200 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 Juli 1922.
teren brief bleek, dat alle rails zouden wegvallen, door
dat èn tram èn spoor beide langs de Noord-Friesche
Lokaalspoor zullen worden vervoerd. De directeur der
maatschappij heeft eerst zelf ook gezegd, dat men dit
wel zou willen, maar dat het absoluut onmogelijk was,
omdat het spoorwegemplacement te klein was. Het was
wel mogelijk om de goederentreinen op een zijspoor te
laten wachten tot het terrein weer vrij was, maar dit
ging niet met de personentrams. Ten slotte heeft echter
de directeur van de tramwegmaatschappij overleg ge
pleegd met de directie van de spoorwegen, om het sta
tions-emplacement te vergrooten. Nu is men van plan
hier een nieuwe spoorweghaven te maken; Burgemeester
en Wethouders hebben reeds officieel mededeeling dat
men, met het oog op de werkloosheid, daarmee reeds
het volgend jaar zal beginnen te graven. Er komt dus
een nieuwe spoorweghaven en vermoedelijk zal met den
uitkomenden grond het tegenwoordige spoorwegdok
worden gedempt, waardoor een grooter spoorweg-em
placement wordt verkregen. Dan wordt het ook mogelijk
de personentrams langs de lijn van de Noord-Friesche
Lokaalspoor naar het spoorwegstation te vervoeren
wat thans alleen gebeurt met de trams uit St. Jacobi
Parochie door een bepaling die de gemeente Het Bildt
daaromtrent heeft gesteld De nieuwe lijn zal komen
te loopen naast de lijn van de Lokaalspoor en de maat
schappij krijgt enkele terreinen van het nieuwe spoor
wegemplacement in gebruik als rangeerterrein.
Spreker geeft volkomen toe dat men voorloopig nog
steeds aan de bocht aan den Harlingersingel vastzit,
doordat daar nog veel trams passeeren. Het plan levert
in dat gedeelte van de stad direct geen voordeel op,
of men zou met minder wagens tegelijk moeten rijden
of daar telkens 2 trams samenstellen. Men zou dan echter
ook 2 locomotieven moeten gebruiken, wat de maat
schappij weer op grooter slijtage aan materiaal enz. zou
komen te staan.
Natuurlijk zal de tramwegmaatschappij voordeel heb
ben van deze transactie, maar naar sprekers meening
heeft de gemeente er zooveel voordeel van dat de heele
tram uit de stad verdwijnt, dat zij ook wel verschillende
concessies kan doen, door niet meer te spreken over alle
onderhandelingen betreffende de halte De Bleek en de
brug over het Nieuwe Kanaal.
De heer Molenaar heeft ook gevraagd wie eigenaar
van den grond wordt als de rails worden opgebroken.
Bedoelt de heer Molenaar daarmee den grond langs den
tramweg? Dan kan spreker meedeelen dat de gemeente
eigenaar is vanaf de halte van de Noord-Friesche Lo
kaalspoor tot den Harlingersingel, de grond op het em
placement van het tramstation is eigendom van de tram.
Dan heeft de heer Molenaar de kwestie van de zijlijn
naar de Tijnje aangeroerd. Hoewel men uit het voorstel
den indruk krijgt dat daarover niet is gesproken, kan
spreker meedeelen, dat over een zijlijn, evenwijdig met
de Spoorstraat, wel is gesproken en dat dienaangaande
de Nederlandsche Tramweg-Maatschappij schrijft:
Utrecht, den 11 April 1922.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders
van Leeuwarden.
Naar aanleiding van Uw nevensaangehaald schrijven
hebben wij de eer te melden, dat er bij onze Maat
schappij geen bezwaar bestaat, na het tot stand komen
van de voorgenomen nieuwe werken, het door U be
doelde doode spoor op te breken.
Over den ondergrond hebben wij echter niet te be
schikken, daar deze tot het Staatsspoorwegterrein be
hoort.
Het maken van een zijlijn naar het voor de oprichting
van fabrieken bestemde terrein Uwer gemeente werd in
ons laatste voorstel niet meer opgenomen, omdat nu als
gevolg van de gehouden bespreking onze geheele dienst,
in plaats van alleen de goederendienst verplaatst wordt,
de kosten aanzienlijk hooger zullen zijn dan aanvankelijk
aangenomen.
Wij gingen daartoe te eerder over daar eene door
onze Maatschappij te maken en te beheeren zijlijn toch
nimmer volledig aan het beoogde doel zoude beant
woorden.
Worden op het bedoelde terrein fabrieken opgericht,
waarvoor eene verbinding met de spoorwegen ge-
wenscht wordt geoordeeld dan kan stellig op de mede
werking van de Nederlandsche Spoorwegen worden ge
rekend, om die verbinding op de algemeen gebruike
lijke voorwaarden tot stand te brengen.
DE DIRECTIE.
Spreker heeft ook persoonlijk met den directeur der
Nederlandsche Spoorwegen besproken dat het dan het
beste zou zijn de zijlijn te laten loopen van den oostkant
van den nieuwen overweg zoo naar de fabrieken toe.
De beheerders der fabrieken zijn toen in overleg getre
den met de spoorwegmaatschappij. Als men een dubbele
rails legde langs de Spoorstraat, zou dat geen zin heb
ben. Het beste is dat de zijlijn gaat vanaf den oostkant
van den nieuwen overweg naar de fabrieken.
Spreker wil nu nog in 't kort eens de zaak memo-
reeren en resumeeren. Burgemeester en Wethouders
meenen dat zij tegenover alle concessies en verplichtin
gen, die voor de tram uit de vroegere onderhandelingen
zijn voortgevloeid, als: halte De Bleek en verdere lijn
langs den rijksweg, brug over het Nieuwe Kanaal en
zijlijn Tijnje, zou kunnen staan, dat zij daar de pen
doorhalen, als de rails in de stad binnen afzienbaren tijd
verdwijnen en Leeuwarden als centrum hetzelfde zal
blijven. Daarbij komen dan kleinigheden, zooals de
vergunning betreffende de Fonteinstraat enz., maar het
andere is voor Burgemeester en Wethouders de hoofd
zaak geweest. Zij kunnen zich met het opgeven der
concessies en verplichtingen van de tram vereenigen,
wanneer daar tegenover staat het geheele verdwijnen
van de rails uit de stad.
Dan nog de kwestie dat in de eerste voorwaarde geen
termijn is genoemd. Dat is volkomen waar, het is spre
ker ook opgevallen dat daarin geen termijn staat. Maar
hij zou wel positief kunnen zeggen dat de tramweg
maatschappij in dezen van zeer goeden wille is en dat
zij het zoo gauw mogelijk zal doen. Spreker heeft wel
aan den directeur gemerkt dat dit plan voor de tram van
bijzonder belang is. De maatschappij beschikt
reeds over het terrein, waarop die kwart-cirkel moet
worden gelegd, zij heeft dit tegen een zeer goed bedrag
gekregen, d. w. z. is daarvoor niet overvraagd. En
verder kan zij een stukje terrein, dat zij er nog bij noodig
heeft, ook krijgen. Ten slotte kan spreker meedeelen
dat de teekening al geheel klaar is, dat de overeenstem
ming tusschen spoor en tram al is verkregen en dat er
aan die zaak hard gewerkt wordt. Er is geen termijn
genoemd, maar Burgemeester en Wethouders hebben
het zoo beschouwd en opgevat, dat ten slotte met 5 jaar
toch alles ophoudt. Dan zijn alle rails opgebroken en
dan kan het dus ook niet anders dan dat het geheele
tramverkeer langs de nieuwe rails moet worden geleid.
Men kan dus den uitersten termijn op 5 jaar bepalen,
maar het zou spreker ook niet verwonderen, dat de di
rectie tegen een betrekkelijk korten termijn in dezen
ook geen bezwaar zou hebben. Zij willen de zaak zoo
spoedig mogelijk uitvoeren en in ieder geval geldt ook
hier de termijn van 5 jaar.
De heer Oosterhoff zegt dat de Voorzitter bij de be
antwoording van sprekers opmerking heeft gezegd dat
het vanzelf spreekt dat, als men van beide kanten tot
overeenstemming wil geraken, men dan eischen moet
laten vallen, en dat het ook vanzelf spreekt dat de tram
voordeelen heeft bij deze verandering. Spreker heeft dat
ook wel begrepen en hij heeft daar ook niets tegen. Wil
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 Juli 1922. 201
men werkelijk tot overeenstemming komen, dan moet
er van beide kanten iets worden toegegeven. Door Bur
gemeester en Wethouders is ook gezegd dat het weg
nemen van de trambaan door de stad van zooveel be-
teekenis is, dat men daarvoor gerust alle andere voor
deelen van de gemeente kan prijs geven. Spreker heeft
zich ook daartegen niet verzet, maar Burgemeester en
Wethouders doen meer, zij geven bovendien tusschen
de regels door te lezen, dat er misschien financieele
steun van de gemeente kan worden verwacht. Nu zou
spreker zich dat kunnen voorstellen als het omleggen
van de route uit de stad voor de tramwegmaatschappij
nadeelig was. Maar spreker heeft den indruk gekregen
dat dit een heel groot voordeel voor de maatschappij
is. Wat betreft het onderhoud, het verbruik van steen
kool enz. is het veel voordeeliger voor de maatschappij
de tram direct te kunnen leiden naar het station Staats
spoor dan dat zij eerst langs een anderen weg moet. De
maatschappij krijgt nu een eigen terrein op het perron
van de Staatsspoor en al zal zij daarvoor wel vergoeding
moeten betalen, toch denkt spreker dat dit voor haar veel
voordeeliger is. De Voorzitter deelt trouwens zelf mede,
dat de maatschappij dit zelf altijd wel graag wilde, maar
dat zij het tot nog toe niet gedaan kon krijgen van de
Staatsspoor.
Als nu door dit plan de tramwegmaatschappij op den
langen duur een voordeeliger exploitatie krijgt, dan ziet
spreker geen enkele noodzaak om voor het bewerkstel
ligen van dat plan een geldelijke toelage uit de gemeen
tekas in 't vooruitzicht te stellen. Daarom heeft hij willen
voorstellen, dat die clausule „en onder voorbehoud dat
financieele steun van de gemeenteenzniet
uitgesloten zij", vervalt. Verder zal hij zich tegen dit
voorstel niet verzetten. Er moet natuurlijk van beide
kanten wat gegeven en genomen worden.
De Voorzitter merkt op dat de heer Molenaar ook
over die kwestie heeft gesproken. Hij heeft dat punt nog
niet beantwoord.
Burgemeester en Wethouders hebben ten opzichte
daarvan op dit standpunt gestaan. Toen de tramweg
maatschappij er in zette: onder voorbehoud dat finan
cieele steun van de gemeente niet uitgesloten zij, hebben
zij gezegd: laten wij die woorden laten staan, de tram
wegmaatschappij heeft ze er zelf in gezet, dus laten wij
daaromtrent op 't oogenblik geen beslissing nemen.
Als we ze er uit halen, dan beslissen we daar op het
oogenblik mee, dat steun positief is uitgesloten en dan
wordt dus tot het tegendeel besloten. Als de woorden
er nooit in hadden gestaan dan was het gelijk geweest.
Of er dan steun of niet steun zou worden gegeven was
dan ten slotte iets geweest, wat als verzoek van de
tram had moeten uitgaan, wat men op het oogenblik,
dat dit verzoek binnen kwam, had kunnen bespreken en
uitmaken. Maar als men nu zegt: ik stel voor om die
clausule: onder voorbehoud dat financieele steun van
de gemeente niet uitgesloten zij, te schrappen, dan zit
daarin de bedoeling dat de maatschappij ten slotte nooit
subsidie zal hebben En omdat Burgemeester en Wet
houders vonden, dat de gemeente zich met het opnemen
van die clausule absoluut niet verbond, hebben zij haar
letterlijk overgenomen. De clausule zegt niets, of zij er
in staat of niet komt vrijwel op hetzelfde neer. Burge
meester en Wethouders hebben gezegd: laten wij er niet
verder aan tornen, want wie weet hoe het dan loopt.
Wij zullen deze arbitrage aanvaarden. Het is een be
paling waaruit niets voortvloeit, „dat steun niet uitge
sloten zij", was ook waar, als die woorden er niet in
stonden. Burgemeester en Wethouders hebben ze
daarom eenvoudig laten staan met de bedoeling: het
schijnt dat de tram daar heel veel waarde aan hecht,
terwijl het voor ons toch niets zegt. Daarmee kan men
toch wel tevreden zijn. De clausule sluit absoluut niet
in dat steun zal worden verleend, zij zegt alleen dat
steun niet is uitgesloten en dat was ook waar als zij er
niet in stond. Het hangt er maar vanaf hoe de Raad er
op het oogenblik, dat steun wordt gevraagd, onder staat.
De heer M. Molenaar is door het antwoord van den
Voorzitter vrijwel bevredigd. Alleen zou hij nog wel iets
willen weten omtrent den overgang van de tramweg van
den Marssumerstraatweg naar de Lokaalspoor. De
Voorzitter heeft gezegd dat die zaak vrijwel voor mekaar
is, maar kan hij ook meedeelen op welke wijze die over
gang tot stand zal komen? Spreker zou het betreuren,
wanneer door die verbinding een tweede overweg zou
komen vlak bij de andere. Het is wel mogelijk dit te
vermijden, door de tram een bocht te laten maken in
noordelijke richting, vlak bij het Katholieke kerkhof,
voordat zij den straatweg zal bereiken. Dan blijft er
maar één spoorwegovergang. Spreker weet niet of de
gemeente het in de hand heeft om dit te beïnfluenceeren,
het zal wel een rijksstraatweg zijn, maar misschien is
hier door het college iets aan te doen.
De Voorzitter heeft aan spreker gevraagd welken
grond bij bedoelde. Spreker bedoelde den grond, die op
het oogenblik van het opbreken van het spoor vrij komt,
n.l. die van het emplacement van de tram, die achter
den Westervijver en den grond achter de Elizabethstraat.
Hij vroeg wie de eigenaren van die gronden worden in
het belang van de uitbreiding der stad.
Verder wil spreker nogmaals verklaren dat hij het
eens is met den heer Oosterhoff dat bedoelde zinsnede
moet vervallen. Wanneer de heer Oosterhoff daartoe een
amendement indient zal hij dit gaarne steunen.
De heer Lautenbach zegt dat, als hij het goed heeft
begrepen, de clausule „dat financieele steun van de ge
meente niet uitgesloten zij", niet veel te beteekenen
heeft. De heer Oosterhoff heeft dat in eerste instantie
ook duidelijk gezegd.
Dan wil spreker er op wijzen dat hij in de eerste plaats
heeft geopperd dat de gemeente de dupe is geworden
van mislukking der plannen van aanleg langs Willem
L odewijkstraat en Bleeklaan en er in de tweede —niet
de eerste plaats op heeft gewezen niet dat de tram
van de openbare straat moet verdwijnen, maar dat de
openbare straat wordt gebruikt voor rangeerterrein. Hij
heeft gezegd dat dit rangeeren wel 10 minuten duurde,
dat zich dit gedurig herhaalt en dat zoodoende een ver
bindingsweg naar de stad toe voortdurend wordt afge
sloten. Hij meende dat het bij de concessies was uit
gesloten dat de tram de openbare weg mocht gebruiken
als rangeerterrein. En toch wordt dit maar klakkeloos
gedaan.
De heer De Boer: Ik wil nog een paar woorden zeggen
over de clausule, waartegen de heer Oosterhoff bezwaar
maakt. De Voorzitter meent dat dit voorbehoud slechts
een zeepbel is, ik meen dat, als iets „niet uitgesloten
is", dit dan vertaald moet worden „dat het mogelijk is".
Ik meen dat, als wij die clausule van de maatschappij
overnemen, wij dan gebonden zijn steun te verleenen,
alleen het bedrag zal dan nog moeten worden bepaald.
Door die mogelijkheid in het vooruitzicht te stellen,
zullen er verschillende geschillen met de maatschappij
kunnen komen.
De heer Oosterhoff is door het antwoord, dat door
den Voorzitter is gegeven, niet heelemaal voldaan. De
kwalificatie, welke de heer Lautenbach ten opzichte van
de tramwegmaatschappij heeft gebezigd, wil spreker
niet dadelijk overnemen, maar hij is toch huiverig om
die zinsnede op te nemen, omdat de Raad wel heeft
geleerd dat de tramwegmaatschappij wel weet wat ze
doet.
Als spreker de heele geschiedenis ziet, dan moet hij
ook zeggen dat deze op hem ook wel een beetje eigen-
aardigen indruk maakt. Als hij leest dat de overeenstem-