176 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 juni 1922. Dit voorstel luidt als volgt: Bij artikel 25 der Wet van 4 October 1919 (Staats blad no. 593), gewijzigd bij de Wet van 22 December 1921 (Staatsblad no. 1367), houdende regeling van het nijverheidsonderwijs, zijn aan de gemeenten verplich tingen opgelegd ten aanzien van het Nijverheidson derwijs. Het gevolg daarvan is dat deze gemeente met ingang van 1 januari 1921 aan de vereeniging voor Middelbaar Technisch en Ambachtsonderwijs alhier 30 van de netto-kosten van het Ambachtsonderwijs en 25 der kosten van het Middelbaar Technisch Onderwijs zal moeten vergoeden. Dit geldt tevens voor het bestuur der alhier gevestigde industrie- en huishoudschool, die aanspraak kan maken op eene bijdrage van 30 in de netto-kosten. Tc dien einde is voor elk dier inrichtingen van onder wijs ingezonden een rekening en verantwoording, waar op evenwel bedragen voorkomen welke op een vorig boekjaar betrekking hebben. Het is dan ook daarom dat van de gevraagde bedragen is afgeweken. Het bedrag dat, ingevolge het bepaalde bij artikel 25, sub 4, van gemelde Wet zal worden terugontvangen, is als ontvangst onder volgno. 50a op bijgevoegde wij ziging van de begrooting voor 1921, waarop tevens voorkomt een verhooging van den post volgno. 181, „kosten voortvloeiende uit de Huurcommissiewet", aan gebracht. Bedoelde wijziging wordt U hierbij ter vaststelling aangeboden. Het terzake door de financieele commissie uitgebracht advies gaat hiernevens. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 4 Agenda no. 5). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging van onderscheidene bedrijfs- begrootingen (te weten vanGemeentewerken, de Gas fabriek, het Electriciteitbedrijfde Gemeente-reiniging, het Grondbedrijf, het Woningbedrijf en de Drinkwater leiding, alle dienst 1921) en van de gemeentebegrooting, dienst 1921. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 5 (Agenda no. 6). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging der begrooting voor de ge meentelijke waterleiding, dienst 1922. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 6 (Agenda no. 7). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot oninvordcrbaarverklaring van aanslagen in onderscheidene belastingen. De Voorzitter deelt mede dat de staten, welke ter visie hebben gelegen, nog enkele veranderingen onder gaan, doordat nog enkele aanslagen over het dienstjaar 1921 zijn betaald. Die posten kunnen dus van den staat van oninbare posten vervallen. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders, gewijzigd, zooals door den Voorzitter is meegedeeld. 7 (Agenda no. 8). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot verhuring van onderscheidene plekken grond en tot aankoop van twee bleekjes aan de Kapel steeg. Dit voorstel luidt als volgt: Bij raadsbesluit van 12 Mei 1914 no. 174R/83 werd een stukje tuingrond, groot 435 M2„ deel uitmakende van het perceel kadastraal bekend gemeente Leeu warden Sectie G no. 8960, gelegen aan de Wijbrand de Geeststraat ten westen van het Gabbema gasthuis, ondershands verhuurd aan E. van der Veen alhier voor 30.per jaar. De huur loopt behoudens opzegging "van jaar tot jaar door. Daar de huursom aan den lagen kant was is door den huurder goedgevonden voor het vervolg 45.per jaar te betalen. Deze nieuwe huur kan 1 Januari 1923 ingaan. Ingevolge raadsbesluit van 24 Maart 1914 no. 105R/54 werd aan den heer A. C. Nubé, destijds hoofd van gemeenteschool no. 9, ondershands verhuurd een gedeelte, ter grootte van 475 M-. van de voormalige stadskweekerij, kadastraal bekend als tuin, gemeente Leeuwarden, Sectie C no. 1896 voor 15.per jaar. De huur loopt van 1 April tot 1 April en wordt geacht stilzwijgend verlengd te zijn, indien voor den afloop van een huurjaar geen opzegging plaats heeft. Dit stukje tuingrond zou de gemeente graag terug nemen om het weer voor kweekerij te gebruiken. De huurder is ge negen van de huur af te zien met 1 November a.s. Met dien dag zou deze dus van de huur ontheven kunnen worden. In gevolge Uw besluit van 14 Mei 1912 no. 179R/82 werd aan nu wijlen F. A. de Jong, Wed. K. J. Wielinga, in huur gegeven een strookje grond, deel uitmakende van het Vijverterrein aan den Oostersingel, kadastraal bekend in Sectie G no. 7061, ter grootte van 63 c.A. en gelegen langs de noordzijde van de perceelen Sectie G nos. 5504 en 5505. De huur liep van 12 Mei 1912, als geen opzegging plaats had, van jaar tot jaar door. De huursom is op 2.per jaar gesteld. De woningen nos. 5504 en 5505 (thans nos. 10634 en 10635), waarbij deze strook grond gebruikt werd, zijn in andere handen overgegaan. De eigenaar van het pand 10635, W. van der Ven alhier, heeft te kennen ge geven op het gebruik van het gedeelte bij zijn woning gelegen geen prijs meer te stellen; de eigenaar van het andere perceel (10634), D. Brouwer alhier, wenscht beide gedeelten gaarne te gebruiken. Er bestaat geen bezwaar aan dezen de strooken langs beide perceelen te verhuren en de huur daarvan te bepalen op 2. per jaar. Hetzelfde is het geval met strookjes grond van dit vijverterrein, gelegen langs de noordzijde van het per ceel Sectie G no. 9399 en van het perceel Sectie G no. 9400, welke ingevolge Uw besluit van 25 Mei 1915 no. 179R/74 met stilzwijgende verlenging van jaar tot jaar ondershands werden verhuurd, respectievelijk aan Fran- ciscus Sperling en W. Nauta, beiden alhier. Thans is H. Haak eigenaar van perceel no. 9399 en N.V. meelfabriek grutterij Burmania van het perceel no. 9400. Beide wenschen het strookje in gebruik te houden. Aan dat verlangen meenen wij, dat zonder bezwaar voor de gemeente kan worden tegemoet gekomen. Bij de bovenbedoelde woning no. 10635 (Kapelsteeg no. 5) liggen aan de zuidzijde twee bleekjes, tot dat perceel behoorende. De heer van der Ven genoemd biedt die bleekjes aan de gemeente aan voor 15.als de kosten van overdracht ten laste van de gemeente worden ge nomen. De bleekjes hier bedoeld zijn aangegeven op eene bij de stukken gevoegde situatie met de letters A en B. Met het oog op de buurtverbetering te zijner tijd en omdat deze bleekjes grenzen aan gemeenteeigendom heeft het bezit daarvan voor de gemeente eenig belang, zoodat wij wel op dat aanbod zouden willen ingaan. Onder overlegging van stukken hebben wij de eer U voor te stellen te besluiten Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Juni 1922. 177 a. voor zooveel noodig met wijziging van het raads besluit van 12 Mei 1914 no. 174R/83 en met behoud van de bestaande voorwaarden, met ingang van 1 Ja nuari 1923 de plek tuingrond, groot 435 M2„ deel uit makende van het perceel kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, Sectie G no. 8960, gelegen aan den noord kant van de Wijbrand de Geeststraat ten westen van het Gabbema gasthuis en ten oosten van het pand der firma L. J. van der Meulen voor 45.per jaar onders hands te verhuren aan Egbert van der Veen, tuinier te Leeuwarden; b. de met A. C. Nubé alhier, ingevolge raadsbesluit van 24 Maart 1914 no. 115R/54 aangegane huur van een gedeelte van het perceel gemeente Leeuwarden, Sectie C no. 1896 met ingang van 1 November 1922 te ontbinden en bedoeld perceelsgedeelte ten gebruike te geven aan den dienst der gemeentewerken ten behoeve van de plantsoenen; c. ondershands te verhuren de strooken grond, deel uitmakende van het vijverterrein aan den Oostersingel, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, Sectie G no. 9063 1. ter grootte van 63 c.A., gelegen langs de noord zijde van de perceelen kadastraal bekend in Sectie G nos. 10634 en 10635, gerekend met ingang van 12 Mei 1922 aan D. Brouwer alhier voor 2.per jaar; 2. ter grootte van 22 c.A., gelegen langs de noord zijde van het perceel Sectie G no. 9399, gerekend met ingang van 12 Mei 1922 aan H. Haak alhier voor 1. per jaar; 3. ter grootte van 24 c.A., gelegen langs de noord zijde van het perceel Sectie G no. 9400, gerekend met ingang van 12 Mei 1922 aan de Naamlooze Vennoot schap Meelfabriek grutterij Burmania voor 1.per jaar, een en ander met stilzwijgende verlenging van jaar tot jaar behoudens opzegging en op de voorwaarden door Burgemeester en Wethouders noodig geacht; d. van W. van der Ven alhier aan te koopen voor 15.de bleekjes groot 20 en 10 M-'., behoo rende tot het perceel kadastraal bekend gemeente Leeu warden, Sectie G no. 10635 en gelegen aan de zuidzijde van de woning Kapelsteeg no. 5, op de bijbehoorende teekening aangegeven met de letters A en B, onder bepaling, dat de kosten van overdracht ten laste van de gemeente komen. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 8 (Agenda no. 9). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot verhuring van de woning Overijssel- sche straatweg no. 1 aan den eersten opzichter der gemeentereiniging Tj. Dijkstra. Dit voorstel luidt als volgt: De aan de gemeente toebehoorende woning aan den Overijsselschen straatweg no. 1 is in 1917 ingevolge Uw besluit van 23 Januari 1917 no. 34r/35 verhuurd aan den tweeden opzichter bij den dienst der Gemeente reiniging A. Andriessen. De huur wordt geacht te eindigen op het oogenblik, waarop Andriessen' ophoudt opzichter bij de reiniging te zijn. Nu is aan dezen ontslag verleend met ingang van een nog door ons te bepalen dag, doch hij heeft zich verbonden met 1 Juli e.k. de woning te zullen verlaten. Deze woning, waarvan de zolder dient voor berging van haver voor de paarden van de Reiniging en als magazijn, moet in het belang van den dienst bewoond worden door den opzichter, die mede het toezicht op het terrein heeft. In de betrek king in de plaats van Andriessen is benoemd Tj. Dijk stra, die als tweede opzichter reeds in dienst van de ge meente was. Aan dezen kan dus thans de woning worden verhuurd. De huur, nu bedragende 78.kan gevoegelijk op 208.per jaar gesteld worden. Wij geven U in overweging te besluiten: de woning aan den Overijsselschen straatweg no. 1, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, Sectie G no. 4949 als huis en stal, groot 2 A. 10 cA., met ingang van 1 Juli 1922 ondershands te verhuren aan Tj. Dijkstra, eersten opzichter bij den dienst der gemeentereiniging, voor 208.per jaar, onder bepaling, dat de huur eindigt zoodra Dijkstra ophoudt opzichter in dienst der ge meente te zijn of ingeval van opzegging van de zijde der gemeente en dat de voorwaarden zullen gelden, door Burgemeester en Wethouders noodig geacht. De beraadslagingen worden geopend. De heer Tiemersma kan volkomen meegaan met wat in den raadsbrief staat, voorzoover men den opzichter wil verplichten aan de Gemeentereiniging te wonen. Hij kan zich voorstellen dat zoo'n dienstwoning feitelijk niet gemist kan worden, omdat zich eventueel na afloop van de werkzaamheden op het terrein der Gemeentereiniging iets zal kunnen voordoen, waardoor ook na afloop der werkzaamheden feitelijk voortdurend toezicht op dat terrein als noodzakelijk is te beschouwen. Dit toezicht is ook gedeeltelijk als dienst te beschouwen, zonder dat daarvoor iets in rekening wordt gebracht. Dat is iets wat dat toezicht niet meebrengt, zoodat er een soort vergoeding moet worden toegekend in het be trekken der dienstwoning. Nu is het inderdaad waar dat met een huur van 78.per jaar tot nog toe niet zoo'n hooge prijs voor de woning is betaald, maar Burgemeester en Wethouders gaan nu die huur ver- hoogen met 130.zoodat die 208.wordt. Spreker vindt de Gemeentereiniging niet een van de aangenaamste plaatsen om daarop te wonen. Hij be vindt zich in dat opzicht in goed gezelschap, want als hij net rapport van den heer Noppen neemt, dan vindt hij dat deze op bladz. 254 zegt, dat het inderdaad waar is dat het wonen van een paar vakmenschen en een opzichter op het terrein van de nieuwe reiniging zeer noodzakelijk is, maar dat dit ook ontegenzeggelijk zeer veel onaangenaamheden voor die menschcn meebrengt. De heer Noppen zegt dan ook dat men goed zal doen die menschen met verschillende gerieflijkheden, even tueel in den vorm van vergoeding, tegemoet te komen, omdat zij tot het op zich nemen van onaangenaamheden in den vorm eener dienstwoning worden verplicht. Nu verplicht men hier dezen opzichter, evenals den vorigen opzichter, om daar te wonen, maar de gerief lijkheden", die hij krijgt, zijn, dat hij een rijksdaalder per week meer huur mag betalen. Spreker vindt dat men hiermee ver over de schreef gaat, dat de huur te veel wordt opgeschroefd en dat het juister was dat de huur niet wordt bepaald op 208.maar dat men daarvoor zou lezen 130.per jaar. Spreker dient een desbetreffend amendement in. De heer Dijkstra (wethouder) heeft natuurlijk met belangstelling de uiteenzetting van den heer Tiemersma gehoord en wil ook direct erkennen dat het hier een moeilijke kwestie geldt. De huur is door het college op ruim 200.bepaald, spreker persoonlijk hing echter ook erg over naar hetgeen door den heer Tiemersma naar voren is gebracht, dat het niet een pleiziertje is om bij de reiniging te wonen. Als men ten slotte echter alles gaat overwegen, dan moet men ook bedenken dat, als ditzelfde huis daar niet stond, maar op een andere plaats, het geen 4.maar misschien wel 8.of 9.huur zou doen. Spreker zegt dit maar om er mee te bewijzen dat er al zeer belangrijk rekening mee is gehouden, dat juist de plaats daar is. Wat ten slotte het juiste bedrag zou moeten wezen wil spreker in het midden laten, maar hij wil verklaren dat hij zich met het college kan vereenigen met een bedrag van ruim 200.Hij moet toegeven dat, als met dit bedrag vergelijkt met wat de woning tot nog toe deed, het verschil aanmerkelijk is. Doch dat kan

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1922 | | pagina 2