146 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Mei 1922. satie? Een ander voorbeeld. We hebben een tijd in Nederland gekend dat metselaars, timmerlieden, schil ders, enz. allen speciaal afzonderlijk waren georgani seerd. Nu heeft men een fusie gekregen in een bond van bouwvakarbeiders. Maar het gaat toch niet om een losse groep van schilders b.v. die zich nog af zonderlijk heeft georganiseerd een categorale organisa tie te noemen. Vroeger toch waren zij altijd afzonderlijk. Of de hier genoemde categorale organisatie er een is, zooals het rapport van de Staatscommissie-Raay- makers bedoelt, betwijfelt spreker. Men moet hier nu de organisaties aanwijzen en als men iets wil bereiken, wat men graag wil. dan moet dat door dwang geschie den. Daar bedankt spreker voor. Hij voor zich wil niet de consequenties hiervan vaststellen en niet hiervoor zijn brokje macht gebruiken. Hij ook neemt liever de menschen op in de organisaties van zijn partij, hij ook betreurt het dat die menschen, waar zij anders kunnen, zich niet algemeen organiseeren. Maar als die menschen meenen dat het hun plicht is en dat zij zich naar hun inzicht niet anders kunnen organiseeren, dan moet men hen ook toelaten tot het georganiseerd overleg. De heer De Boer: En de ongeorganiseerden! De heer Lautenbach zegt dat er al heel wat op de verschillende opmerkingen, die de Voorzitter heeft ge maakt, is geantwoord. Of het spreker dan ook zal ge lukken steeds frisch en nieuw te blijven, weet hij niet. De Voorzitter zegt dat de landelijke organisaties ver politiekt zijn of een godsdienstige kleur dragen. Maar zou de Voorzitter dan 50 jaar terug willen, toen alles nog neutraal heette? Wil men neutraal zijn dan moet men naar de begraafplaats gaan. Maar wij weten wel wat neutraal is aldus spreker onze menschen hebben dat wel aan den lijve ondervonden, zij zijn altijd onderdrukt. Spreker is als de dood zoo bang voor neutraal. De heer Tulp (wethouder) interrumpeert. De heer Lautenbach: Ja, de Vrijheidsbond doet ook in bepaalde hoeken van ons land nog wel de witte das voor, die snapt het ook wel! Als spreker de vraag stelt: wat is georganiseerd over leg?, dan zegt hij: dat is geregeld overleg met georga- niseerden. Spreker is het met den Voorzitter eens dat men onder elke categorale en algemeene bond ongeluk kige vertegenwoordigers kan treffen. Zoo is het" leven nu eenmaal, dat is rijk aan vergissingen. Het zal dus kunnen wezen dat een landelijke bond niet een gelukkige keus doet met een vertegenwoordiger, maar, omdat men met hem is begonnen, zit men niet tot het einde aan hem vast, om hem dan later nog eens met een pensi oentje naar huis te sturen. Spreker kent wel voorbeelden dat een leeraar niet blijkt Ieeraar te wezen en dat een onderwijzer beter deed een boekje te schrijven dan de kinderen te laten verongelukken. Maar daarom gaat het niet op om te zeggen dat een algemeen georganiseerde categoraal zal denken en een categoraal georganiseerde algemeen. Het kan blijken dat dit kan gebeuren, maar de uitzonderingen bevestigen den regel. Spreker meent dat het wel een eigenaardig verschijnsel zou zijn als een categoraal man algemeen zou denken. Hij is er van overtuigd, dat dit mogelijk is, maar in het algemeen kan woren aangenomen dat een vertegenwoordiger van een algemeene organisatie het algemeen belang kan overzien. En als hij dit niet kan of het bederft en er een voordeeligheidszaakje voor zichzelf uit maakt, dan gaat hij er uit, veel korter en zakelijker dan bij officieele li chamen. De Voorzitter zegt dat het er minder op aan komt hoeveel honderden leden de organisatie telt, zijn stand punt is dat het meer de zaak is of het heldere koppen zijn. Niet het kwantum dus maar de kwaliteit beslist. Maar zoo kan men toch ook niet redeneeren, want dan zou men met 10 leden een bond kunnen oprichten van zeer uitstekende soort. Zoo komt spreker ook bij den heer Visser terecht. Deze verdedigt de vrijheid, maar een wonderlijke vrijheid. Spreker meent dat de vogel vrijheid heeft om in de lucht te vliegen, maar niet in het water; de visch heeft ook vrijheid om zich te bewegen in zijn eigen element en de locomotief om zich te bewegen op de rails en niet er naast. Om de algemeene belangen te behartigen zijn dan ook de algemeene bonden op hun plaats. Het is geen benemen van de vrijheid, dat het amendement beoogt, neen, maar om met het instituut te kunnen meewerken zijn zekere eigenschappen noodig waaraan de categorale vereenigingen niet kunnen vol doen. Het is domheid en kortzichtigheid zich niet bij een algemeenen bond aan te sluiten. Welken bond men kiest, laat spreker koud, maar indien men niet een principe heeft, dan meent spreker dat men die menschen hiervoor niet kan gebruiken. Bij ons aldus spreker is het niet zoo goedkoop, men komt niet voor zijn plei- zier aan den rechtschen kant, dat kost je centen. Maar dat is meteen de veiligheidsklep dat wij de menschen, die lauw en koud zijn en die houden van een koopje, niet mee krijgen. De bewering, dat de algemeene bonden niet alle cate gorieën in de finesses kunnen beoordeelen, is misschien geplaatst, omdat die categorieën mogelijk meer willen. Spreker wil hier nog wel eerlijk zeggen dat hij hier niet zit op den stoel van de vakorganisatie op 't oogenblik heelemaal niet en dat hij de zaak eenvoudig be spreekt, zooals hij die meent te moeten zien. Hij meent eerlijk dat het standpunt moet zijn dat wanneer een be paalde groep van ambtenaren, om welke reden dan ook, niet kan voldoen aan de eischen voor het georganiseerd overleg, deze groep daarin dan niet moet worden op genomen. De heer Visser vraagt het woord. De Voorzitter: U hebt het al voor de 3e maal gehad en den laatsten keer heeft niemand iets tegen U gezegd. Ik wilde zelf nog met een paar woorden antwoorden en dan de discussies sluiten. De heer Visser: De heer Lautenbach valt mij toch aan! De Voorzitter wil eerst zelf nog een paar woorden zeggen. Uit de woorden van den heer Visser blijkt hem dat het misschien mogelijk is dat enkelen meenen dat de Nederlandsche Bond van Gemeente-ambtenaren een klein hondje is in ons land, waarin een heel klein clubje menschen bij elkaar zijn. Dat is hier echter de kwestie niet. Maar de Ned. Bond van Gemeente-ambtenaren is de oudste bond van die er tot nu toe bestaan, was oor spronkelijk alleen de bond voor de gemeente-ambtena ren, waarin alleen menschen zaten van de secretarie, omdat er, behalve in groote gemeenten, geen andere ambtenaren waren. Nu kan men wel zeggen: zij moeten daar uit, zij kunnen wel lid worden van andere bonden, dan krijgen die er ten slotte ook weer leden bij. Maar spreker meent dat dergelijke financieele overwegingen hier niet mogen gelden. Men moet wel eens een vischje uitgooien om een snoek te vangen, men moet ook de kans laten dat een dergelijke zaak er zal komen. Er komt nog dit bij dat de Nederlandsche Bond van Gemeente-ambtenaren tevens nog een vakblad uitgeeft, zoodat hij niet alleen de materieele belangen zijner leden behartigt, maar ook de vakbelangen door een uitstekend geredigeerd vakblad; dat ook wordt geapprecieerd door de tegenpartij. Dat blaadje van den „Heerenbond" wordt door een ieder uitstekend beoordeeld. De kwestie, waarom het gaat, is, dat de leden van dien bond dan maar moeten overgaan tot een anderen bond. Spreker geeft toe dat zij kunnen gaan naar een neutralen bond, naar den modernen bond, naar den Roomsch-Katholieken bond of den Christelijken bond, Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Mei 1922. 147 desnoods naar den bolsjewieken-bond. Maar wat heeft de politiek hier nu eigenlijk mee te maken Uit de woorden van den heer Lautenbach blijkt ook dan dat men wil dat de menschen worden ingedeeld naar hun politieke overtuiging. De andere organisaties zijn inge deeld naar politiek of geloof en daarom moet men ten slotte de politiek hier wel bij halen, terwijl de Neder landsche Bond van Gemeente-ambtenaren zich op een absoluut neutraal standpunt stelt. Er zijn verschillende menschen, die de Overheid wil len gebruiken om den eenen of anderen categoralen bond uit te sluiten, om de menschen door de macht van de Overheid langs een omweg te dwingen lid van een anderen bond te worden. In het boekje van Luberti staat: ,,En het is dus feitelijk de zedelijke plicht van de overheid den natuurlijken groei van de ambtenaren- vakbeweging, hare ontwikkeling in de richting van landelijke, algemeene organisatie, niet te belemmeren door de toelating van categorale organisaties tot het georganiseerd overleg." De goede voorstanders zeggen dus nog dat de Overheid hier een zedelijke plicht heeft om de algemeene orga nisation grooter te maken, maar de Overheid mag toch niet uitsluiten. Het is ten slotte maar wat men onder de zedelijke plicht van de Overheid verstaat. Spreker is zoo vrij daarover te denken zooals hij wil, evenals hij vrij is om van de raadsleden te denken of zij hier wel zitten als zoodanig of niet, of zij de belangen behartigen van de gemeente Leeuwarden of die hunner vakveree- niging. Men moet hier niet kijken naar het Rijk en in 't alge meen ook niet kijken naar wat andere gemeenten doen; het is de bedoeling om de zaak voor Leeuwarden zoo goed mogelijk voor elkaar te brengen en als men dan een categorie uitsluit, dan is dit van de Overheid niet goed en is men niet overtuigd dat het overleg zoo goed mogelijk wordt. Of er een paar meer of minder leden in de commissie van overleg zijn, dat zal den doorslag niet geven. Het is algemeen bekend, dat ook van den kant van de landelijke organisaties de discussies worden ge rekt en dat ook bij het georganiseerd overleg te Rotter dam, Amsterdam of Utrecht vaak lange beraadslagingen zonder uitslag eindigen. Spreker wil niet graag uitspre ken het woord, dat Luberti daaromtrent noemt. Spreker geeft ernstig in overweging de redactie van dit artikel zoo te houden, Meent men dat zij niet goed is, dan is de meerderheid van Burgemeester en Wet houders ook wel genegen om daarvoor te lezen de Nederlandsche Bond van Gemeente-ambtenaren. De 'heer Visser: Ik wil nog een enkel woord spreken naar aanleiding van de woorden van den heer Lauten bach. Deze zegt: de heer Visser verdedigt de vrijheid, ja, ik wil liefst, dat alles komt in de Katholieke orga nisatie, maar ik duld daarnaast de moderne organisatie en de andere organisaties, ook de categorale. Ik sta hier niet vrij, ik sta hier namens de Katholieke orga nisatie en ik weet dat mijn menschen mij dit kwalijk zullen nemen, maar ik wil hier uitkomen voor mijn eigen overtuiging. Ik vind het verkeerd de menschen te dwingen. Den heer Oosterhofï is één ding niet duidelijk. Hij heeft met aandacht geluisterd; de strijd gaat hier om den categoralen bond. De Voorzitter zegt zelf dat men ook kan nemen den Nederlandschen Bond van Gemeen te-ambtenaren. Maar komt men daarmee niet aan het bezwaar tegemoet! Dat is toch een landelijke organi satie, daar kunnen toch alle ambtenaren in? De Voorzitter Van den Nederlandschen Bond van Gemeente-ambtenaren kunnen alleen lid zijn de ambte naren van de secretarie, de ambtenaren bij den gemeen te-ontvanger, de burgemeesters en secretarissen. De beraadslagingen worden gesloten. Het amendement van de heeren M. Molenaar, Lauten bach en B. Molenaar wordt met 13 tegen 11 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heeren Lautenbach, M. Molenaar, Koopal, Tiemersma, Dijstra, De Boer, Muller, Dijkstra, Jansen, Zandstra, IJ. de Vries, B. Molenaar en O. F. de Vries. Tegen stemmen: de heeren Van der Werff, Visser, Oosterhoff, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Fransen, Tulp, Berghuis, De Vos, Cohen, Wes- tra en Van Weideren baron Rengers. De Voorzitter: Wij hebben reeds bij Burgemeester en Wethouders deze kwestie voorzien. Deze verordening had slechts de instemming van de meerderheid van Bur gemeester en Wethouders met een grootst mogelijke minderheid indien werkelijk de Nederlandsche Bond van Gemeente-ambtenaren tot het georganiseerd over leg werd toegelaten. Burgemeester en Wethouders kun nen op het oogenblik niet verder met deze verordening meegaan en naar aanleiding daarvan wordt op dit oo genblik dan ook deze verordening door Burgemeester en Wethouders terug genomen. De heer B. Molenaar: Een bekrompen standpunt! De Voorzitter: Had ik het dan vooraf moeten zeggen? De Ontwerpen I en II van bijlage 23 zijn alzoo door Burgemeester en Wethouders ingetrokken. De algemeene beraadslagingen worden heropend. De heer Dijkstra (wethouder): Het is net, zooals de Burgemeester meedeelt, zoo stond de zaak in het college van Burgemeester en Wethouders. Ik vind dat men respect kan hebben voor een anders overtuiging: als de meerderheid van Burgemeester en Wethouders er over denkt, zooals door den Voorzitter naar voren is gebracht, dan is dat een bepaald recht van haar. Maar dan wensch ik als raadslid niet als wethouder van het recht gebruik te maken om onmiddellijk dit ontwerp over te nemen, om daardoor de intrekking ongedaan te maken en zoodoende met de behandeling te kunnen doorgaan. Dit ontwerp is dan een initiatief-voorstel van mij, niet als wethouder, maar als raadslid en ik zou daarom willen beginnen met voor te stellen dat als een feit te verklaren en met de behandeling door te gaan. Ik wil hierop nog wel een kleine toelichting geven. Als dit op 't oogenblik niet gebeurt, dan zal het toch in de volgende vergadering gebeuren, omdat voor ieder raadslid hetzelfde recht bestaat om te doen, wat nu door mij is gedaan. Ik meen nu, waar wij op het oogenblik midden in de behandeling van deze verordening zitten, dat het reden van bestaan heeft, de zaak nu af te wer ken. Ik zal dus zeer gaarne de verdediging van de ver schillende artikels en van de verordening in haar geheel op mij nemen, om het zoodoende mogelijk te maken dat dezen middag het georganiseerd overleg wordt afge handeld en dat dit, met de verklaring van de meerder heid van Burgemeester en Wethouders, als een afgedaan feit kan worden beschouwd. De heer IJ. de Vries: Naar aanleiding van den toe stand, waarin deze zaak nu verkeert, zou ik deze vraag willen stellen: Als de Raad de verordening nu verder afhandelt en de volgende artikelen worden aangenomen ten genoegen van de meerderheid van Burgemeester en Wethouders is dan het college van Burgemeester en Wethouders verplicht, die verordening in te voeren De heer Tulp (wethouder): Natuurlijk!

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1922 | | pagina 12