284 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 October 1922.
De Voorzitter: Ik dacht dat de heer De Vos nog iets
te zeggen had en wilde dezen dan nog het woord ver-
leenen, om dan de discussies te sluiten. Er is nu van
alle kanten over gesproken. Tenzij de Raad meent,
dat de discussies moeten doorgaan. Wenscht de Raad
nog door te gaan over deze kwestie?
De heer Lautenbach: Als de heer IJ. De Vries een
voorstel wil doen, zouden wij dit eerst moeten kennen.
De Voorzitter: Vinden de heeren 't goed?
De Raad vindt goed dat de heer IJ. de Vries zijn
voorstel doet.
De heer IJ. de Vries: Ik wil voorstellen dat het offi-
cieele stuk, dat in portefeuille no. 1 lag, wordt opge
nomen in de „Leeuwarder Courant of dat, als zij t zoo
niet willen opnemen, wij het dan samen plaatsen als
advertentie.
De heer De Boer: Een doodsadvertentie van den
heer De Vos!
De Voorzitter: Burgemeester en Wethouders zullen
Uw voorstel in overweging nemen.
De beraadslagingen worden gesloten.
V. Wordt overgegaan tot behandeling van de voor
heden op den oproepingsbrief vermelde punten.
1 (Agenda no 2). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om aan W. F. Rijgenaar op zijn verzoek
eervol ontslag te verPenen als vakonderwijzer in de
gymnastiek aan scholen van openbaar onderwijs en
aan mej. IJ. Dijkstra als onderwijzeres aan gemeente
school no. 3.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
2 Agenda no. 3). Benoeming van:
a. een gymnastiekonderwijzer uitbreiding van per
soneel)
b. tijdelijke leeraren aan de burgeravondschool,
cursus 1922/1923
C. id aan de Middelbare avondhandelsschool, cursus
1922/1923.
De voordrachten luiden als volgt:
I. voor gymnastiekonderwijzer:
1. R. de Jong, onderwijzer aan gemeenteschool no.
6, alhier;
2. W. de Vries, gymnastiekonderwijzer te Leiden;
3. J. P. J. Verstege, 'adjudant-onderofficier te Amers
foort;
II. tijdelijk personeel aan de burgeravondschool:
a. Nederldndsche taal:
O. Nieuwenhuis, hoofd van gemeenteschool no. lb,
alhier;
b. N ederlandsche taal en wiskunde:
J. P. Heyneker, onderwijzer aan gemeenteschool
no. 14b, alhier;
c. 1. lijn- en vakteekenen:
H. J. Bleeksma, leeraar aan de Ambachtsschool,
ahier;
c. 2. lijn- en vakteekenen:
F. J. Wijma, leeraar aan de Middelbare Tech
nische school alhier;
c. 3. lijn- en vakteekenen:
F. Schaafsma, leeraar aan de Ambachtsschool,
alhier;
d. 1. handteekcnen
G. Makkes van der Deyl, leeraar aan het gymna
sium, alhier;
d. 2. hajvdtee,kmen
P. Verhoef, leeraar aan de Christelijke Hoogere
Burgerschool, alhier;
e. boekhouden:
S. Postuma, hoofd van gemeenteschool no. 10d,
alhier;
f. natuurkunde:
G. de Vries, hoofd van gemeenteschool no. 6a,
alhier;
g. wiskunde:
H. Valkema, onderwijzer aan gemeenteschool no.
4, alhier;
h. werktuigkunde:
A. Hoitsma, leeraar aan de Rijks Hoogere Burger
school, alhier;
allen het vorige cursusjaar ook reeds als zoodanig
werkzaam.
III. tijdelijk personeel aan de burgeravondschool
gedurende den cursus 1922/1923.
a. Ned&laindsche taal:
1. F. J. Broersma, onderwijzer (plaatsvervangend
hoofd) aan gemeentschool no. 1, alhier;
2. A. van den Berg, onderwijzer (plaatsvervangend
hoofd) aan de leerschool van de Christelijke
Kweekschool, alhier;
b. wiskunde:
R. van der Noord, onderwijzer aan gemeenteschool
no. 9, alhier;
c. vdkteekenen voor smeden, machine-bankwerkers en
elecfriciens:
1. A. Jansen, oud-leeraar der school en adjunct-di
recteur van den arbeid aan de gevangenissen,
alhier;
2. N. Rohn, leeraar aan de Ambachtsschool, alhier.
IV. tijdelijk personeel aan de middelbare avond
handelsschool alhier, cursus 1922/1923:
a. directeur:
A. Deinema, hoofd van gemeenteschool no. 14b,
alhier;
b. Duitsche en Nederlandsche correspondentie:
C. Andriesse, hoofd der school voor uitgebreid
lager onderwijs, alhier;
c. aardrijkskunde en lezen:
G. Steegstra, hoofd van gemeenteschool no. 13b,
alhier;
d. boekhouden en handelsrekenen:
H. van der Heide, hoofd van gemeenteschool no.
12, alhier;
e. stenografie en 'machineschrijvcn:
W. Röben, leeraar in die vakken, alhier;
allen thans reeds als zoodanig werkzaam.
Worden benoemd:
van de voordracht sub I: R. de Jong, onderwijzer aan
gemeenteschool no. 6, alhier, met algemeene stemmen;
van de voordracht sub II: O. Nieuwenhuis, met 23 en
de overige aanbevolenen met 22 stemmen;
van de voordracht sub III:
a. F. J. Broersma, onderwijzer (plaatsvervangend
hoofd) aan gemeenteschool no. 1, alhier;
b. R. van der Noord, onderwijzer aan gemeente
school no. 9, alhier;
c. A. Jansen, oud-leeraar der school en adjunct
directeur van den arbeid aan de gevangenis, alhier,
allen met algemeene stemmen;
van de voordracht sub IV: A. Deinema met 22 en
de overige aanbevolenen met 21 stemmen, 1 biljet is
van onwaarde.
3 (Agenda no. 4). Benoeming van een lid der com
missie van administratie der Stads Bank van Leening
wegens periodieke aftreding van den heer P. A. Silver,
gieter Hoogstad.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 October 1922. 285
De aanbeveling luidt als volgt:
1. P. A. Silvergieter Hoogstad.
2. IJ. Beintema.
Wordt benoemd P. A. Silvergieter Hoogstad met 18
stemmen. Voorts zijn uitgebracht 1 stem op IJ. Bein
tema, 1 stem op Riemersma en 1 stem op aanbevolenen.
Er zijn 2 biljetten blanco ingeleverd.
De Voorzitter stelt thans aan de orde:
4 Aan de agenda toegevoegd als no. 4a). Benoeming
van een onderwijzeres aan gemeenteschool no. 6a (va
cature mej. De Vos).
De voordracht luidt als volgt:
1. J. van Dijk te Leeuwarden.
2. mej. E. Riemersma te Oosterwolde.
3. mej. I. Disselsma te Anderen.
(J. van Dijk heeft zich teruggetrokken).
Met algemeene stemmen wordt benoemd mej. E.
Riemersma te Oosterwolde.
5 Agenda no. 5) Rapport der commissie, belast
geweest met het onderzoek der gemeenterekming dienst
1921, met de verantwoording van Burgemeester en
Wethouders bijlage no. 40).
Het rapport der commissie, bestaande uit de heeren
J. Oosterhoff, J. A. Collet en S. Dijstra, luidt als volgt:
Bij Uw besluit van den 12 September 1922 werden
ondergeteekenden benoemd tot leden der Commissie
voor het nazien van de rekening der gemeente, dienst
jaar 1921.
Zij hebben deze rekening met de daarbij overgelegde
bescheiden onderzocht, welk onderzoek hun geen aan
leiding heeft gegeven tot het doen van op- of aanmer
kingen.
In verband daarmede hebben zij de eer U voor te
stellen te besluiten:
a. de rekening van ontvangsten en uitgaven van de
gemeente over het dienstjaar 1921 voorloopig vast te
stellen:
in ontvang tot een bedrag van 15.905.733.05
uitgaaf 15.310.105.01
Saldo 595.628.04
b. Burgemeester en Wethouders 's Raads dank te
betuigen voor het nauwkeurig beheer.
De gemeente-rekening, dienst 1921, wordt onveran
derd vastgesteld.
De wethouders onthouden zich van medewerking.
6 (Agenda no. 6). Prae-advies van Burgemeester
en Wethouders
a. op het adres van K. Mensing te Bevermijk °m
toekenning van eene schadeloosstelling wegens de af
wijzende beschikking van Burgemeester en Wethouders
op zijn verzoek om afschrijving op zijn aanslag in de
plaatselijke directe belasting naar het inkomen, dienst
1921/1922.
Dit prae-advies luidt als volgt:
De heer K. Mensing, voorheen directeur van de
bijzondere strafgevangenis alhier, sedert 1 October 1921 j
uit die betrekking gepensionneerd en wonende te Be
verwijk, kwam bij adres van 25 Juli j.I. bij U in beroep
tegen onze afwijzende beschikking op zijn verzoek om
afschrijving wegens vertrek uit de gemeente.
Aangezien die afwijzing was gegrond op de wet van
20 Mei 1922 (Staatsblad no. 361), werd bij Uw besluit
van 22 Augustus 1922 op het adres in beroep eveneens
afwijzend beschikt.
Thans richt hij tot U een verzoek om uit billijkheids
oogpunt, vermits de wet in dit geval te zijnen opzichte
zoo hard is, hem eene schadeloosstelling of gratificatie
te verleenen.
Wij achten daartoe evenwel geen termen aanwezig
en onder overlegging van stukken stellen wij U voor
te besluiten adressant in dien zin te doen berichten.
b. op de adressen van mej. N. W. Harmens te
's Gravenhage en E. J Beerents te Heusden, waarbij
zij in beroep komen van de afwijzende beschikkingen
van Burgemeester en Wethouders op de verzoeken om
afschrijving op hunne aanslagen in de plaatselijke
directe belasting naar het inkomen, dienst 1921.
Dit prae-advies luidt als volgt:
Tegen onze afwijzende beschikkingen op hunne ver
zoeken om ontheffing wegens vertrek uit de gemeente
in den loop van het belastingjaar 1921, zijn bij U in
beroep gekomen
1°. Neeltje W. Harmens en
2°. E. J. Beerents.
De door adressante sub 1 gevraagde ontheffing is
door ons geweigerd op grond van art. II der wet van
20 Mei 1922 (Staatsblad no. 361), waarin is bepaald
dat ontheffing van belasting niet wordt verleend aan
hem die in den loop van het belastingjaar de gemeente
metterwoon verlatende, hoofdverblijf gaat nemen in een
gemeente, waar hij ingevolge art. 244c der gemeente
wet niet wordt aangeslagen.
Zulks was met haar het geval, vermits de gemeente
's Gravenhage waarin zij zich vestigde, reeds met 1 Mei
1921 de aanslagregeling aan het Rijk had overgedragen,
zoodat het verzoek terecht is afgewezen.
De omstandigheid dat adressante gedurende de
maanden Maart, April en Mei 1922 buiten betrekking is
geweest, kan volgens de verordening geen aanleiding
tot vermindering van den aanslag geven.
Ten aanzien van adressant sub 2 genoemd, deelen
wij het volgende mee.
Bij aders d.d. 18 Januari 1922 verzocht hij afschrijving
wegens het verlaten van de gemeente op 10 Januari
1922 met vestiging in de gemeente Heusden (N. B.).
Die opgaaf bleek in overeenstemming te zijn met het
bevolkingsregister, waarom wij hem bij besluit van
1 Juni j.I. no. 2 P. D. B., ontheffing hebben verleend
over 4 maanden. Daarop heeft adressant zich bij adres
d.d. 9 Juni j.I. andermaal tot ons gewend, om alsnog
ontheffing te bekomen over het tijdvak van 11 Juli tot
en met December 1921, omdat hij reeds op 11 Juli 1921
naar Heusden zou zijn vertrokken. Op dat adres hebben
wij d.d. 3 Augustus j.I. onder no. 13 P. D. B. eene af
wijzende beschikking genomen en daartegen komt hij
nu bij U in beroep. Ónze afwijzing was gegrond op de
overwegingen dat adressant, die bouwkundig opzichter
en ongehuwd is, blijkbaar dan hier dan daar verblijf
houdt al naar gelang zijn werkzaamheden zulks mee
brengen;
dat zijne moeder in deze gemeente woont en hij fei
telijk kan geacht worden doorloopend te haren huize
hoofdverblijf te houden;
dat mitsdien wel is waar de vraag kan rijzen of hem
niet ten onrechte gedeeltelijke afschrijving is verleend
doch dat er in geen geval aanleiding kan bestaan om
over de maanden dat hij hier zelfs in het bevolkings
register was ingeschreven, afschrijving te verleenen.
Op grond van het vorenstaande stellen wij U voor op
de ingestelde beroepen afwijzend te beschikken en daar
toe te nemen het in ontwerp hierna volgende besluit.