132 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Mei 1922.
4 (Agenda no. 5). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om aan A. Visser op zijn verzoek eervol
ontslag te verkenen als onderwijzer aan gemeenteschool
no. 7a.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
De heeren Van Weideren baron Rengers en O. F. de
Vries komen ter vergadering.
Thans zijn aanwezig 24 leden.
5 (Agenda no. 6). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om aan P. de Boer alhier ondershands te
verpachten de opkomsten van het pontveer over de gracht
bij den Prinsentuin.
Dit voorstel luidt als volgt:
Gedurende de ziekte en het daarop gevolgd overlijden
van den pachter van het pontveer over de stadsgracht
bij den Prinsentuin P. de Vries heeft P. de Boer, krach
tens onze opdracht, de bediening waargenomen; deze
opdracht eindigt 12 Mei e.k. Laatstgenoemde heeft ons
verzocht tegen de door de Vries betaalde pachtsom ad
104.per jaar als pachter in aanmerking te mogen
komen en, waar de Directeur der Gemeentewerken blij
kens zijn overgelegd schrijven van 24 April 1.1. no. 553
alleszins gunstig over hem oordeelt in zijn optreden
tegenover het publiek en in het vervullen overigens van
zijn plicht, vinden wij aanleiding het verzoek te onder
steunen. De pacht zou aangegaan kunnen worden tot
12 Mei 1924, den dag waarop ook de verpachting aan
de Vries en die van de pont bij het Ziekenhuis afloopt.
Wij geven U daarom in overweging te besluiten:
aan Pieter de Boer alhier voor het tijdvak van 12 Mei
192212 Mei 1924 ondershands in pacht af te staan
de opkomsten van het pontveer over de stadsgracht bij
den Prinsentuin, tegen eene pachtsom van Honderd
vier gulden 104.per jaar en verder op de door
Burgemeester en Wethouders vast te stellen voor
waarden.
6 (Agenda no. 7). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om aan H. Schreinhout alhier ondershands
te verhuren het perceel Weaze no. 12.
Dit voorstel luidt als volgt:
Onlangs overleed L. Schreinhout, huurder van het
gemeentelijk perceel Weaze no. 12, die daarvoor per
jaar 500.huur betaalde. Zijn broeder H. Schrein
hout, die sedert geruimen tijd in den handel in naai
machines enz. van den overledene mede werkzaam was
en de zaak zal voortzetten, heeft ons het verzoek gedaan
dit pand tegen denzelfden prijs te mogen inhuren, met
het recht een gedeelte daarvan onder onze goedkeuring
te mogen onderverhuren, aangezien hij het geheele pand
niet noodig heeft. De administrateur van het gemeen
telijk woningbedrijf geeft bij zijn overgelegd advies van
12 April in overweging, adressants verzoek te onder
steunen, aangezien bij openbare verhuring misschien
wel een hoogere huur kan worden bedongen doch dan
tevens betrekkelijk aanzienlijke kosten voor herstelling
dienen te worden gemaakt, die, met het oog op den
eventueelen afbraak van het gebouw niet kunnen worden
verantwoord. Een bedrag van 500.per jaar achten
wij ook thans nog voor dit pand een behoorlijke huur
prijs, terwijl, indien het aan H. Schreinhout wordt ver
huurd, deze tevens de gelegenheid heeft zich een be
staan te verzekeren; de erfgename van L. Schreinhout
wenscht de huur met 12 Mei e.k. te beeindigen, waar
tegen geen bezwaar bestaat.
Wij geven U dus in overweging te besluiten:
de erven van L. Schreinhout met ingang van 12 Mei
e.k. van de verdere huur van het pand Weaze no. 12 te
ontslaan en dit perceel, kadastraal bekend gemeente
Leeuwarden sectie B no. 2946, groot 2.76 Are, onders
hands te verhuren aan H. Schreinhout alhier voor een
huursom van vijfhonderd gulden 500.per jaar,
in te gaan 12 Mei 1922, van jaar tot jaar, uiterlijk tot
12 Mei 1925, met het recht tot opzegging van den huur
der bij het eindigen van elk huurjaar, mits drie maanden
tevoren schriftelijk kennis wordt gegeven, terwijl de
gemeente te allen tijde de huur kan opzeggen, mits ten
minste een maand tevoren daarvan kennis gevende;
met bepaling dat de huurder het recht heeft een ge
deelte van het perceel onder te verhuren, mits de on
derhuurder ten genoegen van Burgemeester en Wet
houders zij.
en voorts op de nader door hen te stellen voorwaarden.
7 (Agenda no. 8). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om van M. Spandaw alhier in eigendom
over te nemen twee strooken grond aan de Willem
Loréstraat.
Dit voorstel luidt als volgt:
De heer M. Spandaw alhier is bezig op een tweetal
terreinen aan de Willem Loréstraat huizen te bouwen.
Voor den bouw op die terreinen, zijnde de perceelen
Sectie G nos. 9959 en 9962, is de rooilijn vastgesteld
bij raadsbesluiten van 28 Juni 1921 no. 265R/159 en
13 September 1921 no. 391R/227. De vóór de voor
tuintjes liggende strook grond tot aan het bestaande
trottoir wordt door Spandaw gratis aan de gemeente
aangeboden, onder voorwaarde, dat de gemeente het
trottoir ter plaatse verbreedt. Wij zijn met den Directeur
der Gemeentewerken van oordeel, dat het belang van
de gemeente gediend is bij aanvaarding van dit aanbod
en hebben de eer onder overlegging van stukken U
alzoo in overweging te geven te besluiten:
van M. Spandaw alhier kosteloos in eigendom
over te nemen twee strooken grond, waarvan de
eene ligt vóór de huizen te stichten op het perceel
Sectie G no. 9959 en de andere vóór de huizen te
stichten op het perceel Sectie G no. 9962, beide ter
breedte van 2.50 M., als in arcure op het bijgevoegde
kaartje is aangegeven, onder bepaling, dat de gemeente
de kosten draagt van de overdracht en het trottoir ter
plaatse verbreedt en vervolgens deze strooken grond
te bestemmen voor den openbaren dienst.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig de voorstellen van Burgemeester en Wethou
ders sub 5—7.
8 (Agenda no. 9). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om met mej. T. de Groot te 's Gravenhage
eene regeling aan te gaan betreffende het eigendoms
recht van strooken grond aan de Gedempte Keizers
gracht en de Oosterkade.
Dit voorstel luidt als volgt:
Nu het gebouw der Vischmarkt aan de Oosterkade
is afgebroken en deze straat op den duur daardoor meer
zal zijn aangewezen voor het rijverkeer, evenals reeds
de ter plaatse aansluitende Keizersgracht, is getracht
eene regeling te vinden waarbij de gemeente de vrije
beschikking zou krijgen over het bleekveldje aan de
Oosterkade van het perceel op den hoek dier kade en
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Mei 1922. 133
de evengenoemde gracht, dat voor een drukker verkeer
zeer hinderlijk in den weg zal liggen. Het open terreintje
maakt kadastraal deel uit van de openbare straat en is
in vroegere jaren door de gemeente aan den aanlig-
genden eigenaar ten gebruike afgestaan. Twijfelachtig is,
of het eigendomsrecht door verjaring op dezen is over
gegaan en daarom is, behoudens Uwe goedkeuring, een
schikking met de tegenwoordige eigenares getroffen, die
den eigendom van de gemeente op het bleekje aan de
Oosterkade boven bedenking stelt en daartegenover het
recht van de eigenares van het huis erkent van het mede
kadastraal bij de straat getrokken bleekveldje aan de
andere zijde van het huis aan de Gedempte Keizers
gracht. Een soortgelijke regeling is eenige jaren geleden,
bij raadsbesluit van 14 April 1914, aangegaan met de
Coöperatieve Veiling- en Inkoopcommissie der Friesche
Tuinbouwvereeniging.
Bovendien staat de gemeente ten bate van de andere
partij nog af een strook van 1 Meter breedte van den
grond, vrijgekomen door amotie van het vroeger zui
delijk aangrenzende pand en zal zij de noodige, nader
omschreven, maatregelen nemen, dat het huis en de
toegang er toe door weggraving van de eenigszins
hoog gelegen bleek niet in minderen toestand komen.
Wij geven U in overweging te besluiten:
aan mej. Trijntje de Groot te 's Gravenhage te ver-
koopen den open grond, welke ligt vóór en ten westen
van het perceel kadastraal bekend gemeente Leeu
warden Sectie B no. 1607 aan de Gedempte Keizers
gracht ter grootte van 16 c.A., kadastraal bekend
gemeente en Sectie alsvoren no. 3758, voor den prijs
van één gulden, onder voorwaarde, dat zij erkent den
eigendom der gemeente van, en voor zooveel noodig
afstand doet van alle rechten die zij mogelijk kan laten
gelden op, den grond, gelegen ten oosten van het per
ceel no. 1607 aan de zijde der Oosterkade, terwijl de
gemeente op zich neemt:
a. om een trapje voor den voorgevel te maken van
steen met optreden niet hooger dan 18 c.M. en aantrede
niet minder dan 25 c.M.;
b. om den voormuur bij het weggraven van het
bleekje voldoende te versterken, voor het geval de toe
stand van de fundeering dat noodig maakt en om het
blootkomende gedeelte van dezen muur behoorlijk bij
te werken of anders zoonoodig met een plint af te
sluiten;
c. om aan de wederpartij een strook grond van
1 M. breedte in eigendom af te staan aan en ter lengte
van de zuidzijde van het perceel en deze strook met het
van het bleekje afkomende hekje af te sluiten.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Lautenbach: Vergunt U mij deze vraag te
stellen. Bij mij is de vraag gerezen: Blijft dat gebouwtje
voor den brugwachter daar midden in de straat staan?
De heer O. F. de Vries (wethouder) kan den heer
Lautenbach antwoorden dat dit gebouwtje daar voor-
loopig blijft staan maar dat er een plan in bewerking
is om daar een nieuwe brug te leggen. Dan kan deze
zaak ook onder de oogen worden gezien en de plaats
worden bepaald waar het nieuwe brugwachtershuisje
zal komen. Om onkosten te voorkomen zal het oude
echter tot zoolang blijven staan.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
9 (Agenda no. 10). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot wijziging der verordening, regelende de
belooning van de vakonderwijzeressen in de handwerken
en de vakonderwijzers in het teekenen bij het lager
onderwijs (bijlage no. 21).
De beraadslagingen worden geopend.
De heer IJ. de Vries zou ten aanzien van artikel 4
graag willen weten welk belang de gemeente er bij
heeft dat aan een onderwijzer, die zijn militaire dienst
plicht vervult en daarvoor verlof krijgt, ook nog 3/10
van zijn jaarwedde krijgt uitgekeerd. Welk belang heeft
de gemeente daarbij? Of is het om te voldoen aan een
wettelijk voorschrift? Anders vindt spreker het belang
van zoo iemand, doordat zijn betrekking voor hem blijft
behouden, al zoo goed gewaardeerd, dat hij er niet meer
3/10 van zijn salaris bij behoeft te behouden. We leven
in een tijd van zuinigheid en als zoo iemand niets pres
teert, dan komt het spreker voor dat hij ook geen ver
goeding behoeft te ontvangen.
De heer De Boer: Zei de heer IJ. de Vries niet dat,
als een onderwijzer zijn militaire dienstplicht vervult,
hij dan niets presteert? Dan wil ik mij daar graag bij
aansluiten.
De heer Tulp (wethouder) kan den heer IJ. de Vries
antwoorden dat dit geheel overeenkomstig de salaris
regeling is, zooals die bij Koninklijk Besluit is geregeld.
Onlangs is deze ook zoo voor het gymnastiekpersoneel
geregeld en dus dient zij ook te worden toegepast op
het personeel voor de handwerken en het teekenen.
Het Koninklijk Besluit wordt toegepast voor het heele
onderwijzend personeel.
De heer IJ. de Vries wil den heer De Boer nog graag
deze inlichting geven, dat de militaire dienst niet wordt
gepresteerd voor de stad Leeuwarden maar voor het
Rijk en dat in dit geval de stad Leeuwarden daarvoor
zal moeten betalen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
10 (Agenda no. 11). Herstemming over het voorstel
ZandstraDe Boer betreffende art. 1 der verordening
voor het gymnasium (bijlage no. 22), waarover in de
vorige vergadering de stemmen hebben gestaakt.
De Voorzitter deelt mede dat er straks nog een adres
van de docenten van het stedelijk gymnasium is inge
komen om het toelatingsexamen voor het gymnasium
te behouden. De leden hebben hiervan nog geen kennis
kunnen nemen, waarom spreker den Secretaris verzoekt
lecture te doen van dit adres.
De Secretaris doet daarvan lecture (mededeelingen
sub 10).
De heer De Boer: Ik wou den Raad even meedeelen
dat, in verband met de zuiverheid van stemming, ons
oorspronkelijk amendement is ingetrokken en dat daar
voor in de plaats is gesteld een uit 2 deelen bestaand
amendement, waarvan het eerste deel behandelt de
toelating tot de eerste klas en het tweede deel de toe
lating tot andere klassen.
De Voorzitter wil voorstellen thans dit nieuwe amen
dement te behandelen. Door intrekking van het oude
is de eerste stemming van den vorigen keer vervallen,
zoodat een nieuwe stemming moet plaats hebben over
dit nieuwe amendement.
Spreker doet dan lecture van het amendement van
de heeren De Boer en Zandstra, dat luidt als volgt:
„Wijziging van de verordening voor het gym
nasium te Leeuwarden.
„Ondergeteekenden stellen voor:
A. artikel 2 van de verordening voor het gym-