226 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 Augustus 1922.
5°. dat deze werken ten genoegen van Burgemeester
en Wethouders worden uitgevoerd;
6°. dat de voortuinen, welke geen grootere diepte
mogen verkrijgen dan 7 M„ door een hek worden afge
sloten, waarvan de teekening aan Burgemeester en
Wethouders ter goedkeuring moet worden ingezonden;
II. van T. Postema voornoemd in eigendom over te
nemen de strook grond, welke overblijft tusschen het
onder I 6° bedoelde hek en den weg, ter grootte van
179 M'-., tegen den spotprijs van 1.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
15 (Agenda no. 16). Voorstel van Burgemeester
en Wethouders tot verhuring van een bergplaatsje met
binnenplaats, gelegen achter de bewaarruimte van brand-
bluschmiddelen aan de Torenstraat, aan J. Beumer.
Dit voorstel luidt als volgt:
Door J. Beumer, alhier, is een" verzoek ingediend om
van de gemeente te mogen huren een bergplaatsje met
binnenplaats, gelegen achter de bewaarruimte van
brandbluschmiddelen van wijk IV aan de Torenstraat.
Vroeger was deze ruimte in gebruik bij de brandweer,
doch deze heeft ze thans niet meer noodig. Wij hebben
betreffende deze verhuring het advies ingewonnen van
het College van brandmeesters en den Directeur der
gemeentewerken deze kunnen zich met de bedoelde
verhuring vereenigen.
Wij hebben alzoo de eer, onder overlegging van stuk
ken, U voor te stellen te besluiten:
met ingang van 15 Augustus 1922 tot wederopzeggens
toe ondershands te verhuren aan J. Beumer, alhier, het
bergplaatsje met binnenplaats, gelegen achter de be
waarruimte van brandbluschmiddelen van wijk IV aan
de Torenstraat, kadastraal bekend gemeente Leeuwar
den, Sectie C no. 1031, voor 80.'s jaars, onder de
volgende voorwaarden:
a. de toetreding van licht voor de bewaarruimte der
brandbluschmiddelen mag door de voorwerpen, welke
op de binnenplaats worden opgeslagen, niet worden
belemmerd;
b. de huur kan te allen tijde worden opgezegd met
inachtneming van een opzeggingstermijn van een
maand;
c. de huurder onderhoudt het gehuurde in goeden
staat ten genoegen van den Directeur der gemeente
werken;
d. de gemeente Leeuwarden is .in geenerlei opzicht
aansprakelijk voor eventueelc vermissing van zaken, in
het gehuurde opgeslagen;
e. de huursom wordt bij vooruitbetaling in een ter
mijn voldaan ten kantore van den dienst der gemeente
werken.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
16 (Agenda no. 17). Voorstel van Burgemeester
en Wethouders om te besluiten dat de gemeente zich
zal verweren tegen den eisch tot schadevergoeding,
ingesteld tegen de gemeente door H. A. Bultman te
Heemstede, wegens beweerde bemiddeling bij het sluiten
van eene gemeentelijke geldleening.
Dit voorstel luidt als volgt:
De gemeente is in den persoon van den burgemeester
ten verzoeke van H. A. Bultman, kassier te Heemstede,
13 Juli j.l. gedagvaard om zich door de arrondissements
rechtbank alhier te hooren veroordeelen tot de betaling
van een som van 20,000.wegens provisie, die ge
noemde heer Bultman wegens zijne bemiddeling, voor
de plaatsing in 1920 van de geldleening der gemeente
bij de Rijksverzekeringsbank aan den wethouder van
Financiën verleend, van de gemeente meent te vorderen
te hebben. Bij een dergelijken eisch, eerst tegen den
wethouder ingesteld, is de eischer onontvankelijk ver
klaard, zoodat er alle aanleiding is zich in deze proce
dure te weer te stellen. De raadsman der gemeente, in
casu Mr. J. W. Tijsma, die ook den heer Berghuis van
rechtskundigen bijstand heeft gediend, adviseert dan
ook daartoe in zijn bij de stukken gevoegd schrijven,
dat wij hier niet verder in bespreking brengen en naar
den inhoud waarvan wij U verwijzen.
Wij stellen U voor te besluiten dat de gemeente zich
verwere en c.q. in hoogere instanties eischende of ver
werende optrede inzake den eisch namens H. A. Bult
man, kassier te Heemstede, tegen de gemeente bij dag
vaarding van 13 Juli j.l. ingesteld.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer De Vos is het er volkomen mee eens, als hij
de stukken inziet, dat er geen sprake van zal zijn, dat
de heer Bultman deze zaak winnen zal. Maar heelemaal
duidelijk is hem de zaak eigenlijk niet. In de raads-
agenda wordt gesproken van een „beweerde bemidde
ling" door Bultman en in den raadsbrief zelf zeggen
Burgemeester en Wethouders dat hij een vordering meent
te hebben op de gemeente. Spreker begrijpt de zaak niet
best. Hij zou willen vragen: Is Bultman inderdaad be
hulpzaam geweest bij het plaatsen van de leening? Zoo
ja, waarom was dit dan noodig? En verder: Is de ge
vraagde hulp een gevolg geweest van een besluit van
Burgemeester en Wethouders?
De Voorzitter: Ik kan daar kort op antwoorden, dat
Burgemeester en Wethouders absoluut de hulp van
Bultman ontkennen.
De heer De Vos: Hoe komt Bultman er dan toe om
een vergoeding van 1 van de leening van 2 millioen
te eischen, als hij met de heele zaak niets heeft te
maken?
De Voorzitter: Dat hebben wij ook tegen elkaar
gezegd.
De heer De Boer: Dat moet U aan Bultman vragen.
De heer De Vos: Dit is een kwestie, die wij, naar ik
meen, wel in het openbaar ter sprake mogen brengen.
De raadsbrief is ter kennis van het publiek gebracht en
onwillekeurig zal er worden gevraagd: Hoe is 't mogelijk
dat die vordering wordt gedaan? Bultman zal dat toch
niet zoo maar probeeren?
De Voorzitter: De heer Bultman heeft een onderhoud
gehad met den heer Berghuis en meent op grond van
dat onderhoud 1 te kunnen vorderen.
De heer Berghuis (wethouder)Ik kan in 't kort wel
nader toelichten dat ik ook persoonlijk ben aange
sproken en dat de heer Bujtman toen niet ontvankelijk
is verklaard. Nu probeert hij 't nog met Burgemeester
en Wethouders. Maar Burgemeester en Wethouders
weten er niets van. Als wij ons niet verzetten, dan
moeten wij betalen. Dus moeten wij ons verzetten.
De heer De Vos: Er is natuurlijk geen kwestie van,
de gemeente móet zich verzetten tegen deze vordering.
Maar dit is in ieder geval toch gek. Ik voel dat er iets
besproken is tusschen beide partijen, er moet iets ge
beurd zijn.
De heer Berghuis (wethouder)Over deze leening
niet.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 Augustus 1922.
227
De heer De Vos: Over deze leening niet. Dus, alles
wat Bultman beweert, zuigt hij uit zijn duim?
De heer Berghuis (wethouder): Ja, dat is uit den
duim gezogen. Bij 't vorige proces heb ik mij bereid
verklaard den eed af te leggen en toen heeft Bultman
dit niet toegewezen gekregen, en is hij niet ont
vankelijk verklaard door de Rechtbank.
De heer Zandstra: Ik weet niet, ik mag het misschien
niet goed kunnen zeggen, maar mij dunkt toch dat deze
zaak bedenkelijk wordt. Wij zitten hier niet in, maar ik
zou zeggen dat deze eisch onverklaarbaar is. Als Bult
man niets met de gemeente te maken heeft en de ge
meente niets met Bultman, dan zou ik zeggen dit is een
poging tot oplichting.
De heer Berghuis (wethouder): Dat scheelt ook niet
veel.
De heer Zandstra: Dan moet hij vervolgd worden.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
17 (Agenda no. 18). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot het verleenen van een crediet voor de
verbetering van de Boomsbrug enz.
Dit voorstel luidt als volgt:
Van de N. V. Koopmans' Meelfabriek en Grutterij is
d.d. 7 April 1.1. door Burgemeester en Wethouders het
verzoek ontvangen voor het berijden met vrachtauto's
van de Boomsbrug eenzelfde belasting dier brug toe te
staan als voor de Vlietsterbrug, of, mocht dit niet mo
gelijk zijn, de eerste zooveel te versterken dat de draag
kracht voor beide bruggen gelijk wordt. Dit verzoek is
een gevolg van ons bezwaar om de vennootschap ont
heffing te verleenen van het voorschrift van art. 21 bis
van het Algemeen Politiebesluit om de Boomsbrug te
berijden met een auto zwaarder dan 1500 K.G. (eigen
gewicht), daar door deskundigen het gewicht der
vrachtauto, ten behoeve waarvan het verzoek werd ge
daan, werd geschat op ten minste 2400 K.G. De direc
teur der gemeentewerken schrijft in zijn advies d.d.
21 Juli no. 973, dat hierbij wordt overgelegd, dat zonder
versterking het niet mogelijk is de belasting van de
Boomsbrug gelijk te stellen aan die van de Vlietsterbrug,
die 3000 K.G. bedraagt; de kosten van versterking be
rekent hij op 2550.—.
Het kwam ons daarom billijk voor, dat, waar dit werk
in hoofdzaak zou worden uitgevoerd ten behoeve van
vermelde vennootschap, deze een gedeelte der kosten
voor hare rekening zou nemen. In gemeenschappelijk
overleg, dat schriftelijk door den directeur der naam-
looze vennootschap bevestigd is, is het gedeelte der
kosten, welke deze bij de versterking der brug zou be
talen, gesteld op i/3, tot een maximum van 1000.
het onderhoud blijft voor rekening van de gemeente.
Waar de versterking van deze brug in het algemeen voor
het vrachtvervoer eene verbetering beteekent te
zware auto's moeten nu dikwijls een belangrijken omweg
nemen hebben wij de eer U, met verwijzing naar het
bovenstaande, voor te stellen te besluiten Burgemeester
en Wethouders een crediet te verleenen van 2550.
voor het versterken der Boomsbrug en daartegenover de
toezegging der N.V. Koopmans' Meelfabriek en Grutterij,
gedaan bij schrijven van 2 Augustus 1.1., om in de kosten
een gedeelte te dragen, te aanvaarden.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
18 (Agenda no. 19). Prae-advies van Burgemeester
en Wethouders op het adres van het bestuur der ver-
eeniging tot stichting enz. van Christelijke Kweek
scholen betreffende verstrekking van gelden voor aan
schaffing van nieuwe schoolmeubelen.
Dit prae-advies luidt als volgt:
Namens het bestuur van de Vereeniging tot stichting
en instandhouding van een of meer kweekscholen ter
opleiding van onderwijzers en onderwijzeressen aan
Christelijke scholen, gevestigd te Leeuwarden, vroeg
het schoolhoofd ingevolge artikel 72, le lid, der Lager
Onderwijswet 1920 voor de uitbreiding, gevolg van het
instellen van een 7e leerjaar, bij een tot Burgemeester
en Wethouders gericht schrijven van 14 Maart 1.1. een
bedrag voor schoolmeubelen ad600.
leerboeken en andere schoolbehoeften 400.
1000.—
Ten aanzien van deze aanvrage zijn toepasselijk de
volgende bepalingen:
artikel 72, le lid: de aanvrage van de benoodigde
gelden voor de verandering van de inrichting eener be
staande bijzondere school wordt tot den Raad gericht;
artikel 73, 3e lid: bij de aanvrage worden de redenen
tot de verandering vermeld;
artikel 74, le lid, c de stichtings- of verbouwings-
kosten omvatten de kosten van eerste inrichting, met
inbegrip van de schoolmeubelen.
(Deze kosten zijn wel te onderscheiden van de jaar-
lijksche exploitatiekosten, die de gemeente krachtens
artikel 101, 5e lid, juncto artikel 55 ook aan het bijzonder
onderwijs vergoedt. Hier zijn die van het aanschaffen
van de schoolmeubelen nadrukkelijk uitgezonderd).
De aanvrage kon o. i. op grond van de aangehaalde
bepalingen uit de artt. 7274 niet worden toegewezen
en thans doet het bestuur formeel hetzelfde verzoek aan
U. Dit is om prae-advies in onze handen gesteld.
Het bestuur is daarbij in zijn terminologie uitvoeriger
en duidelijker dan het schoolhoofd. Het blijkt dat de
bedoelde school is die aan de Margaretha de Heerstraat
no. 2. Volgens het adres is door de invoering van het
7e leerjaar het aantal klassen gebracht van 9 op 10.
Doordat het 9e leerjaar dit jaar niet veel leerlingen telt,
heeft het bestuur, in overleg met den heer Inspecteur
van het lager onderwijs, voorloopig afgezien van het
aanvragen van een nieuw lokaal, doch voor dit jaar in
de behoefte aan een tiende leslokaal voorzien, door een
lokaaltje, dat tot nog toe dienst deed als bergplaats
voor leermiddelen, in te richten als lokaal voor de kleine
9e klas. Door deze uitbreiding waren echter noodig 15
nieuwe banken en eenig ander meubilair, alsmede
nieuwe leer- en leesboekjes voor het nieuwe 7e leerjaar.
Het bestuur meent, dat het deze kosten van de gemeente
kan vergoed krijgen, op grond van artikel 72, le lid,
der wet op het lager onderwijs, omdat het hier betreft
uitbreiding en verandering van inrichting eener bijzon
dere lagere school, waarvan in dit artikel sprake is en
dat de vergoeding der benoodigde gelden voor deze
uitbreiding niet valt onder die der exploitatiekosten,
waarvan in artikel 101 der wet op het lager onderwijs
sprake is.
Het bestuur richt zich daarom bij dezen tot den Raad
der gemeente Leeuwarden met de aanvrage, om ten be
hoeve der Leerschool de voor deze verandering vah
inrichting benoodigde gelden te ontvangen.
Uit de woorden van het le lid c van art. 74, hier
boven aangehaald: verbouwingskostenen „eerste in
richting", evenals uit de bepaling van art. 73, 3e lid,
dat er evenzeer van uitgaat dat „verandering van in
richting" alleen met verbouwing moet gepaard gaan
(zie 2e zinsnede van dat lid), blijkt duidelijk dat in het
bedoelde geval de aanvrage voor de schoolmeubelen
niet moet worden toegestaan, terwijl die voor de leer
middelen evenmin steun vindt in de wet.