312 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 31 October 1922. krachtig optreden en scherpe controle is te bereiken, dat onze bedrijven goedkooper en practischer zijn te exploiteeren. En ik heb gegronde verwachtingen, dat er nog zeer belangrijke bezuinigingen zijn aan te wen den. Zoo lang dat het geval is, dient men met het terug brengen van eenigen welstand bij de arbeiders en amb tenaren een beetje voorzichtig te zijn. Ik heb met groote belangstelling naar de woorden van den heer Visser geluisterd, omdat deze ook in die richting sprak. Dat is het eenigste, wat ik had te zeggen. De heer O. F. de Vries (wethouder) had anders geen aanleiding gehad om het woord te voeren, maar nu de heer Oosterhoff ten minste in zijn motie heeft aange kondigd een voorstel tot verlaging van den post voor Gemeentewerken, is het nu misschien juist de geschikste gelegenheid, daar eens over te spreken. Het heeft spreker ten zeerste verbaasd dat aan Ge meentewerken bij de algemeene beschouwingen niets is gewijd, omdat Gemeentewerken altijd het middelpunt is van de publieke belangstelling en ook van de niet- publieke belangstelling. Spreker wil nu hier eens kort uiteen zetten het verschil tusschen, nu Gemeentewerken een bedrijf is geworden en den toestand, zooals die vroe ger was, een verschil, dat men wel eens uit het oog ver liest. De eerste bedrijfsuitkomsten, die over 1921, zijn nu bekend men heeft nu positieve gegevens en de zuivere kosten van wat Gemeentewerken en verschil lende werken hebben gekost en nu men die cijfers heeft kunnen opmaken, wil spreker eenige cijfers noemen. Wanneer men het totaal bedrag ziet, dat Gemeente werken uit de gemeentekas ontvangt, dan schrikt dat nog al even af. Maar men vergeet dan, dat op deze be- drijfsbegrooting en ook op de winst- en verliesrekening van 1921 posten voorkomen, èn die vroeger niet in de gemeente-begrooting voorkwamen èn die daar wèl in voorkwamen, maar niet ten laste van Gemeentewerken. De cijfers, die vroeger op geen enkele begrooting voorkwamen, maar, nu Gemeentewerken een bedrijf is geworden, wel op de bedrijfsbegrooting voorkomen, zijn: le. afschrijving op meubilair enz. ruim 5.500. 2e. rente kasgeld 38.000. 3e. rente van schuld aan de ge meente voor gebouwen en materialenbijna 11.000. totaal een bedrag van 55.000.—. Spr. wil er den nadruk op leggen dat die posten vroeger op geen enkele be grooting voorkwamen. Verder wil spr. nog het bedrag noemen van de posten die vroeger wèl voorkwamen op de gemeente-begrooting, maar die niet ten laste van Gemeentewerken zijn. Het zijn de posten voor pensioen premies, voor pensioenen zelf, voorvacantiegelden, ziekte en verlof en de kosten ter uitvoering van de Ongevallen en de Arbeidswet, kosten bouw- en woningtoezicht 8000.Dat maakt met de eerste 55.000.bijna uit een ton, n.l. rond 95.000.Die 95.000.— is het bedrag, waarmee het totaal van Gemeentewerken is verhoogd, maar dat op geen enkele manier de ge- meente-financiën drukt. Dat verliest men wel eens uit het oog, als men het totaal bedrag op de gemeente-be- grooting ziet. Spreker kan zich er indenken dat, als men de resultaten niet nagaat, het veel lijkt. Maar voor men zijn beschouwingen aanvangt, moet men in aanmerking nemen, dat een dergelijk bedrag er af gaat. Er is ook aanmerking gemaakt dat Gemeentewerken te veel onderhoud op de begrooting had. Maar hoe was de toestand tot 1919? Wanneer men de verschillende dossiers van de onderscheidene werken nagaat, die in den Raad zijn behandeld, dan blijkt, dat meestal in de ja ren 1915 en 1916 op uitstel tot na den oorlog is aange drongen. Spreker gelooft dat het inderdaad toen een verstandige tactiek was, die werken uit te stellen. Maar het is ten slotte met het onderhoud zoo: dit kan eenige jaren worden uitgesteld, maar men kan daarmee niet tot in het oneindige doorgaan. Dan gaat het niet de goede richting maar een averechtsche richting uit. De kosten kwamen op die manier op het nageslacht en zouden dan voor de gemeentekas te zwaar worden. Daarom is het onderhoud bij Gemeentewerken op flinke wijze aangepakt. Dit was absoluut noodzakelijk. Men moet niet vergeten dat verscheidene belangrijke werken, die door het college zijn uitgesteld, met het oog op de financiën, binnen eenige jaren aan de orde zullen kun nen komen. Een frappant voorbeeld daarvan is de toe stand van enkele bruggen, verschillende verfwerken, de verbreeding der Peperstraat e. aDeze werken zullen ook binnen afzienbaren tijd aan de orde komen. De verbreeding van de Peperstraat, waarop in een van de bladen is gewezen, zal de gemeente in eerste uitgaaf zeker een paar ton moeten kosten. Daarvan kan nu nog niets komen, omdat de toestand niet zoo is, dat er eenige kans is, dat de overblijvende winkels thans voor een belangrijk bedrag kunnen worden verkocht, waarmee indertijd wel degelijk rekening is gehouden. Dat maakt het absoluut onmogelijk om nu met een plan te komen. Verder zullen de verbetering van de Boter hoek en van de Weerklank ook geweldige sommen van de gemeente vragen. Toch is er in de afgeloopen jaren nog al iets gebeurd. Als men den toestand van 1918 vergelijkt met die van 1922, dan bemerkt men een aanmerkelijk verschil. Om in 't kort terug te komen op de cijfers, die spreker heeft kunnen opmaken uit de bedrijfsrekening voor 1921, zegt spreker, dat hem hieruit blijkt dat de opzet ge weldig is meegevallen. 1921 was het eerste jaar dat het bedrijf in werking was. Toen de eerste begrooting voor het bedrijf werd opgemaakt, werd er een raming ge maakt voor bedrijfsonkosten van 24 Dat cijfer is meegevallen; toen de rekening over 1921 kon worden afgesloten, bleek dat het percentage was teruggebracht tot ongeveer 14 Een groot verschil dus. Verder is het resultaat van een goede boekhouding geweest, dat op den eersten post der gemeente-begroo ting van 1923 kon worden geboekt een bedrag van 158.000.— dat uit de begrooting van Gemeentewerken over 1921 was overgehouden. Spreker wil er direct bij zeggen dat dit geheele bedrag geen bezuiniging is ge weest, maar dat die 158.000.is tot stand gekomen als volgt. Wat men bezuiniging mag noemen, n.l. wat is overgebleven van de uitvoering van werken, is onge veer 50.000.terwijl de rest van die 158.000. is verkregen, doordat door een juiste boeking verschil lende kosten enz. op buitengewone werken werden ge boekt. Zoodoende werd in totaal een besparing verkre gen van 158.000.Spreker heeft hierbij elke alge meenheid vermeden en beroept zich alleen op de posi tieve cijfers, die hij putte uit de bedrijfsbegrooting over 1921. Elke begrooting is en blijft ten slotte een raming, ook die van Gemeentewerken. Verder zou spreker nog iets kunnen zeggen over „den staf van ambtenaren", zooals het personeel bij Gemeen tewerken hier ook wel wordt genoemd Spreker meent dat het onjuist is er in dien zin over te spreken. Hij wil opmerken dat vanaf 1920 bij Gemeentewerken zijn on dergebracht het Grondbedrijf, het Woningbedrijf en het toezicht daarop. En dan was er een belangrijke uit breiding van den woningbouw en van de geheele huis vesting. Wat die „staf van ambtenaren" betreft, moet men niet vergeten dat, in verband met de invoering van den 8-urigen werkdag, die staf slechts is uitgebreid met één technisch ambtenaar en één aankomend opzichter. Spreker wil er in dit verband op wijzen, hoe men in andere gemeenten, plaatsen van ongeveer gelijke grootte als Leeuwarden, werkt. Neemt men b.v. het Grondbe drijf. In Arnhem, dat wel grooter, maar niet zooveel grooter is dan Leeuwarden, werd onlangs voor het Grondbedrijf nog een boekhouder gevraagd op een salaris van ruim 5000.Men werkt daar ook met eenige ambtenaren, terwijl het Grondbedrijf hier heele- maal is ingesmolten bij Gemeentewerken, zonder dat er Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 31 October 1922. 313 meer personeel voor is aangesteld. Verder dient te wor den opgemerkt dat de afdeeling Volkshuisvesting, wat het technische gedeelte betreft, hier ook heelemaal wordt beheerd en uitgevoerd door Gemeentewerken, terwijl dit in andere plaatsen een aparte dienst vraagt. Uit dit alles blijkt dat er niet wordt omgesprongen met ambtenaren en dat alles zoo zuinig mogelijk wordt beheerd. Spreker kan nog wijzen op Bouw- en Woning toezicht en kan ook nog wijzen, als het ter sprake komt, op wat de laatste jaren op dit gebied is gebeurd. Hij gelooft dan ook dat Gemeentewerken zoo zuinig moge lijk wordt beheerd. De Voorzitter wil den Raad eerst meedeelen, dat een voorstel is ingekomen van de heeren Westra, Fransen en Visser, dat luidt als volgt: „Ondergeteekenden stellen voor aan de Commissie voor Georganiseerd Overleg op te dragen te onder zoeken in hoeverre de verlaging der kosten van het levensonderhoud, blijkende uit het door het Centraal Bureau voor de Statistiek geregeld gepubliceerd wordend index-cijfer, van invloed moet worden op een herziening der salarissen en arbeidsvoorwaarden van het gemeente-personeel, en tevens aan deze Commissie op te dragen Maar advies in deze zoo tijdig bij den Raad in te brengen, dat voor de begrooting van 1924 met dit advies re kening kan worden gehouden." De heer Collet: Is het stuk van den heer Oosterhoff nu aan de orde? De Voorzitter: Ja, tegelijk met de andere voorstellen. We hebben nu het voorstel van de heeren IJ. de Vries, Laute'nbach en Van der Werff omtrent de pensioensbij dragen, de motie-Oosterhoff, die de heeren in hun bezit hebben, de motie-Oosterhoff, vragende overlegging van een staat van buitengewone werken en het voorstel van den heer Westra c. a., wat ik zoopas heb voorgelezen. De heer Collet: Nu het stuk van den heer Oosterhoff aan de orde is, zou ik dit willen opmerken. De heer Oosterhoff zegt dat hij 3 ton van het saldo van 1921 wil gebruiken voor buitengewone aflossing van schuld. Daar ben ik vierkant tegen. Ik vind het verkeerd, om het geld, dat door de Leeuwarders in den vorm van belasting is bijeen gebracht, nu te gaan gebruiken voor buitengewone aflossing van schuld. Dat behoeft de gemeente niet te doen, naar mijn inzicht. De gemeente heeft zorg te dragen dat de onderhoudswerken en alles goed wordt verzorgd. Maar als de gemeente daarnaast ook nog extra gaat aflossen, zal dat ten nadeele komen van dit ge slacht en ten voordeele van het hierna komende ge slacht. Ik zal dan ook in geen geval mijn stem daaraan kunnen geven. De heer IJ. de Vries: Ik heb nog enkele dingen naar voren te brengen. Ik had wel verwacht dat het voorstel, dat door mij is ingediend en dat mede is voorgestaan door de heeren Lautenbach en Van der Werff, bestrij ding zou ondervinden. Ik verwonder mij zelfs dat het niet feller bestrijding heeft ondervonden. Ik wil wel eer lijk verklaren: het voorstel dat ik doe, doe ik ook niet van harte, het is niet een voorstel, dat ik met groot ge noegen doe en verdedig. Het is komen, het is tornen aan sommiger menschen welstand, het is misschien tornen aan sommiger menschen eerste levensbehoeften. Maar waar wij hier niet in de eerste plaats zitten voor het bevorderen van de belangen der gemeente-ambte naren, maar de vertegenwoordigers zijn van alle ge meentenaren, moeten wij ter dege onderscheid maken, of wij door bevoorrechting die en die een deel zullen geven of het pond-systeem zullen toepassen. Wanneer men ziet dat buitenuit de loonstandaard tot zoo'n laag peil is gedaald, dat verschillende menschen zich tevreden moeten stellen met 12.tot 15.per week en wij hier ook loonen hebben van enkele arbeiders in 't bijzonder bij het landbouw- en tuiniersbedrijf die zoo laag zijn, dat een huisgezin moet leven van 20.a 25.per week en die menschen zullen dan nog door een deel van hun belasting, n.l. 1/7 deel daarvan, moeten mee betalen aan storting voor pensioen van degenen, die een veel beter inkomen hebben, dan is het mijn ge voel, dat daartegen opkomt. Dat is niet rechtvaardig. En daarom verwondert het mij, dat die zaak geen on derwerp van bespreking heeft uitgemaakt in het college van Burgemeester en Wethouders. Hun moeten toch ook de oogen open gaan, zij moeten toch ook zien dat het een tijd van achteruitgang is. Vroeger was dat ook zoo; na den oorlog had men eerst een paar beste jaren en dan ontstaat er een tijd dat alles terug moet. Het komt mij voor dat men thans verstandig en koel vooruitziend moet wezen en daarom verwondert het mij dat de wet houder van Financiën in antwoord op de woorden van den heer Rengers zeide: ja, kijk eens, om het bij elkaar te halen voor 1924, daar voel ik niets voor. Dat is toch geen systeem. Wij nemen misschien wel de vrijmoedig heid op ons om deze of de volgende zitting een leening te sluiten, die lasten zal leggen op ons nageslacht. Moeten wij die lasten voor het nageslacht dan ook niet verlichten? Dat is toch meten met twee maten. Nu komt het mij voor, dat wij enkele verplichtingen hebben en dat wij ook moeten steunen het belang van allen samen. Ik wil wel eerlijk zeggen het is natuurlijk vanavond Ij. de Vries, die het bij de ambtenaren heeft bedorven, misschien dat zij hem wel willen steenigen, omdat hij de eenige is, die voorstaat of bespreekt verlaging van hun inkomen dat ik van harte meen, dat ik wilde, dat wij het zoover hadden, dat wij er 10 op konden leggen. Dat zou ik dan graag doen. Maar wij moeten hier zoeken het belang van allen en zoo zal ook de ver sobering voor allen moeten zijn, ook voor mij persoonlijk. Wij moeten daarin gelijk deelen. Nu is het voorstel van de Roomsch Katholieke fractie ei wel, wat in hoofdzaak misschien een compensatie zal zijn van mijn voorstel, maar ik vind het toch jammer dat men dat voorstel in dezen vorm kleedt. Ik gevoel uit hetgeen mij zoo in de ooren is gekomen, dat ons voorstel naar alle waarschijnlijkheid weinig kans van slagen zal hebben. Ik heb er niets tegen dat wij hier niet direct tot stemming over ons voorstel overgaan, maar ik zou het wel willen brengen in de Commissie voor Georganiseerd Overleg. Ik zou dan wenschen dat het zoo gebeurt, dat wij de zaak zoo aannemen, dat, waar er verandering moet komen, wanneer de Com missie voor Georganiseerd Overleg eenigszins in ons voorstel kan meegaan, dit punt onder voorbehoud wordt aangenomen. Dat is iets, waarin ik zou kunnen meegaan. Het is mij ook niet te doen, om het zonder de bestaande Commissie te doen. Dat is een instelling, waar ik ook eenigszins voor gevoel. Maar zou de Raad meegaan met het voorstel van de Katholieke fractie, dan zou ons dat binden voor een jaar. Dit zou ook zoo aangenomen kunnen worden dat de Commissie nog voor deze be grooting met haar advies komt. Het komt mij voor dat het voorstel van de Katholieke fractie wel goed is be doeld, maar het is een jaar te laat. Het is nu de tijd. De heer Westra: Dat zal de vraag zijn. De heer IJ. de Vries: Dat is verschil van inzicht. De versobering is er nu reeds, de indexcijfers wijzen het aan. Het algemeene indexcijfer is op de helft gedaald van wat het geweest is, n.l. van 320 tot 160 en de prijzen van voedingsmiddelen zijn thans zelfs zeer laag, ver beneden het procent der indexcijfers. Wij hebben in de oorlogsomstandigheden en geen van ons allen heeft daar iets aan kunnen doen den menschen rechten en loonen gegeven, die toen wel te handhaven waren, maar later niet meer. Het komt mij voor dat wij

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1922 | | pagina 11