk in afzonderlijke schoolgebou wen zullen worden ondergebracht, hebben wij ons de vraag voorgelegd welk gebouw hiervoor het meest in aanmerking komt. Ons oog is daarbij gevallen op het gebouw van de gemeentescholen nos. 10a en 106 aan de Gedempte Keizersgracht. Als gevolg hiervan dient thans te worden omgezien naar ruimte voor de thans in dat gebouw huizende leerlingen van de le t/m. de 6e klasse. Naar onze meening komt hiervoor, althans tijdelijk totdat door nieuwbouw over voldoende plaatsruimte de beschikking is verkregen, het meest in aanmerking het gebouw der voormalige burgerdag- en avondschool in de Bagijnestraat, met welke aanwijzing de inspecteur van het lager onderwijs zich kon vereenigen, indien althans eenige noodzakelijke veranderingen daarin worden aangebracht. De kosten van deze veranderingen worden, volgens een van den directeur der gemeente werken ontvangen raming, begroot op 2500.Plan nen tot tijdelijke onderbrenging van deze leerlingen in lokalen van verschillende gemeentegebouwen, waardoor kosten van verbouwing werden voorkomen, konden niet de goedkeuring van het Rijksschooltoezicht wegdragen, omdat bedoelde lokalen ongeschikt werden geacht. Onder mededeeling, dat, zooals trouwens ook reeds uit het vorenstaande blijkt, de leerlingen voor de zevende en achtste leerjaren zullen worden gehuisvest in het gebouw der tegenwoordige gemeentescholen nos. 10a en 106, hebben wij de eer U voor te stellen te besluiten: I. voor het onderbrengen van de leerlingen van het le t/m. het 6e leerjaar van de tegenwoordige gemeente scholen nos. 10a en 106 een nieuwe school op te richten, genummerd 10c en deze school tijdelijk, totdat door nieuwbouw als anderszins de beschikking over vol doende en geschikte plaatsruimte zal zijn verkregen, te vestigen in het gebouw der voormalige burgerdag- en avondschool in de Bagijnestraat; II. Burgemeester en Wethouders voor het aan brengen van de noodige veranderingen in het onder I laatstgemelde gebouw een crediet te verleenen van 2500.—. De beraadslagingen worden geopend. De heer De Boer: In het voorstel, dat door Burge meester en Wethouders den Raad wordt aangeboden, komt o.m. dit voor: „Als gevolg hiervan dient thans te worden omge zien naar ruimte voor de thans in dat gebouw hui zende leerlingen van de le t/m. de 6e klasse. Naar onze meening komt hiervoor, althans tijdelijk totdat door nieuwbouw over voldoende plaatsruimte de beschikking is verkregen, het meest in aanmerking het gebouw der voormalige burgerdag- en avond school in de Bagijnestraat, met welke wijziging de inspecteur van het lager onderwijs zich kon veree nigen." Die kwestie is in dezen gemeenteraad niet nieuw. Wanneer ik mij goed herinner, dan is reeds bij de be handeling der begrooting in 1919 en ook reeds veel eerder hierover gesproken. Die begrooting was echter de eerste, welke ik heb meegemaakt, zoodat ik er ook het eerst in 1919 over heb gesproken. Ik heb er toen de aandacht van den Raad op gevestigd dat wij over niet langen tijd in deze gemeente voor een belangrijk tekort aan schoolruimte zouden komen te staan. Bij elke begrooting heb ik daar opnieuw op gewezen en het met cijfers aangetoond. De vorige wethouder van Onderwijs heeft echter steeds op het standpunt gestaan: afwachten, afwachten en nog eens afwachten. En thans, nu de reor ganisatie voorloopig haar beslag heeft gekregen en wij staan voor de uitvoering van het plan, blijkt plotseling dat de schoolruimte zoo gering is, dat in gebruik moet worden genomen een schoolgebouw, dat reeds in 1897 door de schoolcommissie is afgekeurd. Wij hebben gis teravond in dat gebouw ook een kijkje genomen en wij moeten zeggen dat het ons eenigermate verwondert, dat Burgemeester en Wethouders den moed hebben om met een voorstel te komen om in dat gebouw een school onder te brengen. Want die localiteiten, die voor het openbaar onderwijs in gebruik zullen worden genomen, zijn zoo wrak en slecht, dat, als men door een lokaal wandelt, te ramen staan te sidderen. Als dan ook tot dezen maatregel moet worden overgegaan, dan geloof ik dat er wel voldoende veiligheidsmaatregelen moeten worden genomen, opdat niet op den eenen of anderen dag zoo'n lokaal instort. Ik geloof dat hier op het oogenblik zoo'n groote achterstand is èn in schoolruimte èn in materialen immers ik heb gehoord dat er oude banken uit de mid deleeuwen worden doorgezaagd, om er nieuwe van te maken, waaruit ook blijkt de groote achterstand ten opzichte van de materialen dat er van Burgemeester en Wethouders krasse maatregelen zullen moeten wor den gevraagd, om daarin te voorzien. Nu geloof ik dat deze raadsbrief tamelijk weifelend is; er moet een school in het gebouw in de Bagijnestraat worden onderge bracht, althans tijdelijk. Wij zullen nu moeten meewer ken dat er schoolruimte komt, ook tijdelijk. Maar wij kunnen dat niet anders doen, dan onder het nadrukkelijk voorbehoud en met de verzekering van Burgemeester en Wethouders dat niet binnen eenigen tijd maar binnen zeer korten tijd den Raad voorstellen zullen bereiken om in de noodige nieuwe schoolruimte te voorzien. Ik hoop dat wij hierop van de tafel van Burgemeester en Wet houders een bevestiging zullen krijgen door de toezeg ging, dat binnen niet al te langen tijd de nieuwe scholen, die noodig zijn, aanwezig zullen zijn. Wij hebben in den Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 April 1922. 117 tijd van de reorganisatiebesprekingen heel wat plannen makerij gehad, het splitsen en verbouwen der scholen heeft 10,000.gekost, maar als in dien tijd Burge meester en Wethouders hun aandacht hadden geschon ken aan de nieuwe schoolruimte, dan had met hetzelfde personeel en in denzelfden tijd een plan klaar kunnen zijn voor nieuwen schoolbouw. De heer Tulp (wethouder) kan den heer De Boer antwoorden dat het college er zich ten zeerste van be wust is dat het zeer spoedig bij den Raad zal moeten komen met een aanvraag om nieuwe scholen. Alvorens echter nieuwe scholen te kunnen bouwen moet het col lege eerst precies weten de juiste behoefte die bestaat. Het is niet mogelijk zoo maar te bouwen, maar waar men, zoo mogelijk, ook wil trachten waaromtrent al een voorloopige bespreking is geweest om verschil lende scholen onder één dak te brengen, moet men eerst alle aangiften van nieuwe leerlingen weten. Daarna zul len Burgemeester en Wethouders zoo spoedig mogelijk met voorstellen bij den Raad komen. De kwestie van de banken wordt heelemaal geregeld. Men is thans bezig met school 10 en in den loop van dezen zomer worden alle banken geregeld en genum merd naar de maten, welke de schoolarts aangeeft. Het lijkt dat men meer dan voldoende banken zal hebben, misschien zal er alleen een tekort zijn voor de kinderen van de hoogste leerjaren. Zoodra blijkt dat er een tekort is zal het college ook komen met een voorstel om nieuwe banken aan te schaffen Wat betreft het gebouw in de Bagijnestraat, het col lege is het er volkomen mee eens, dat dit geen ideaal gebouw is. Maar de wethouder van Openbare Werken meent dat, wat hieraan ontbreekt, wel is te ondervangen en daaraan wordt dan ook gewerkt. Het is voor tijdelijk gebruik. De heer De Boer: Het antwoord, dat de wethouder van Onderwijs heeft gegeven omtrent de stichting van nieuwe scholen, bevredigt mij niet. Ik zou zeggen: na de begrootingsdebatten en na den tijd, die daarachter ligt, konden Burgemeester en Wethouders weten dat er gebrek aan schoolruimte zou zijn. Hoe groot dat zou zijn, was misschien niet in scholen uit te drukken, maar dat er scholen gebouwd moesten worden, dat was, dunkt mij, ook aan Burgemeester en Wethouders bekend. Daarom zouden Burgemeester en Wethouders toezeg ging kunnen doen dat zij binnen zeer korten tijd met plannen bij den Raad zullen komen om te voorzien in het tekort aan de noodige schoolruimte. Wij mogen op deze wijze niet voortgaan. De Voorzitter Verlangt nog een van de leden het woord? De heer De Boer: Als wij niet een positieve toezeg ging krijgen van Burgemeester en Wethouders dan wordt door den heer Zandstra en mij het volgende voor stel ingediend: „De Raad, kennis genomen hebbende van het tekort aan schoolruimte bij het lager onderwijs, van oordeel dat deze noodtoestand niet bestendigd mag worden, draagt aan Burgemeester en Wethouders op ten spoedigste met afdoende voorstellen tot scholenbouw bij den Raad te komen, gaat over tot de orde van den dag." De heer Tulp (wethouder) heeft in eerste instantie uitdrukkelijk verklaard dat Burgemeester en Wethou ders zoo gauw mogelijk met plannen bij den Raad zullen komen. Maar spreker kan ook niet bepalen, wanneer dat precies zal zijn. Hij durft wel te zeggen dat het col lege zoo spoedig mogelijk met nieuwe-schoolbouw- plannen bij den Raad zal komen, maar hij kan zich niet binden aan een zekeren termijn. Dat hangt van de om standigheden af. Er wordt zoo hard mogelijk aan ge werkt. De heer Dijstra had niet de bedoeling aan deze be spreking deel te nemen. Maar nu wordt men geplaatst voor het feit, dat men straks zijn stem zal moeten uit brengen over de motie, die is ingediend door de heeren De Boer en Zandstra. Spreker gelooft wel met den heer De Boer, dat hier een tekort en misschien zelfs een heel groot tekort is aan schoolruimte. Maar hij heeft ook den indruk gekregen van den wethouder van Onderwijs, dat door dezen op dit oogenblik wel die activiteit wordt ontwikkeld, die noodig is om zoo gauw als het kan over de gegevens te kunnen beschikken wat er precies moet gebeuren. Als de heer De Boer kan aantoonen dat, wat de wethouder heeft gezegd, onjuist is en dat door Bur gemeester en Wethouders niet wordt gedaan wat rede lijkerwijze van hen kan worden verwacht, dan wil spre ker in overweging nemen om zijn stem uit te brengen voor de motie-De Boer-Zandstra. Maar zoolang de heer De Boer dat niet heeft bewezen, moet spreker zich daar tegen verklaren. Den Voorzitter lijkt het 't beste thans eerst het onder werp, waarmee de Raad bezig is, af te handelen en daarna, tenzij de Raad dat in een volgende vergadering wenscht te doen, de motie in behandeling te nemen. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met algemeene stemmen aangenomen. De Voorzitter: Tenzij de Raad dus in een latere ver gadering de motie wil behandelen, is thans aan de orde de motie van de heeren De Boer en Zandstra. De Raad besluit de motie heden te behandelen. De beraadslagingen worden geopend. De heer O. F. de Vries (wethouder) zou ook zeggen dat, na hetgeen hij van den wethouder van Onderwijs heeft gehoord, het overbodig is om deze motie te stellen. Daarin wordt op spoed aangedrongen. Maar eenigen tijd geleden hebben de wethouder van Onderwijs, de directeur van gemeentewerken en spreker over deze kwestie reeds gesproken en toen ging het er alleen nog maar om, in welk deel van de stad men de scholen zou plaatsen, omdat enkele scholen aan hun bestemming worden onttrokken en men niet precies zeker was waar voor zij bestemd of verbouwd zouden worden. Het ?s voor den Raad dus overbodig werk om de motie aan te nemen, omdat precies hetzelfde wat de motie bedoelt de overwegingen zijn, die het college onder de oogen ziet. De heer Zandstra: Op dit oogenblik trekken wij dan de motie in, maar als het noodig is komen we er later weer op terug. De beraadslagingen worden gesloten. 2 Agenda no. 3). Benoeming van een hoofd der school, bedoeld onder punt 2 der agenda. De voordracht luidt als volgt: 1. A. Visser, onderwijzer aan gemeenteschool no. la alhier. 2. S. Postuma, onderwijzer aan gemeenteschool no. 1, alhier. 3. W. de Haan, hoofd der o. 1. school te Kortezwaag. Wordt benoemd A. Visser, onderwijzer aan gemeente school la alhier, met 14 stemmen en 8 stemmen op S. Postuma.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1922 | | pagina 2