236 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 Augustus 1922. onjuist is. Maar indien zij juist is, dan zullen wij inder daad onder de oogen moeten zien wat er gebeuren moet en wat er niet gebeuren moet. Mijn fractie kan althans met dezen gang van zaken niet accoord gaan. De heer M. Molenaar wil nog even de aandacht ves tigen op de tweede vraag van den heer De Boer be treffende de schoolruimte. De wethouder antwoordde dat, indien de neutrale school doorgaat, er dan misschien een van de scholen 2 of 3 ontvolkt wordt en beschikbaar komt. Maar de wethouder zegt „indien", het is dus hee- lemaal nog niet zeker. En indien het wèl doorgaat, dan worden die kinderen voor de neutrale school er toch maar niet uitgehaald en op straat gezet? Die moeten toch ook onderdak hebben? Men moet toch voor de bijzondere neutrale school ruimte hebben en waar wil j men die vinden? Er is hier ook gesproken over even- tueelen bouw van een nieuwe H. B. S. met 3-jarigen cursus, welke dan in de eerste plaats zou komen voor de in school 12 gevestigde H B. S. Moet spreker daaruit begrijpen dat die plannen al in voorbereiding zijn? En zoo ja, hoever zijn ze dan gevorderd? De heer Muller wil nog een vraag stellen, die de heer De Boer zeer waarschijnlijk heeft vergeten. Is het de bedoeling van den wethouder van Onderwijs dat de school in de Bagijnestraat zoo lang wordt gebruikt tot er ruimte is? Spreker veronderstelt dat, als men daarop zai wachten, het dan nog wel even zal duren, dat men dan het volgend jaar wel zal zijn ingetreden. Zou de Wethouder van Onderwijs nu kunnen meedeelen hoe de bovenste lokalen in den winter verwarmd worden? Of denkt hij er voor den winter af te zijn? De heer Tulp (wethouder) antwoordt op de vraag van den heer De Boer omtrent de toelating op 1 Sep tember, dat alle kinderen zijn geplaatst. Op den 5en Maandag na den Iaatsten Zaterdag in Juli beginnen de scholen weer, behalve de scholen 2 en 3 en \Aa en 14/). Dan zijn alle kinderen geplaatst met een maximum van 32 leerlingen per klas. Er is een heele groote aangifte geweest voor het le leerjaar; men kon de kinderen niet bergen in de bestaande schoollokalen, waarom Burge meester en Wethouders hebben besloten een nieuwe eerste klas te formeeren. Er bleven echter nog een 10 of 11 kinderen over en deze worden nu verdeeld over 23 klassen. Er zullen dus enkele scholen zijn waar de eerste klas 33 leerlingen telt. Maar men zal toch wel niet verlangen dat men om die 10 of 11 kinderen nog een nieuwe klas gaat inrichten. De heer De Boer heeft zeer uitgebreid gesproken over school 10c. Spreker is het er volkomen mee eens dat het geen ideale school is, maar hij zegt nog eens dat men met al die bezwaren had moeten komen, toen het crediet is aangevraagd. En al had spreker plannen ge maakt tot bouw van een nieuwe school, dan nog had men kunnen weten dat die binnen 't jaar niet klaar is. Men had bij het toestaan van het crediet al moeten weten dat dit een noodtoestand voor een jaar is. Dat wist men vooruit. Komt het college nu met plannen voor nieuwen schoolbouw dan duurt het toch nog licht een jaar voor de school klaar is. Spreker heeft zooeven al gezegd dat hij zal trachten den inspecteur te bewegen goed te keu ren dat de kinderen naar andere gebouwen worden over gebracht. Maar de inspecteur is op dit punt niet gemak kelijk. Spreker hoopt echter dat de inspecteur nog zal goedkeuren dat de kinderen naar school 14 en het gym nasium worden overgebracht. Van de 5 lokalen, die in school 14 nog beschikbaar waren, is nu reeds een in beslag genomen voor een parallelklasse van de eerste klas, zoodat er nog 4 klassen overblijven. Men vergeet echter al te veel dat men thans zit in een overgangsperiode. Het gaat absoluut niet gemakkelijk om de zaak goed voor elkaar te krijgen; dat gaat met heel veel zorgen en moeite gepaard. Het is op 't oogen- blik ontzettend onrustig in de onderwijswereld. De heer De Boer spreekt dat hij zich niets aantrekt van de nieuwe onderwijswet. Maar dat doet spreker wèl. Hij kan thans niet zeggen: ik bouw dure scholen. Dat zou een absoluut verkeerde politiek zijn. Wat betreft de opmerking van het leerpan van de scholen 2 en 3, het leerplan behoort tot de competentie van Burgemeester en Wethouders. Als zij het oude leerplan van die scholen voorloopig voor dit jaar wen- schen te handhaven, als hun dat voorloopig gewenscht voorkomt, dan hebben Burgemeester en Wethouders het recht daartoe, of dat dan den heer De Boer sympathiek is of niet. Het leerplan behoort uitsluitend tot de com petentie van Burgemeester en Wethouders. De heer De Boer heeft het over bezuiniging gehad en heeft daarbij de aardigheid gehad te vertellen van die cahiers. Maar dat is absoluut niet waar; er is altijd ge geven als er behoefte was, er is altijd gezegd: geeft, die noodig zijn, maar geef nu 100 en niet 500. Het is nu een overgangsperiode, dus volgt nu den zuinigen weg, opdat later voldoende verstrekt kan worden. Maar tekort was er niet. Wat de onderwijzers zeggen, laat spreker koud. Het is niet zoo; spreker heeft altijd gezorgd, dat er voldoende leermiddelen waren. Maar men vroeg soms ook wel eens te veel aan en dan was spreker zoo vrij er een stokje voor te steken. Het is absoluut niet waar dat de scholen 7 maanden zonder leermiddelen hebben gezeten. Er is echter gezegd om in de periode van Mei tot Juli, waarin nog niet met het nieuwe leerplan werd begonnen, wat te herhalen en zich tevreden te stellen met de leermiddelen die men had. De bewering over de kwaliteit is ook niet waar. Het is absoluut niet waar dat de cahiers van de laatste partij van slechte kwaliteit waren. Toen die cahiers waren gekocht, is ook door een hoofd de opmerking gemaakt, dat de cahiers niet goed waren. Die opmerking kwam van school 9, van den heer De Haan. Spreker heeft toen dat hoofd bezocht en gezegd: U hebt geprutteld over de kwaliteit der cahiers, mag ik ze eens kijken? Spreker heeft ze toen met den heer De Haan onderzocht, waarop deze toegaf: 't Valt toch erg mee, de kwaliteit is goed. Die bewering is dus absoluut niet waar. De heer Molenaar heeft gevraagd, waar, als de bij zondere school doorgaat, die kinderen dan heen moeten. Dat is echter een kwestie van later zorg. De heer M. Molenaar: Pardon, men kan ze toch niet op straat zetten? De heer Tulp (wethouder) zegt dat buiten deze par ticuliere vereeniging nog een vereeniging een school komt vragen. Maar zoolang de gemeente geen lokalen heeft, moet men zich tevreden stellen met den bestaan- den toestand. Men zal de kinderen zoo lang op de be staande scholen moeten houden. Den heer Muller kan spreker antwoorden, dat hij, zooals gezegd, pogingen zal aanwenden om de kinderen in een ander gebouw te krijgen. Hij kan echter absoluut niet bepalen, hoe lang dat nog zal duren. Maar hij zal daarmee altijd wel moeten wachten tot half September. De inspecteur is n.l. tot dien tijd aan 't examineeren en is alleen 's Zondags hier, op welken dag spreker hem niet wil storen. Dan zal spreker echter trachten zoo gauw mogelijk verandering te brengen. Mocht de toestand echter zoo blijven, dan weet hij geen beter raad dan dat men in de school met kachels gaat stoken. Hij wil niet ontkennen dat de toestand aan school 10c niet ideaal is, ook niet ten opzichte van het brandgevaar. Maar dat zijn allemaal dingen die vóór dien tijd hadden moeten worden besproken. De heer De Boer had dat alles vóór dien tijd moeten bedenken. Maar nu de school is inge richt, komt hij met allerlei bezwaren. Het is nu echter even goed voor zijn verantwoording als voor die van Burgemeester en Wethouders. De heer Muller: Maar kan daar boven wel gestookt worden? Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 Augustus 1922. 237 De heer Tulp (wethouder): Anders wordt dat kunnen wel gemaakt. De heer Lautenbach heeft van den heer De Boer ge hoord dat 't zenden van de kinderen door de ouders naar de school in de Bagijnestraat een misdaad zou wezen, dat er groot gevaar voor de kinderen is bij brand, enz. Spreker houdt er niet van om iemand onaan genaam te wezen, maar hij zou nu toch tot den wet houder willen zeggen: Geeft eens wat betere koffie, is het zoo of is het niet zoo? De heer Tulp (wethouder) vindt het niet zoo als de heer De Boer het schildert, hij vindt diens woorden over dreven. Spreker heeft den toestand daar met den inspec teur ook bezien. De trap is wel smal; komt er brand, dan is het er wel een onaangename en gevaarlijke toe stand. Maar spreker doet zijn best. Als hij echter niet heeft, kan hij niet geven. Er is geen andere schoolruimte. De heer M. Molenaar heeft er zoopas al op gewezen dat naar zijn meening van ontvolking van de scholen 2 en 3 geen sprake zal zijn, ook al gaat de neutrale school door. De wethouder tracht den Raad wel blij te maken met de mogelijkheid van die ontvolking, maar daar is geen sprake van. De wethouder komt ook zelf al tot die conclusie. Hij zegt: al gaat de neutrale school door, toch zal de bestaande toestand wel blijven. Dus blijven ook de scholen 2 en 3 bevolkt. Maar dan is er ook geen sprake van dat de kinderen van school 10c daar naar toe kunnen. Overigens is spreker het roerend met den heer De Boer eens; de toestand aan school 10c is onhoudbaar. Hij kan het ook niet minder scherp uitdrukken dan dat het misdadig is de kinderen daarheen te zenden. Als sprekers kind er heen moest, hield hij het thuis. De Raad wist van te voren niet hoe de verbouwing van die school zou plaats hebben. Wat de leden thans weten, dat de uitgang zoo nauw is, de ruimte voor het opbergen der kleeren zoo klein en dat, als de kinderen als zij probeeren op de afschutting langs het trapgat te klimmen, kans hebben om een 20 M. naar beneden te vallen, dat wisten zij vóór de verbouwing niet. Dat' is hun nu pas gebleken. Ten slotte merkt spreker op dat hij nog geen antwoord heeft gekregen op zijn vraag omtrent de plannen van de nieuwe H. B. S. De heer De Boer moet nog even een paar dingen be spreken. Het eene is dat hij uit de woorden van den wethouder moet afleiden dat de Raad van hem geen schriftelijke gegevens kan krijgen van den toestand van het onderwijs in deze gemeente, waaruit men zou kun nen zien hoeveel kinderen er in 1922 op school zullen gaan en hoe de kinderen over de klassen en de klassen over de scholen zullen worden verdeeld. In de tweede plaats wordt door den wethouder van Onderwijs gezegd dat het leerplan behoort tot de com petentie van Burgemeester en Wethouders. Maar de wethouder van Onderwijs bedoelt daarmee iets geheel anders dan wat hier besproken wordt. Er is in den Raad besloten dat er één leerplan voor alle scholen zou gel den; hoe dat leerplan tot stand komt, schrijft de wet in onderdeden voor. Dat is niet een kwestie van Bur gemeester en Wethouders alleen, maar dat is ook een kwestie van overleg met de onderwijzers enz. Dat Bur gemeester en Wethouders van het besluit van den Raad zijn afgeweken en op de scholen 2 en 3 het oude leerplan laten voortbestaan, is naar sprekers meening in strijd met het voorstel, dat door Burgemeester en Wethouders zelf is gedaan en dat hier is aangenomen. Ten slotte, aldus spreker, speelt de wethouder van Onderwijs een eigenaardige troef uit in verband met school 10c. Hij heeft gezegd dat wij met deze bezwaren hadden moeten komen, toen de kwestie in April in den Raad is behandeld geworden. Wij zijn toen echter met die bezwaren gekomen, wij hebben die bezwaren toen ontwikkeld. En dan wil ik er nog dit aan toevoegen dat wij èn in 1920 èn in 1921 bij de behandeling der be grootingen én in 1922 bij de bespreking van deze nood- lokalen hebben aangedrongen, zelfs hebben voorgesteld, om tot bouw van nieuwe scholen over te gaan, opdat er voldoende schoolruimte zou zijn. Wij hebben dus inder daad het recht, waar door Burgemeester en Wethouders niets is gedaan om schoolruimte te stichten, terwijl zij toch de gegevens, die wij hebben, ook kunnen hebben, om, met het oog op wat wij hebben voorgesteld en gedaan, den toestand, die op dit oogenblik aan school 10c heerscht, in de scherpste bewoordingen af te keuren. Wij zijn niet verantwoordelijk voor dien toestand. Zooals de heer Molenaar al terecht heeft gezegd, konden de raadsleden niet precies in onderdeelen weten op welke wijze de verbouw zou plaats hebben. Ik had mij niet voorgesteld dat er een toestand zou komen zooals er nu is. De wethouder zegt in zijn antwoord dat er wèl gestookt kan worden, maar ik zeg: neen, er kan niet worden gestookt. Er is in 2 van de 4 lokalen maar een schoorsteen. Als de wethouder van Onderwijs dat vol doende acht en meent dat er ook onder die schoorstee- nen wel gestookt kan worden, dan geef ik hem gelijk. Maar er is ook geen plaatsruimte voor een kachel; de banken staan te dicht opeen en tegen den wand ge drongen, waardoor voor een kachel geen plaatsruimte meer is. Dat zijn 2 van de 4 lokalen. In de andere twee zal men het er dan zeker maar zonder doen, want daar is heelemaal geen stookgelegenheid. Met het oog op brand vind ik dat ook nog beter. De wethouder zegt nog dat de toestand daar niet niet zoo erg is. Maar ik herhaal dat, wanneer op de bene denste verdieping brand uitbrak, alle kinderen ten doode waren opgeschreven. Als de wethouder dan nog durft spreken dat de toestand daar „niet ideaal" is, wanneer is dan wel het gevaar op 't hoogst geklommen? Dan is ook alles hier in de gemeente mogelijk, als men dit durft laten voortbestaan. Maar wij moeten resultaten hebben. Een eerste eisch is dat deze school wordt ontruimd, dat voor de kinderen een andere en betere plaats wordt gevonden en dat er schoolruimte komt op de goede plaats. Daarom stel ik deze motie voor: „De Raad, van oordeel dat de toestand aan school 10c geen oogenblik mag worden bestendigd, noodigt Burgemeester en Wethouders uit voor deze kinderen andere plaatsing te zoeken en zoo spoedig mogelijk tot bouw van de benoodigde schoolruimte over te gaan". De heer IJ. de Vries zou behandeling van de motie nog 14 dagen willen uitstellen, opdat de raadsleden eerst zelf den toestand nog eens kunnen opnemen, voor zij behoeven te stemmen. Als de toestand is, zooals de heer De Boer dien schildert, dan is hij naar sprekers meening niet te handhaven. Maar als de wethouder met den inspecteur zegt dat het toelaatbaar is, dan klinkt dat weer heel anders. Spreker kan noch wil dan ook op 't oogenblik voor of tegen de motie stemmen. De heer Visser kan wat de heer IJ. de Vries naar voren brengt onderschrijven. Hij voelt ook dat men hier voor de moeilijkheid is geplaatst, dat men een besluit voor of tegen de motie moet nemen, terwijl men den toestand in de finesses niet kent. Wat is eigenlijk de bedoeling van de motie en wat wordt er mee bereikt? Immers niets. Wanneer men hier toezegging krijgt van het college van Burgemeester en Wethouders dat er met allen spoed wordt aangedrongen om den toestand in orde te maken, dat alle middelen worden te baat ge nomen die men te baat kan nemen, dan zou men toch zonder die motie ook wel tevreden kunnen zijn. Het is misschien een zwak van spreker, maar hij stemt niet

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1922 | | pagina 9