272 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 October 1922.
is gekomen, dat Burgemeester en Wethouders geld voor
het pand hebben gevraagd.
De heer Visser spreekt van restauratie van het huis.
Spreker weet niet of een van de raadsleden in het huis
is geweest; zoo ja, dan zal hij wel tot een heel andere
conclusie zijn gekomen. De heer Visser heeft geen be
drag genoemd, maar hij heeft toch wel laten uitkomen,
dat hij eigenlijk een hooger bedrag als huur wil hebben.
Maar spreker gelooft dat, als men het huis beziet, men
dan werkelijk tot de conclusie moet komen dat 416.
al een behoorlijke huur is.
Spreker stemt volkomen toe vooral met het oog
op den woningnood dat, als men het pand publiek
ging verhuren, men dan veel hooger zou komen. Maar
hij gelooft dat dit niet een goede politiek zou zijn; de
menschen zouden tenslotte tegen de klippen aan bieden,
alleen om maar onderdak te komen.
Gezien den toestand van het huis en de ouderwetsche
inrichting, zou spreker zeggen, dat een verhooging van
312.tot 416.nog al iets beteekent. Hij zou dan
ook aan het voorstel van het college willen vasthouden
en dus niet hooger willen gaan dan 416.Wat de
heer Visser restauratie noemt, kan men rekenen als ge-
woon onderhoud, vooral wat betreft de bovenverdieping.
De laatste bewoner heeft van die bovenverdieping een
atelier gemaakt en heeft daartoe een behangschot uit-
gesloopt. De toestand is nu weer hersteld en het huis
is opgeverfd; dat is de heele restauratie, die gebeurd is.
De heer Visser heeft niet gezegd dat de koopsom
15,000.was, hij heeft alleen de vraag gesteld of
het waar was, wat in het ingezonden stuk naar voren
is gebracht.
Een huursom van 416. —per jaar geeft een bedrag
van 8.per week. Spreker gelooft dat dit niet een
zeer hoog bedrag is. Hem zijn woningen van dergelijke
inrichting bekend, die meer dan 8.huur doen. Dan
mag men hierbij ook den stand rekenen en de plaats in
het centrum der stad.
De wethouder zegt zelf: bij publieke verhuring zouden
wij veel hooger huurprijs kunnen binnenhalen. Spreker
zou zeggen: op welk standpunt staan wij hier? Is het
dat wij uit een oogpunt van philantropie iemand een
goedkoope woning doen geworden of moeten we trach
ten door publieke verhuring te krijgen wat we kunnen
krijgen? De wethouder zegt zelf dat de menschen, met
het oog op den woningnood, een hooge huursom willen
geven. Het dient de gemeente dan onverschillig te zijn,
wie er woont, wanneer zij een veel hooger prijs kan
krijgen. Men moet hier als Raad ook letten op de finan
ciën; evengoed als men daarop let, wanneer de ge
meente voor allerlei uitgaven is geplaatst, moet men
ook trachten de inkomsten op peil te houden.
Als men nu bij publieke verhuring veel meer kan
krijgen de wethouder zegt zelf „veel meer" dan
is er tusschen deze huur en die veel meerdere ook nog
wel een tusschenvorm te vinden. Had de wethouder
gezegd dat er iets meer was te krijgen, dan was het
nog wat. Maar hij zegt zelf „veel meer", een bewijs,
dat dit toch een zeer lage huurprijs is. Mogelijk is het
verschil tusschen „veel meer" en deze huur wel te ega-
liseeren. Spreker gelooft dat een huur van 8.per
week voor een dergelijk pand niet te veel is en dat zij
wel iets kan worden verhoogd, b.v. tot 500.'s iaars.
De heer O. F. de Vries (wethouder) had een dergelijk
standpunt van dien kant zeker niet verwacht. De heer
Visser verdedigt de stelling om in dezen tijd publiek een
woning te verhuren. Maar spreker heeft toch, naar hij
meent, duidelijk laten uitkomen, dat men dan eenvoudig
gebruik maakt van den noodtoestand, waarin de men
schen verkeeren. Men jaagt dan de huur op tot de
uiterste grens, tot zoo'n hoogte, dat feitelijk de levens
omstandigheden van de menschen niet toelaten een der
gelijke huur te verwonen. Het verbaast spreker dat door
den heer Visser, dat van dien kant een dergelijke stel
ling wordt verdedigd. Het is volkomen waar dat er
kleinere woningen zijn, die een hoogere huur doen; dat
is volkomen waarals zij in handen van particulieren
zitten. Maar de gemeente inag toch een dergelijke tac
tiek niet volgen. Dat zou tot allerlei uitersten leiden.
De heer Dijstra: Den wethouder bevreemdt het eeni-
germate, dat van ,,deze zijde", door den heer Visser,
een dergelijk voorstel wordt gedaan. Ik geloof niet dat
het eenige zin heeft om inzake deze kwestie naar een
bepaalde richting te zien. Het lijkt mij zuiver een kwestie
van het rendabel beleggen van het grondkapitaal. Als
men nu weet wat het pand heeft gekost ik ken dat
bedrag niet en als basis gaat aanleggen, wat men er
voor heeft kunnen maken, dan lijkt mij ook deze huur
som niet goed, maar krijg ik wel den indruk dat 416.
te laag is. Als men begint met het pand aan te bieden,
dan geloof ik ook wel dat men een prijs krijgt, die niet
te verdedigen zal zijn, doordat de menschen, die erbij
betrokken zijn, gedupeerd zijn door de omstandigheden,
welke hun niet gunstig waren. Maar dan moet men niet
zeggen dat zulks van „deze zijde" wordt voorgestaan.
Dat komt tegenwoordig vaker voor, dat die term wordt
gebezigd, ik heb daar de vorige vergadering ook op ge
wezen. Er schijnt hier eenige teekening te komen in de
politieke verhoudingen, misschien met het oog op 1923?
Ik ben hier misschien even te gauw mee, maar ik mag
op zooiets graag direct den vinger leggen, als ik het
bemerk. Dat argument werp ik dan ook verre van mij.
Maar ik geloof wel, als men rekening houdt met de
werkelijkheid, dat men tot een ander cijfer komt dan nu.
Ik wilde nu nog wel weten, waarom de betrokken
persoon daarin komt en waarom voor dit bedrag. Moet
de gemeente aan hem een woning verschaffen, of zijn
er voor hem ook wel andere woningen? Als dat argu
ment er bij komt, dat de gemeente er voor moet zorgen,
dat staat zij hier met andere condities tegenover. Maar
als dat er niet bij komt, dan moet het pand ook be
hoorlijk opbrengen wat kan.
Den heer M. Molenaar komt het ook voor dat hier een
laag bedrag als huurprijs is genoemd. Zonder in te gaan
op het idee om tot publieke verhuring over te gaan,
wil hij niet zeggen dat hij met dit voorstel mee kan
gaan. Maar hij wil ook niet zeggen dat de huurprijs
goed is. Die kan ook wel te laag zijn. Spreker meent
dat het aanbeveling verdient het voorstel van Burge
meester en Wethouders aan te houden en nog eens te
overwegen, wat de woning waard is, gezien den stand
en ligging ten opzichte van andere woningen, dit geheel
afgescheiden van den persoon, die de woning zal be
trekken.
De heer Visser: Ik zou voor de derde maal dit willen
zeggen. Het is een kleine herhaling van wat de heer
Dijstra al zegt: Wat heeft dit met een kant te maken?
Ik moet daar dus uit distilleeren dat men aan dien kant
wel geneigd is, maar van onzen kant niet. Het gaat
hier echter eenvoudig om een voorstel omtrent meer
of minder huur in verband met de huurwaarde. Nu zegt
men: het verwondert mij dat men van „dien kant" hier
tegen is. Maar als men bij zuiver economische vraag
stukken als deze niet zijn meening mag zeggen, dan
weet ik niet wat wel mag.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt
met 16 tegen 6 stemmen aangenomen.
Vóór stemmen: de heeren Jansen, De Boer, Collet,
O. F. de Vries, M. Molenaar, Oosterhoff, Tiemersma,
Berghuis, Muller, Koopal, B. Molenaar, Tulp, Zandstra,
Van Weideren baron Rengers, Dijkstra en Cohen.
Tegen stemmen: de heeren Dijstra, Van der Werff,
Lautenbach, Visser, Westra en IJ. de Vries.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 October 1922.
273
6. (Agenda no. 7). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om hun een crediet te verleenen voor de
aanschaffing van schoolbanken in de gemeentescholen
nos. 10a, 10b en lOd.
Dit voorstel luidt als volgt:
Een ingesteld onderzoek heeft aan het licht gebracht,
dat de banken van gemeentescholen nos. 10a, 10Ó en
lOof te klein van afmeting zijn voor de leerlingen die
het 7e en 8e leerjaar der lagere school volgen, hetgeen
van slechten invloed moet zijn op hunne gezondheid en
niet bevorderlijk aan het onderwijs. Wij droegen daarom
den Directeur der Gemeentewerken op ons eene opgave
te verstrekken van de kosten, die van de aanschaffing
van nieuwe banken het gevolg zullen zijn. Deze ontving
aanbiedingen, waarvan de laagste was die van de Duit-
sche firma Albert Geidel te Frankfurt a/Main, voor
30.- per stuk.
Met dezen ambtenaar zijn wij van oordeel dat bij een
vrij aanmerkelijk verschil met binnenlandsche leveran
ciers (de laagste daarvan waren Gebrs. van Malsen te
's Gravenhage voor 37.10 per stuk) met het oog op
het financieele voordeel voor de gemeente de buiten-
landsche firma voor levering in aanmerking behoort te
komen. Er blijken noodig te zijn 160 banken.
Op grond van het vorenstaande hebben wij de eer
U in overweging te geven te besluiten:
Burgemeester en Wethouders een crediet te verleenen
van 160 X 30.4800.ter bestrijding van
den aankoop van nieuwe banken in de gemeentescholen
nos. 10a, 10b en 10<i en de aanschaffingskosten gelij
kelijk te verdeelen over de jaren 1923 en 1924.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Dijstra: Wij komen hier op een terrein dat
niet heelemaal zonder gevaar is. Het resultaat van deze
aanbieding is, dat nu in overweging wordt gegeven om
de levering te gunnen aan een buitenlandsche firma. Ik
heb toevallig vanmorgen nog de gelegenheid gehad te
informeeren, hoe het precies zit met de fabrikanten, die
zich met de levering van dergelijke schoolnieubelen be
lasten en ik heb de wetenschap opgedaan dat één firma,
die op dit terrein groote prestaties heeft, niet is ge
vraagd. Dat is de firma Kooimans en Nes te Wijchen.
Ik heb ook gehoord dat die firma bij vorige gelegenheden
wél is gevraagd, maar dan steeds ten antwoord heeft
gegeven dat zij te bezwaard was met orders, dan dat
zij nieuwe zou kunnen accepteeren. Maar nu er een vrij
groote termijn ligt tusschen de inschrijving en de plaats
hebbende gunning door het college, zou ik in over
weging willen geven, wél het bedrag te voteeren, maar
opnieuw gelegenheid te geven tot inschrijving voor de
levering. Misschien dat die firma dan nog inschrijft en
wij dan nog een bedrag krijgen, dat heel nabij het cijfer
komt, waarvoor de Duitsche firma genegen is te leveren,
opdat op die manier nog de levering binnen onze gren
zen kan worden gehouden. Ik stel dus voor wél het be
drag te voteeren, maar de gelegenheid tot inschrijving
opnieuw open te stellen, alvorens tot gunning wordt
overgegaan.
De heer Tulp (wethouder)De firma, door den heer
Dijstra genoemd, is mij niet bekend. Ik heb naar aan
leiding van deze aanbesteding van schoolbanken, den
betrokken ambtenaar gevraagd: Hebt U alle mogelijke
bekende firma's geschreven? en daarop een bevestigend
antwoord gekregen.
De heer Dijstra: Ik heb vanmorgen getelefoneerd met
den Directeur van Gemeentewerken en deze heeft mij
zelf gezegd dat hij verschillende keeren in relatie is
geweest met deze firma en dat zij hem altijd goed is be
vallen. Hij had echter juist het bezwaar, dat deze firma
een keer of drie heeft geschreven dat zij te groote le
veringen had, waarom zij er geen nieuwe bij kon
nemen. Daarom is die firma thans niet gevraagd. Maar
het is wel een firma, die in de eerste plaats in aanmer
king komt om gevraagd te worden. Als wij nu een ant
woord kregen van die firma, waren wij in elk geval
gedekt.
De heer Tulp (wethouder): Het gesprek tusschen den
heer Dijstra en den Directeur is mij absoluut niet bekend.
Door den betrokken ambtenaar is mij ook de naam van
die firma niet genoemd en ook niet het bezwaar dat
deze niet is uitgenoodigd op grond van dit en dat. Ik
verkeerde in de veronderstelling dat alle bekende firma's
in het land en een firma in het buitenland waren
uitgenoodigd. Nu blijkt achteraf dat er nog een firma is.
Maar ik vind toch dat nu niet meer aan het verzoek van
den heer Dijstra moet worden voldaan om, nu de in
schrijving heeft plaats gehad en de prijzen bekend zijn,
nog een andere firma uit te noodigen. Het spijt mij dat
ik het niet geweten heb; anders was deze firma zeer
zeker uitgenoodigd. Maar het is nu eenmaal gebeurd.
Ik zou zeggen, als we een volgenden keer weer banken
noodig hebben, dan zullen we beter oppassen.
De heer O. F. de Vries (wethouder)Ik zou zeggen
dat er niets op tegen is om aan te nemen wat de heer
Dijstra voorstelt. Dat is eigenlijk ook geheel overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders;
in hun conclusie vragen Burgemeester en Wethouders
niet anders dan het crediet te verleenen. Maar zij zijn,
als de Raad dat besluit neemt, nog aan geen enkele
firma gebonden. Ik hoorde dat de heer Dijstra toevallig
ten aanbieding van deze firma ten opzichte van andere
inrichtingen van onderwijs in zijn bezit had. Als het
voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt aan
genomen is het college nog volkomen vrij om te infor
meeren of het nog niet op een goedkoopere manier te
recht kan. Ik zou zeggen, dat er niets op het voorstel
van den heer Dijstra tegen is.
De Voorzitter: Verlangt de heer Dijstra het woord?
De heer Dijstra De heer De Vries zegt, wat ik
wenschte te zeggen.
De heer Tulp (wethouder): Ik ben het niet met den
heer De Vries eens. Ik betreur den gang van zaken, dat
wil ik wel eerlijk zeggen. Maar nu de prijzen bekend
zijn en er ingeschreven is, nu is het niet goed om nog
een andere firma uit te noodigen. Dat is niet een juiste
houding tegenover de andere firma's.
De heer IJ. de Vries wou een ander punt naar voren
brengen. Voor het geval dat deze banken worden be
steld bij de Duitsche firma, is men dan zeker dat men
ze voor dit bedrag zal krijgen? De Duitsche valuta speelt
den menschen soms geweldige parten. Daarover mag
hierbij ook wel gesproken worden. Het komt spreker
voor dat men in deze zaak vooruit wel moet overwegen
dat de kosten in Hollandsche guldens moeten worden
betaald en niet in marken.
De Voorzitter zou precies hetzelfde willen zeggen wat
de heer O. F. de Vries heeft gezegd: door Burgemeester
en Wethouders is alleen een crediet gevraagd van
4800.en ten slotte is de uitvoering dan aan Burge
meester en Wethouders overgelaten. Het ligt aan Bur
gemeester en Wethouders of zij de levering zullen gun
nen aan de Duitsche firma of dat zij zullen doen, zooals
de heer Dijstra zegt. Het college heeft ten slotte alleen
maar een crediet van 4800.gevraagd. Hoe komen
zij aan die som van 4800.Wel, ter motiveering
daarvan deelen zij mede, dat het bedrag is berekend
naar een prijs van 30.per bank. Als het voorstel
aangenomen is, dan kunnen Burgemeester en Wethou
ders hun gang gaan. Zij hebben in hun ooren geknoopt