120 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 April 1922. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 10 (Agenda no. 11). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging der verordening voor het Gymnasium (bijlage no. 22). De Voorzitter kan den Raad meedeelen dat hij hier een voorstel heeft gevonden van de heeren Zandstra en De Boer, dat luidt: „Wij stellen U voor: de toelating voor het gymnasium op dezelfde wijze te regelen als voor de gemeentelijke H. B. S. is ge schied in artt. 7 en 8 der verordening, zooals die is gewijzigd bij gemeenteblad no. 7 van 1922." De beraadslagingen worden geopend. De heer De Boer: Ik geloof eigenlijk niet dat dit amen dement, dat door ons is ingediend, veel toelichting noo- dig heeft. Aangezien de Raad zich ten opzichte van de Hoogere Burgerscholen heeft vereenigd met het stand punt, dat in de wet op het Middelbaar Onderwijs is neergelegd, n.l. dat de leerlingen, die een verklaring van het hoofd der school hebben, dat zij geschikt zijn het onderwijs te volgen, geen examen behoeven te doen, daar kan ik mij niet indenken dat de Raad andere mo tieven zou hebben ten opzichte van het gymnasium. Bovendien ontbreekt bij de stukken elke toelichting, waarom daar een andere regeling moet worden gevolgd dan bij de H. B. S., zoodat wij de motieven ook niet kennen, die tot dit voorstel hebben geleid. De heer Dijstra zegt dat de heer De Boer wellicht niet onverstandig doet door te beginnen met het aan halen van een vorig raadsbesluit. Daar zit inderdaad iets in; wanneer men den eenen keer voor iets bepaalde motieven heeft, dan kan men den anderen keer niet hee- lemaal andersom redeneeren. Maar spreker heeft kennis genomen van het schrijven van den rector van het gym nasium. Als men nu kon aannemen dat elke verklaring van een hoofd der school voldoende was, dat daarop leerlingen zouden kunnen worden toegelaten, dan zou bij spreker ook geen bezwaar daartegen wezen. Maar omdat de rector er den nadruk op legt, dat daaraan valt te twijfelen, gelooft spreker, dat het voorzichtiger is het toelatingsexamen te handhaven, omdat het ten slotte voor de leeraren en den rector van het gymnasium van groot belang is, dat zij tot op zekere hoogte kunnen nagaan met welk materiaal zij zullen hebben te werken. Daarom gevoelt spreker er veel voor dat het toelatings examen zal worden gehandhaafd en hij kan daarom ook meegaan in het voorstel om dat examen te handhaven. De heer Tulp (wethouder) kan den heer De Boer antwoorden dat hij oorspronkelijk op hetzelfde stand punt stond als de heer De Boer. Hij heeft ook gezegd: als het kan voor de H. B. S. hier en verschillende andere in het land, waarom dan niet voor het gymnasium te Leeuwarden? Maar spreker heeft ook nota genomen van de motieven van den rector, die op dit gebied onder vinding heeft opgedaan, hieromtrent niet gerust is en het niet vertrouwd genoeg acht om alleen op de verkla ring van de hoofden af te gaan. De rector vindt dat daardoor ook onbillijkheden in het leven worden geroe pen. Daarom is spreker meegegaan met het advies van een man van ondervinding. En omdat ook curatoren zich ten sterkste voor het behoud van het examen ver klaarden, meenden Burgemeester en Wethouders niet daartegen te moeten adviseeren. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi wil graag mee deelen wat zij heeft gehoord van een docent van de Rijks H. B. S. Verleden jaar bestond daar al de toestand dat de leerlingen zonder examen worden toegelaten en die docent is tot de conclusies gekomen dat het eerste leerjaar op 't oogenblik niet minder is dan andere jaren. Dat is echter niet alleen het motief, waarom spreekster met het amendement van den heer De Boer kan mee gaan; zij vindt ook dat het toelatingsexamen niet meer recht van bestaan heeft, zooals het prae-advies dat voorstelt. Als men werkelijk wist dat het examen alle mogelijke waarborgen gaf dat alleen leerlingen die ge schikt waren het gymnasium zouden volgen, dan zou spreekster ook voor het examen zijn. Maar we weten allen dat er ook wel leerlingen op het gymnasium zijn, die het onderwijs niet kunnen volgen. En waar den vorigen keer met het besluit omtrent de reorganisatie een groot blijk van vertrouwen is gegeven aan het on derwijzerscorps want dat is het daar hoopt en vertrouwt spreekster ook dat men in de onderwijzers en hoofden wel zooveel vertrouwen zal kunnen stellen dat zij zullen meewerken om de leerlingen te brengen op dat peil, dat zij het gymnasium kunnen bezoeken. Spreekster kan dan ook het amendement van den heer De Boer steunen. De heer De Boer zal na mevrouw Buisman, met wie hij geheel kan meegaan, over de technische kwestie: toelating zonder examen, niet veel meer zeggen. Aan het adres van den heer Dijstra wil spreker nog opmer ken dat hij meent, dat in de regeling, die geldt voor het Middelbaar Onderwijs, voldoende waarborgen zijn ge legen, dat niet op onoordeelkundige en losse gronden de kinderen een verklaring van het hoofd der school meekrijgen, dat zij het onderwijs kunnen volgen. Want als geregeld blijkt dat de kinderen van een bepaalde school het vervolgonderwijs niet kunnen volgen, dan wordt dat voorrecht aan die school ontnomen. En dan gelooft spreker, waar dit niet een eerbewijs is voor zoo'n school, dat men zich om die reden dus wel zal wachten met lichtvaardig een bewijs af te geven. Ten opzichte van wat de heer Tulp heeft gezegd lijkt het spreker toch toe, dat men hierdoor zal komen in een zeer moeilijk geval. Hier heeft men het verschijnsel dat de rector voor behoud van het toelatingsexamen is. Maar als wij nu een anderen rector krijgen, die tegen dat examen is, moeten we het dan weer afschaffen? Of moet men bij deze regeling ook rekening houden met de regelingen en ondervindingen, die in het land be staan? Op 't oogenblik wordt algemeen aangenomen, spreker zou haast zeggen, dat bijna geen enkele waar borg voor de candidaten voor het middelbaar onderwijs in het afleggen van een examen is gelegen, dat zij dat onderwijs met succes kunnen volgen. In de regeling op het middelbaar onderwijs is dan ook neergelegd het afschaffen van het toelatingsexamen en dit is ook mo gelijk gemaakt voor het gymnasium. In verschillende gemeenten is men daartoe gelukkig al overgegaan; o. a. in Den Haag is men ook bezig het toelatingsexamen voor het gymnasium af te schaffen. Daarom kan spreker niet inzien waarom men hier die marteling van het exa men zal handhaven. De heer Dijstra kan zich niet neerleggen, zoo min bij het betoog van mevrouw Buisman als bij het betoog van den heer De Boer. Mevrouw Buisman brengt het o. in. ook hierop, dat er bij het reorganisatieplan een groot blijk van vertrouwen is gegeven aan de onderwijzers. Spreker heeft er gister al terloops met mevrouw Buisman over gesproken en meende haar overtuigd te hebben, maar dit blijkt niet het geval te zijn. Als men het reorga nisatieplan neemt als punt van uitgang, dan kan dit alleen deugdelijk zijn, als men op het gymnasium alleen leerlingen uit Leeuwarden heeft. Voor zoover men prijs zou stellen op een eenmaal gegeven blijk van vertrou wen, zou men dit dan kunnen handhaven en zoo noodig uitbreiden. Maar wat de buitengemeenten betreft, zullen Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 April 1922. 121 verschillende leden wel weten, dat het heel vaak voor komt, dat leerlingen van buiten de inrichtingen van hooger of middelbaar onderwijs hier wenschen te vol gen en dat deze leerlingen vooraf gebruik moeten maken van een school in de stad, die speciaal voor opleiding is ingericht. Daaruit blijkt al de leemte die in doorsnee bestaat bij de scholen op het platteland. Dat komt heel vaak voor, spreker weet het van nabij. De heer De Boer zegt ook dat de wet op het Middel baar Onderwijs in het onoordeelkundig afgeven van ver klaringen voorziet; als blijkt dat een en dezelfde school voortdurend producten aflevert, die blijken niet aan de te stellen eischen te voldoen, dan zal de school dat voorrecht derven. Maar als dan een ander hoofd aan die school komt want ook het hoofdschap is aan wisseling onderhevig dan komt men toch ook voort durend voor nieuwe gevallen te staan. Als een hoofd van een school te vlug is met het afgeven van verkla ringen en hij wordt vervangen, zal dan die school mis schien de gelegenheid krijgen, om opnieuw proeven van bekwaamheid af te leggen? Het lijkt spreker voorzichtiger het advies op te volgen van den rector, die met het materiaal moet werken en die in ieder geval toch een groote stem in het kapittel heeft, omdat hij met de leeraren ten slotte moet uit maken of de leerlingen geschikt zijn het onderwijs te volgen, ja of neen. Spreker is niet overtuigd door de argumenten van den heer De Boer en van mevrouw Buisman om het toelatingsexamen af te schaffen en zal dan ook zijn stem uitbrengen voor het prae-advies van Burgemeester en Wethouders. De Voorzitter wil ook zelf nog het een en ander op merken. Hier is afgedrukt het advies van den rector en het schrijven van curatoren. Curatoren hebben het schrijven van den rector gelezen en zijn het daarmee eens, maar spreker.mag wel even uit de school klap pen het is niet alleen naar aanleiding van het advies van den rector, dat curatoren hun advies hebben ge geven, maar zij zijn zelf ook van meening dat het belang van de jongelui is dat het toelatingsexamen, dat toch het uitgangspunt is, wordt gehandhaafd. Daarbij is ech ter door curatoren ook toezegging gedaan dat met het advies van de hoofden en met de rapportboekjes van de leerlingen zeer zeker rekening zal worden gehouden. Dat is tot nog toe ook de gewoonte geweest; van alle jongelui, die examen deden, werden de rapport-boekjes en -lijsten en het advies van de hoofden geraadpleegd Spreker kan meedeelen dat ook curatoren zich daarmee altijd hebben bemoeid; bij het toelatingsexamen namen zij persoonlijk inzage van de adviezen van de hoofden en van dé rapportcijfers, daar werd wel degelijk acht op geslagen en rekening mee gehouden. Spreker voor zich heeft de overtuiging dat het enkele jaren goed mag gaan, maar dat toch op den duur de toelating op een verklaring van de hoofden alleen niet dat zal opleveren wat men meent en wat het moet op leveren. Mevrouw Buisman zegt hier nu wel dat de ondervinding van een leeraar van de Burgerschool is, dat het dit jaar best is gegaan. Maar spreker gelooft ook dat de hoofden het eerste jaar zeer angstvallig zijn geweest in het afgeven van verklaringen. Maar juist het feit, dat in de wet op het Middelbaar Onderwijs direct de stok achter de deur is gezet de heer Dijstra heeft dat verkeerd voorgesteld: wanneer meerdere malen door eenig hoofd een verklaring wordt afgegeven, die niet door den beugel kon, dan wordt dat hoofd uitge sloten en niet de school juist dat eigenaardige feit dan, dat die stok achter de deur is gezet en spreker vindt het nog al een dikke knuppel ook is een bewijs dat de wetgever wel degelijk heeft gedacht: wij kunnen ze toch niet heelemaal vertrouwen, we moeten de stok achter de deur zetten, het kon eens verkeerd gaan. Spreker is er van overtuigd dat dikwijls onwillekeurig de adviezen der hoofden niet volkomen juist zullen zijn. Hij vindt dat de heer De Boer zich wel wat heel sterk uitdrukt de heer De Boer doet dat wel eens meer waar hij zegt dat het examen geen enkele waarborg geeft voor de geschiktheid der leerlingen. Dat het daar voor alle waarborgen geeft, wil spreker ook niet zeggen, maar dat behoeft ook niet, want de rector wil hier beide laten gelden: èn het advies van de hoofden èn de eigen waarneming door middel van het examen. Neemt men een examen af, dan onderwerpt men de kinderen alle nog eens aan dezelfde proef, terwijl het onmogelijk is, dat de verschillende hoofden van scholen precies de zelfde verklaringen afgeven en precies dezelfde eischen stellen bij het opstellen van hun verklaringen. Zoo zou het mogelijk zijn dat de eene leerling geweigerd werd en de andere werd toegelaten, door verschil van opvatting der betrokken hoofden. Wanneer twee hoofden ieder een verklaring afgeven overeenkomstig de waarheid, dan kunnen deze, geheel zonder knoeierij daarover spreekt spreker niet nog wel een geheel verschillende waarde hebben. Nu worden de kinderen tenminste nog eens door dezelfde zeef gezeefd; eerst ieder door die der verschillende hoofden en daarna nog eens allemaal door dezelfde, het examen. Spreker gelooft dat dit, met het oog op de billijkheid, het beste is. Men moet het toelatingsexamen niet zoo opvatten zooals wel eens gedacht wordt zoo als wij lee raren aan het gymnasium het willen, zoo moeten de leerlingen het kennen. Zoo is het niet. Het is enkel een zeven door dezelfde zeef om de billijkheid te betrachten. Ten opzichte van de kwestie van toelating op een verklaring van de hoofden heeft spreker ook de over tuiging, dat dit niet alles zal zijn. Dat zal toegepast worden, omdat men bij het lager onderwijs weet of een kind al of niet geschikt is en dat klinkt in theorie wel heel mooi, maar in de practijk? Er is wel een zeer zware straf gesteld met het plaatsen op de zwarte lijst, maar men moet ook het bewijs kunnen leveren dat een hoofd meermalen willens en wetens kinderen heeft afgeleverd met goede lijsten, terwijl zij slechte verdienden. Dat bewijs lijkt spreker uiterst moeilijk te leveren. We weten allen wel dat er in den mobilisatietijd ook door sommige menschen verklaringen werden afgegeven, die niet door den beugel konden, maar voorzoover spreker weet is er van die menschen maar één op de zwarte lijst geplaatst. Er waren echter genoeg anderen die door de mazen heenglipten, omdat het bewijs zoek was. Een goede toepassing van een dergelijke maatregel is er niet. En laat men daarom de kinderen allen nog eens door de zelfde zeef gooien. Het kan er wel een zijn met wijde mazen, het behoeft geen examen te zijn met nauwe mazen, het examen behoeft niet exclusief te zijn, maar spreker gelooft niet dat het systeem, dat ook in de toe lating tot de Burgerschool is neergelegd, hier moet wor den gevolgd. Als de kinderen met een verklaring op de Rijks H. B. S. komen, is het ook altijd nog mogelijk, omdat daar 4 of 5 parallelklassen zijn spreker meent van 4 de kinderen zoo te rangschikken, dat zij, die bij elkaar hooren, in een klas komen. Dat is bij het gymna sium ook niet mogelijk; het zou toevallig kunnen zijn dat er voor het eerste leerjaar een parallelklasse bij zou zijn, maar tot nog toe is dat niet het geval geweest. Blijkt achteraf dat aan een deel der leerlingen een beetje minder goede verklaring is afgegeven, al is het dan te goeder trouw, dan kan men op de H. B. S. dat deel bij elkaar zetten, maar dat kan bij het gymnasium niet. Daarom wil spreker het voorstel van Burgemeester en Wethouders werkelijk bij den Raad aanbevelen. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi gevoelt veel voor des Voorzitters argument van de gelijke zeef, juist met het oog op de billijkheid. Maar haar groote bezwaar is dat met behoud van het examen in het 7e leerjaar weer hetzelfde dril-systeem zal worden toegepast, dat we al zooveel jaren hebben afgekeurd. En dat weegt voor spreekster zwaarder dan het argument van de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1922 | | pagina 4