224 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 Augustus 1922. De heer Berghuis (wethouder) kan antwoorden dat de aanvragen in de eerste plaats zijn ingediend als ont- heffingsaanvragen wegens vertrek uit de gemeente. Deze kunnen niet worden toegewezen, omdat alle aanvragers zijn vertrokken naar gemeenten, waar de nieuwe wet reeds gold. In de tweede plaats is c. q. gesproken over vermindering van inkomsten. Op aanvragen voor ont heffing in verband daarmee moet ook afwijzend worden beschikt, omdat ontheffing niet kan, waar de heffings verordening het niet toestaat. Wil de Raad daar van af wijken, dan moet hij dus eerst de verordening wijzigen. Ontheffing van belasting bij vermindering van inkomsten wordt bij de verordening niet toegelaten, tenzij vóór 1 April van het belastingjaar bekend. De heer Westra: Het lijkt mij toch dat er eenige on rechtvaardigheid in zit om zoo iemand zoo'n groot be drag te laten betalen. De heer De Boer: Ik geloof toch dat de uitdrukking van den Wethouder van Financiën niet juist is. Hij zegt dat de beroepschriften op formeele gronden zijn afge wezen. Maar het is toch een zuivere toepassing van de verordening hier. De heer Jansen wil even weerleggen de woorden van den heer Westra. Hier gebeurt inderdaad een groot onrecht, maar dat gebeurt misschien honderd maal, juist doordat vaak niet voor 1 April de inkomsten precies bekend zijn en deze zich na dien datum altijd kunnen wijzigen. Maar de verordening moet worden gehand haafd. Als het tegenovergestelde was gebeurd, als de man 10,000.meer inkomsten had gekregen, dan was de aanslag ook niet veranderd. Het is zuiver om de verordening te handhaven. Men heeft honderden van die gevallen. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 11 (Agenda no. 12). Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het adres van M. Ferwerda om af koop van de grondrente, rustende op het kadastrale perceel sectie B no. 3527. Dit prae-advies luidt als volgt: In 1910 werden met Uw voorkennis door ons pogingen aangewend om te geraken tot den afkoop door de schuldplichtigen van grondrenten, welke ten bate van de gemeente op hun eigendom rusten. De afkoopsom werd met Uw goedvinden bepaald tegen den penning 20. Slechts enkelen gaven aan de tot hen gerichte uitnoo- diging gehoor (zie raadshandelingen 1910, bladz. 296). Dit was niet het geval met den toenmaligen eigenaar van het perceel Reigerstraat no. 6, kadastraal bekend Sectie B no. 3527, die schuldplichtig was voor een grondrente, gevestigd vóór de invoering van het Bur gerlijk Wetboek en rustende op het genoemde perceel tot een bedrag van 0.60, zuiver 0.48 's jaars. De tegenwoordige eigenaar, M. Ferwerda, alhier, ver zoekt thans in het U hierbij wederom aangeboden adres van 26 Juni 1922 tot den afkoop van die grondrente te mogen worden toegelaten. Waar de beweegreden van het raadsbesluit van 6 December 1910, n.l. voorkoming van eventueele latere moeilijkheden bij de invordering, nog geldt, brengt het gemeentebelang mede aan den wensch van den ver zoeker tegemoet te komen. Wij stellen U derhalve voor om te besluiten: Mentje Ferwerda te Leeuwarden toe te laten tot den afkoop van de grondrente van 0.48 zuiver 's jaars, rustende op het perceel kadastraal bekend gemeente Leeuwarden Sectie B no. 3527, tegen een afkoopsom berekend naar den penning twintig en onder bepaling, dat de kosten op den afkoop vallende voor rekening van den schuldplichtige zijn. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 12 (Agenda no. 13). Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het adres van den Nederlandsch Protestantsch Christelijken Schippersbond om gebruik van een lokaal voor het houden van een schippersbeurs. Dit prae-advies luidt als volgt: Bij adres van den 12 Juni 1.1., den 27 d.a.v. om prae- advies in onze handen gesteld, verzoekt het Hoofdbe stuur van den Nederlandsch Protestantsch-Christelijken Schippersbond, bedrijfsgroep van de Nederlandsche Vereeniging van den Christelijken Handeldrijvenden en Industrieelen Middenstand, U een lokaal beschikbaar te stellen, waarin dagelijks op bepaalde uren beurs kan worden gehouden, mede voor het afsluiten van bevrach tingen. De bond doet dit verzoek, omdat de met mede werking van het Rijk ingestelde schippersbeurzen sedert 16 Juni 1.1. alle zijn opgeheven. Aanvankelijk dachten wij aan het beurs- en waag gebouw; de commissie voor de beurs en de waag is echter van oordeel dat dit gebouw niet eene geschikte plaats is voor een schippersbeurs. Dit oordeel voor hare rekening latende, klemt echter hare mededeeling dat er Vrijdags noch in het beurslokaal, noch in de waag eenige ruimte daarvoor beschikbaar is. Uit dien hoofde alleen zou reeds het beursgebouw niet voor de schippersbeurs in aanmerking komen. Bovendien heeft de gemeente ook geen enkele andere lokaliteit beschik baar. Wij kunnen dus niet anders doen dan U in overwe ging te geven adressant te berichten dat de gemeente voor het houden van een schippersbeurs geen lokaal beschikbaar heeft. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 13 (Agenda no. 14). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot verhuring van een perceel weiland tusschen de Tynjestraat en de Potmarge aan P. Bergsma alhier. Dit voorstel luidt als volgt: In November 1921 gaven wij aan den deskundige over de gemeentelanderijen opdracht om het perceel kada straal bekend gemeente Leeuwarden sectie G no. 3659, dat tot dien tijd in perceeltjes van 1 A. was verhuurd geweest als volkstuintjes, in goed weiland om te leggen. Dat perceel is in de distributiejaren met het oog op de voedselvoorziening tot bouwland gemaakt, doch is daarvoor minder geschikt. Het bezit de eigenschappen voor goed weiland, zoodat wij, in overeenstemming met het advies van den deskundige, het beter hebben ge vonden het land weer in weiland te veranderen. Die verandering heeft thans plaats gehad en het land kan daarom weder worden verhuurd: dit jaar als hooi land en voor de twee eerstkomende jaren uitsluitend als weiland. Op deze wijze wordt naar de meening van den deskundige de vorming van een goed perceel wei land het best verzekerd. De deskundige heeft als huurder voorgesteld P. Bergsma, die meerdere gemeente-landerijen in huur heeft en deze goed verzorgt. Wij hebben alzoo de eer U onder overlegging van stukken voor te stellen te besluiten tot onderhandsche verhuring aan P. Bergsma, alhier, van het perceel wei Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 Augustus 1922. 225 land, gelegen tusschen de Tijnjestraat en de Potmarge, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden sectie G no. 3659, groot 1.95.90 H.A., voor het tijdvak, eindigende den 1 November 1924, voor de som van 240.per jaar op de volgende voorwaarden: 1. de huur wordt vóór of op 1 November van ieder jaar, voor het eerst vóór of op 1 November 1922, in één termijn ten kantore van het gemeentelijk grondbedrijf voldaan; 2. het gehuurde mag in 1922 uitsluitend met de zeis gemaaid worden en moet in 1923 en 1924 beweid worden uitsluitend met runderen en schapen; 3. bij langdurige natte weersgesteldheid, zulks ter beoordeeling van den deskundige over de gemeente landerijen, mag het gehuurde niet worden beweid; 4. de op het gehuurde aanwezige verzameling zoden moet in overleg met den deskundige over de gemeente landerijen over het land worden verspreid en fijn ge maakt; 5. de aan het gehuurde grenzende slooten moeten jaarlijks vóór den 1 November worden gehekkeld en schoongemaakt en de hekkelspecie opgeruimd op aan wijzing van den gemeentelijken deskundige; 6. het land moet geheel van stekels en brandnetels worden gezuiverd en in gezuiverden toestand worden gehouden, terwijl de op het land vallende mest daarop moet worden verspreid en niet mag worden opgezocht, een en ander ten genoegen van den gemeentelijken des kundige; 7. Burgemeester en Wethouders alsmede de ge meentelijke deskundige hebben steeds vrijen toegang tot het verhuurde; 8. behalve de grondbelasting komen alle op het ge huurde liggende of gedurende den huurtijd gelegd wordende lasten of omslagen ten laste van den huurder; 9. Burgemeester en Wethouders behouden het recht om het gehuurde of een gedeelte daarvan gedurende den huurtijd aan de huur te onttrekken, mits daarvan tevoren 3 maanden schriftelijk kennis gevende aan den huurder. Deze zal voor elke 363^ A. land of gedeelte daarvan, die aan de huur wordt onttrokken, een even redige korting op de huursom genieten naar tijdsgelang; 10. alle door Burgemeester en Wethouders verder noodig geachte bepalingen moeten stipt worden na geleefd. De beraadslagingen worden geopend. De heer Lautenbach, opmerkende dat de pachter zich aan deze bepalingen heeft onderworpen, meent toch te moeten wijzen op de bepalingen sub 2 en 3. Het kan daardoor gewoonweg gebeuren dat de man aan handen en voeten gebonden is, dat hij niet maaien en niet weiden mag en zoodoende zijn huur voor den geheelen zomer kwijt is. Spreker weet wel dat het aan Burgemeester en Wethouders ligt om genade voor recht te laten gelden, maar hij vindt dit toch een vreeselijk zware bepaling in het huurcontract. De Voorzitter merkt op dat een en ander altijd in overleg met den deskundige der gemeente wordt ge daan en dat Bergsma zelf tegen deze bepalingen niets geen bezwaar had. Het ging ten slotte alleen nog maar om den huurprijs en toen men het daarover eens was is het voorstel van Burgemeester en Wethouders ge maakt. De bepaling sub 3 is een van de voornaamste be palingen, die niet geschrapt mag worden, omdat de heele verhuring er op gebaseerd is dat het perceel, dat destijds is omgewerkt tot bouwland, nu zoo wordt behandeld dat het weer goed weiland zal worden. Daarom moet men bij langdurige natte weersgesteldheid in staat zijn het weiden te kunnen keeren. En waar Bergsma zelf met deze bepaling accoord gaat en daartegen geen be zwaar is, is er geen reden om haar te schrapepn. De heer Lautenbach zou, als er een bepaling in stond dat, voor het geval er een langdurige natte zomer was e-n de huurder het land niet kon gebruiken, Burgemeester en Wethouders daarmee bij het bepalen van den huur prijs rekening zouden houden, een dergelijke bepaling kunnen billijken. Maar hier kan de huurder er ten slotte, als Burgemeester en Wethouders niet willen, in het ergste geval gedurende 2 jaar niets mee doen; er mag geen beweiding zijn bij langdurige natte weersgesteld heid en het maaien is verboden. Spreker vindt het een drastische bepaling. De Voorzitter: Er staat dat het in 1922 uitsluitend met de zeis mag worden gemaaid. De heer Lautenbach: Maar in 1923 en 1924 mag dat niet en bij langdurig natte weersgesteldheid mag hij ook niet weiden. De huurder is derhalve geheel aan de genade van Burgemeester en Wethouders overgeleverd. De Voorzitter zou willen vragen: ligt het land er ten bate van de gemeente of ten bate van Bergsma Er wordt een strenge bepaling bij gemaakt, "omdat dit noodig is voor 't land. Wil hij 't niet hebben, dan is hij daarin vrij. Het land wordt verhuurd, ten eerste omdat het bij Bergsma in goede handen is want anders had hij 't heelemaal niet gekregen en ten tweede opdat er weer eenige huur voor zal worden opgebracht. Maar hij behoeft het niet te nemen. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met algemeene stemmen aangenomen, met uitzondering van die van den heer Lautenbach, die aanteekening in de notulen vraagt dat hij zich tegen het voorstel ver klaart. 14 (Agenda no. 15). Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan T. Postema vergunning te ver kenen tot demping van een gedeelte der sloot langs den Stienserweg, N. Z., voor zijne perceelen kadastraal bekend sectie E nos. 3048 en 3049. Dit voorstel luidt als volgt: Wederom wordt het mogelijk gemaakt langs den Stienserweg een strook grond in handen te krijgen doordat voor de perceelen kadastraal bekend Sectie E, nos. 3048 en 3049, waarop twee woningen gebouwd zullen worden door T. Postema, de sloot moet worden gedempt. Bij zijn verzoek om vergunning hiertoe geeft hij te kennen genoegen te nemen met den afstand van grond en tevens met de gestelde voorwaarden. Op grond hiervan hebben wij de eer U voor te stellen te besluiten: I. aan T. Postema, alhier, vergunning te verleenen de sloot vóór zijne perceelen aan den Stienserweg, kadastraal bekend Sectie E nos. 3048 en 3049, over de geheele breedte der perceelen te dempen, onder de volgende voorwaarden: 1°. dat, alvorens met de demping wordt begonnen, hiervan kennis wordt gegeven aan den Directeur der gemeentewerken; 2°. dat de sloot wordt droog gemalen en daarna riet en blabber worden verwijderd; 3°. dat ter hoogte van F. Z. P. in de demping een duiker van betonbuizen, wijd 15 cM., wordt gelegd op een vuren bot; 4°. dat de afsluiting van dezen duiker aan elke zijde, die door het water wordt begrensd, wordt tot stand gebracht door stapelzoden of eene stevige beschoeiing;

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1922 | | pagina 3