232 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 Augustus 1922. 866, aan Burgemeester en Wethouders een crediet toe te staan van 3540. De beraadslagingen worden geopend. De heer O. F. de Vries (wethouder) kan zich niet geheel met het voorstel van de meerderheid van Bur gemeester en Wethouders omtrent deze verandering vereenigen, vooral, omdat hij vindt dat het hier voor een openbaar speelterrein niet de geschikte plaats is. Men heeft hier een vrij druk entree van een belangrijke stads wijk. En omdat er een openbaar speelterrein moet wezen, wordt het afgesloten deel van school 11 heel klein. Spreker zou de verandering graag zoo tot stand brengen, dat het openbaar speelterrein vervalt, de heu vel eenigszins wordt veranderd en het afgesloten speel terrein iets vergroot. Overigens zullen allen het hier in den Raad er wel mee eens zijn dat de toestand daar noodig moet worden veranderd. Maar spreker gelooft toch dat, wan neer de zaak zoo onder de oogen wordt gezien en uit gevoerd, zooals hij zich denkt, men dan een beter geheel krijgt dan met het voorstel van de meerderheid van Burgemeester en Wethouders. De Voorzitter wil opmerken dat dit voorstel van Bur gemeester en Wethouders in een vergadering van het college is aangenomen, waar de heer De Vries niet legenwoordig was en spreker persoonlijk ook niet. Het is echter hoofdzakelijk dat de Raad nu dit crediet wil verleenen. Zooals de heer De Vries zegt: de toestand die daar op 't oogenblik is, kan niet blijven bestaan. Of nu het hek zal blijven of niet, is niet een kwestie die direct moet worden uitgemaakt. Spreker zou daarom willen voorstellen in het algemeen het crediet te ver leenen en Burgemeester en Wethouders te machtigen dat zij niet te streng aan dit hier omschreven voorstel behoeven vast te houden. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders, met inachtneming van de opmerking van den Voorzitter. 25 (Agenda no. 25). Voorstel van Burgemeester en Wethouders om in voorkomende gevallen gratis schoollokalen in gebruik af te staan ten behoeve van het onderwijs aan bijzondere scholen in deze gemeente. Dit voorstel luidt als volgt: Onder overlegging van de betrekkelijke stukken hebben wij de eer U mede te deelen, dat door ons met ingang van 1 Mei 1922 tot wederopzeggens toe, uiter lijk tot 1 Juli d.a.v., aan het bestuur der vereeniging tot stichting en instandhouding van een of meer kweek scholen ter opleiding van onderwijzers en onderwijze ressen aan Christelijke scholen voor het geven van gymnastieklessen aan de leerlingen van de leerschool der Christelijke kweekschool alhier in mede-gebruik werd afgestaan het gymnastieklokaal van de gemeente scholen nos. 6a en 6b, zulks ingevolge de verordening, regelende het gebruik van schoollokalen voor parti culiere lessen (gemeenteblad no. 8 van 1908) en dien tengevolge tegen de volgens art. 1 der verordening op de heffing en invordering van eene vergoeding voor zoodanig gebruik (gemeentebladen no. 11 van 1908 en no. 12 van 1920) verschuldigde vergoeding. Bij schrijven van 20 Juli, dat hierbij mede wordt aangetroffen, bericht bedoeld bestuur zijn ingenomen heid met het mede-gebruik van dat lokaal, maar meent dat de voorwaarden, waaronder het gebruik is toege staan, minder gunstig zijn, omdat het eene vergoeding van ongeveer 350.'s jaars zal hebben te betalen volgens de bovenaangehaalde heffingsverordening. Het bestuur verzoekt dan ook maatregelen te treffen dat bedoeld lokaal gratis in gebruik kan worden afgestaan, omdat het meent, afgezien nog van de vraag of het in dit geval wel particuliere lessen zijn, dat gemeld bedrag met het oog op de exploitatiekosten der Leerschool te bezwarend zijn. Naar aanleiding van de opmerking van het bestuur of in dit geval wel van particuliere lessen kan worden gesproken en waarmede dus zou samenhangen het al of niet toepasselijk verklaren van de verordening op het gebruik van schoollokalen voor zulke lessen, deelen wij U mede dat die verordening in de praktijk zoodanig wordt toegepast, dat daaronder ook worden gerekend te behooren verzoeken om gebruikmaking van lokalen door besturen van vereenigingen of corporaties. In dit geval, dat daarmede oorspronkelijk analoog gedacht was, werd dus ook eene dienovereenkomstige beschik king genomen. Wij moeten echter bij nadere overweging toestemmen, dat, nu de verhouding tusschen het bij zonder en het openbaar onderwijs bij de nieuwe Lager Onderwijswet een geheel andere is geworden wij wijzen in dit verband alleen maar op het feit van het indien althans aan bepaalde daarvoor gestelde eischen wordt voldaan, ter beschikking stellen van schoolge bouwen of gelden voor den bouw daarvan het ge- wenscht mag worden geacht in dit geval en dientenge volge ook in het vervolg bij soortgelijke gevallen be doelde verordening niet van toepassing te verklaren, maar de lokalen gratis in gebruik af te staan. Het wil ons voorkomen dat de bij de totstandkoming van de nieuwe Lager Onderwijwet vooropgezette bedoeling van gelijkstelling tusschen het bijzonder en het openbaar onderwijs hiermede tevens gediend wordt. Daar het niet onmogelijk schijnt, dat nog meer der gelijke verzoeken in de toekomst worden gedaan, schijnt het gewenscht van Uwe Vergadering eene mach tiging te ontvangen om dienovereenkomstig te handelen. Een spoediger afdoening van de betrekkelijke verzoeken is daarvan dan tevens het gevolg. Wij hebben derhalve de eer U voor te stellen te be sluiten: Burgemeester en Wethouders te machtigen lokalen van openbare lagere scholen, in gevallen te hunner be oordeeling, in gratis gebruik af te staan ten behoeve van het onderwijs aan bijzondere scholen in deze gemeente. De beraadslagingen worden geopend. De heer De Boer: Ik heb eigenlijk dit stuk niet goed begrepen, n.l. of hier een bepaald voorstel is voor een bepaalde school of dat het gaat om een algemeene machtiging aan Burgemeester en Wethouders voor alle gevallen, die kunnen voorkomen. Als dat het geval is, zou ik willen zeggen dat ik er niet voor kan voelen dat er een algemeene machtiging verleend wordt. Het lijkt mij beter toe dat de Raad weet welke weg hierbij wordt gevolgd en in welke gevallen aan aanvragen wordt vol daan. Wordt er een algemeene machtiging gegeven, dan hooren wij er later nooit meer iets van wat gebeurt en wat niet. De heer Tulp (wethouder)Dat bezwaar van den heer De Boer, om een algemeene machtiging te ver leenen, kan niet zoo groot zijn, als Burgemeester en Wethouders, wanneer zij aan de eene of andere bijzon dere school een gymnastieklokaal in gebruik geven, dat den Raad mededeelen. Het is niet te doen om den Raad hier buiten te houden. Maar wanneer van de eene of andere bijzondere school een zekere huur wordt ge vraagd voor gebruik van een lokaal, dan vindt de ge meente die huur toch het volgend jaar weer terug in de exploitatierekening der school en moet zij het geld Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 Augustus 1922. 233 dus terug betalen. De berekening van huur is dus te vergeefs. Hier wordt het gymnastieklokaal van school 6 in gebruik afgestaan, maar het is te gek om daarvan huur te vragen, omdat men die huur het volgend jaar toch weer terug moet betalen als exploitatiekosten. Hier staat ook dat de lokalen „ten behoeve van de bijzondere scholen" zullen worden afgestaan. Burgemeester en Wethouders willen wel altijd aan den Raad meedeelen als er vergunning is verleend. De heer De Boer: De wethouder van Onderwijs heeft mij niet goed begrepen. Ik maak geen bezwaar tegen deze regeling, dat het niet meer zoo gebeurt, dat eerst den bijzonderen scholen huur in rekening wordt gebracht en de gemeente daarna die huur weer moet terug be talen. Dat zou inderdaad te gek zijn. Maar ik zou het op prijs stellen, dat de gevallen komen onder de oogen van den gemeenteraad en dat de Raad besluit of het gebeuren zal, ja of neen. De beraadslagingen worden gesloten. Tijdens de stemming verzoekt de heer Zandstra zijn stem te mogen verklaren. De Voorzitter: Dat is wel wat laat. De heer Zandstra: Ja, maar 't gaat ook allemaal zoo vlug. De Voorzitter: Stemt U nu eerst maar. De heer Zandstra: Ik ben vóór het voorstel. Maar daar komt achteraan, datgene wat de heer De Boer voorstelt. Daar ben ik ook vóór en dat is hier niet in begrepen. De Voorzitter: We zullen er aanteekening van houden in de notulen. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met 15 tegen 4 stemmen aangenomen. Vóór stemmen de heeren Visser, Van der Werff, Dijkstra, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Zandstra, Van Weideren baron Rengers, Tulp, Lauten- bach, Fransen, O. F. de Vries, IJ. de Vries, De Vos, Muller, Jansen en Westra. Tegen stemmen: de heeren Tiemersma, Koopal, M. Molenaar en De Boer. 26 (Agenda no. 26). Amendement van den heer Koopal op art. 2, 7e lid, der verordening op den Dienst der Arbeidsbemiddeling en Werkloosheidsverzekering (bijlage no. 28). Een nader schrijven van Burgemeester en Wethou ders luidt als volgt: In Uwe vergadering van 25 Juli 1.1. is aangehouden de vaststelling van het 7e lid van artikel 2 der veror dening op den dienst der Arbeidsbemiddeling en Werk loosheidsverzekering (bijlage no. 28), met het oog op een amendement van den heer Koopal om de benoeming ook der leden, evenals die van den voorzitter en den plaatsvervangenden voorzitter, aan den Raad en niet, zooals in het ontwerp was opgenomen, aan Burge meester en Wethouders op te dragen. Wij stellen op den voorgrond dat het, wat ons betreft, geheel hetzelfde is bij welk college deze benoeming berust. Maar wij hebben duidelijk in ons voorstel van 27 October 1921 (bijlage no. 53), dat wij nog eens ter visie leggen, uiteengezet waarom de voorkeur moest worden gegeven aan een benoeming door Burgemeester en Wethouders. Wij hebben daar niet veel aan toe te voegen. Inderdaad heeft de commissie tweeërlei taak. Waar zij medewerkt aan de uitvoering van het van Rijkswege vastgestelde werkloosheidsbesluit, verleent zij bijstand aan Burgemeester en Wethouders, die hier uitsluitend optreden als uitvoerders van een hoogere regeling, in welker uitvoering artikel 126 der Gemeente wet den Raad niet kent. Het ware dus miskenning van dit voorschrift den Raad invloed te doen uitoefenen op degenen, die Burgemeester en Wethouders zich hier tot hun adviseurs kiezen en zij zien daarom het artikel liever behouden zooals het is voorgedragen en zooals de Raad het ten vorigen jare op dit punt ook met alge meene stemmen heeft vastgesteld. De voorsteller van het amendement beriep zich bij de mondelinge toelich ting nog op de andere gemeentelijke commissies, die ook alle door den Raad zouden worden samengesteld. Wij wijzen echter op die voor de andere beurs, de beurs- en waagcommissie, wier leden eveneens door ons college worden benoemd. Wij zouden er dus prijs op stellen om het eenmaal aangenomen stelsel, dat ons wettelijk het best verde digbaar lijkt, niet te verlaten en geven U alzoo in over weging, als de voorsteller hierna zijn amendement mocht blijven handhaven, dit te venverpen. De beraadslagingen worden geopend. De heer Koopal: Het is mij bij nader onderzoek ge bleken, dat deze kwestie reeds eerder in den Raad is uitgemaakt. En waar het hier niet zoo'n principieele kwestie is, trek ik mijn amendement terug. De Voorzitter: Dus, U trekt Uw amendement op art. 2, 7e lid, in? De heer Koopal: Ja. De beraadslagingen worden gesloten. Artikel 2, 7e lid, van de Verordening op den dienst der Arbeidsbemiddeling en der Werkloosheidsverzeke ring wordt onveranderd vastgesteld, waarna de geheele verordening wordt vastgesteld. 27 (Agenda no. 27). Vragen van den heer K. de Boer betreffende het Lager Onderwijs in de gemeente. De interpellatie wordt geopend. De Voorzitter vraagt of de heer De Boer zijn vragen ook wenscht toe te lichten. De heer De Boer: Ik geloof niet dat dit noodig is. De heer Tulp (wethouder) bantwoordt de vragen. De eerste vraag luidt: Zijn Burgemeester en Wet houders thans in staat aan den Raad over te leggen een overzicht van de benoodigde schoolruimte en de wijze hoe daarin voorzien zal worden? Antwoord: Ja, Burgemeester en Wethouders zijn op 't oogenblik in staat dit mede te deelen. Zooals de leden in portefeuille 1 (mededeelingen) hebben kunnen zien, heeft een bijzondere schoolvereeniging schoolruimte aangevraagd. Als eventueel die school doorgaat, worden de scholen 2 en 3 voor ruim de helft ontvolkt. Dan blijft er over een school om zelf te gebruiken en er komt een school vrij. Daarin kunnen dan de leerlingen van school 10c, gevestigd in de Bagijnestraat, worden geplaatst. De noodzakelijkheid van den bouw van een nieuw gebouw voor de gemeentelijke H. B. S. treedt hoe langer hoe meer naar voren. Wanneer de Raad besluit een nieuwe H. B. S. te bouwen, dan kunnen de kinderen van school 9 worden geplaatst in school 12. De kinderen van het 7e leerjaar zijn reeds allen ondergebracht, zoodat dan de gemeente voorloopig geen behoefte meer heeft aan ruimte voor de kinderen van het openbaar lager onderwijs. Die kinderen zijn dan allen onderdak. En ik

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1922 | | pagina 7