338 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 31 October 1922.
met den woningnood niet in rechtstreeksch verband kan
worden gebracht.
De heer Tiemersma zegt dat de heer Dijstra er dan
anders over denkt dan hij. Spreker beschouwt het zoo
dat, als een epidemie haar intrede doet in deze gemeente,
zij dan weliger zal kunnen tieren, als de huisvesting
zoodanig is, dat men een groote opeenhooping heeft van
personen in één gezin of één huis. Als men een huis
heeft, dat voor 2 gezinnen is bestemd, en daar wonen
6 gezinnen in, dan is dat, bij de intrede eener besmet
telijke ziekte, veel gevaarlijker.
Overigens is spreker het met den heer Dijstra eens
dat er dan voorziening moet worden getroffen door den
bouw van barakken. Spreker heeft echter alleen op het
gevaar willen wijzen dat een dergelijke epidemie, als
de toestand zoo blijft, een gunstiger terrein zal vinden,
dus weliger zal tieren en krachtiger vorderingen zal
maken.
De heer Visser heeft wethouder De Vries niet goed
verstaan. Hij vraagt of de bedoeling van diens betoog
was, dat er thans uitvoering zal worden gegeven aan
de motie.
De heer O .F. de Vries (wethouder)Ik heb dit ge
zegd dat door het college de strekking van de motie-
Tiemersma ernstig onder de oogen is gezien. Er is ge
probeerd om op een andere manier rijksvoorschot te
krijgen door premiebouw. Er is een plan opgezet voor
een 100-tal woningen en daarvoor is in Den Haag pre
mie aangevraagd; dat zou de gemeente in elk geval
40.000.schelen en dan had men den bouw rendabel
kunnen maken. Dat is echter voorloopig van de baan,
wat juist bekend is geworden. Na dien tijd is de zaak
niet weer in het college besproken, zoodat ik namens
het college geen verdere mededeelingen kan doen.
De heer Visser: Het is dus niet zeker dat er uitvoering
aan de motie zal worden gegeven? De zaak verkeert
dus nog in hetzelfde stadium en maakt nog een punt van
overweging uit?
De Voorzitter: Ik wil ter verduidelijking zeggen dat
wij de kwestie hebben bezien en dat de heer De Vries
terecht heeft gezegd dat wij de motie-Tiemersma in de
gaten zullen houden. Mocht het noodig zijn, dan zullen
wij vanzelf bij den Raad komen om gelden voor woning
bouw toe te staan en dan waarschijnlijk met een tekort
op de exploitatie.
De beraadslagingen worden gesloten.
Volgno. 12 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgnos. 1327 worden onveranderd vastgesteld,
waarna het totaal de Uitgaven onveranderd wordt vast
gesteld.
Aan de orde zijn de Inkomsten.
Volgnos. 111 worden onveranderd vastgesteld,
waarna het totaal der Inkomsten onveranderd wordt
vastgesteld.
De ontwerp-begrooting van het Woningbedrijf wordt
met 20 tegen 3 stemmen onveranderd vastgesteld.
Tegen stemmen de heeren Dijstra, Lautenbach en
Van der Werff.
Aan de orde is de ontwerp-begrooting van de
Drinkwaterleiding.
Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behandeling.
Aan de orde zijn de Uitgaven.
Volgnos. 1418 worden onveranderd vastgesteld,
waarna het totaal der Uitgaven onveranderd wordt vast-
Aan de orde zijn de Inkomsten.
Volgnos. 113 worden onveranderd vastgesteld,
waarna het totaal der Inkomsten onveranderd wordt
vastgesteld.
De ontwerp-begrooting van de Drinkwaterleiding
wordt met algemeene stemmen onveranderd vastgesteld.
De heer Dijstra merkt op bij deze stemming een uit
zondering te maken.
Aan de orde is de ontwerp-Gemeentebegrooting
(bijlage no. 1 van 1923).
De Voorzitter stelt voor de artikelen, waartegen geen
bezwaar bestaat, bij eenvoudigen hamerslag goed te
keuren.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behandeling.
Aan de orde zijn de Uitgaven.
Volgnos. 96157 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 158. Jaarwedden van inspecteurs en agenten
van politie210,922.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Westra: Onze fractie heeft de vraag in over
weging gehad of het aantal agenten van politie hier in
verhouding tot andere gemeenten niet wat groot is. Wij
willen nu niet direct het voorstel doen om het aantal
agenten hier te verminderen, maar toch zouden wij in
overweging willen geven om, bij mogelijke ontslagaan
vrage van enkelen, voorloopig het corps niet aan te
vullen, maar te trachten in den dienst op andere wijze
te voorzien, door den dienst eenigszins te veranderen,
om zoodoende op deze belangrijke uitgaaf eenige bezui
niging te krijgen.
De Voorzitter: Ik kan U antwoorden dat ik, eerlijk
gezegd, niet kan beoordeelen of het corps hier in ver
houding tot andere gemeenten te groot is. Maar ik
geloof dat die vergelijking ook niet altijd is door te
voeren, omdat men ten slotte toch apart zal moeten
beoordeelen, hoeveel agenten er in elke gemeente dienst
moeten doen. Dit kan ik U echter wel uitdrukkelijk ver
zekeren, dat naar het oordeel van den Commissaris van
politie dat ik volkomen onderschrijf het aantal
politiedienaren hier niet te groot is. Als U de verzoeken
ziet, die altijd nog inkomen, om verkeerspunten in orde
te maken enz., dan zou U tot de slotsom komen dat,
wanneer daaraan gevolg zou worden gegeven, het aantal
absoluut te klein is. Ik kan dan ook de toezegging niet
doen en daarvoor niet de verantwoordelijkheid op mij
nemen om, indien er een vacature komt, het corps niet
weer aan te vullen. U komt wel heel eenvoudig met een
„op een andere wijze in den dienst voorzien", maar dat
is heel gemakkelijk gezegd. Ik en de Commissaris kunnen
die andere wijze niet vinden. Als die te vinden was,
clan wil ik het volkomen toegeven, dan zouden wij het
dadelijk doen; hoe meer men dan besparen kon hoe
liever. Maar die andere wijze is niet te vinden en daarom
kan ik U op 't oogenblik dan ook geen toezegging doen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Volgno. 158 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgnos. 159177 worden onveranderd vastgesteld.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 31 October 1922. 339
Volgno. 178. Kosten van het schoolartsen-instituut
f 5,675.-.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Zandstra: Ik vind hier onder volgno. 179:
Jaarwedde van den schooltandartsMemorie.
Daar is het niet oni te doen. Maar in hun antwoord
hebben Burgemeester en Wethouders verwezen naar
het raadsverslag van 22 Augustus j.l. Als ik dat opsla,
dan word ik evenwel nog niets wijzer, dat vertelt mij
niets. Ik wil nu alleen maar vragen in verband met wat
hier staat, of Burgemeester en Wethouders ook haast
klaar zijn met hun onderzoek en of wij nu binnenkort
ook voorstellen te verwachten hebben omtrent den
schooltandarts en ook omtrent de schoolverpleegster.
De heer Tulp (wethouder)In de vergadering van
22 Augustus heb ik den heer Zandstra ook geantwoord
dat er druk aan gewerkt wordt. Ik heb hem ook ge
antwoord dat het nog hapert aan instructies. Er wordt
werkelijk aan gewerkt. De zaak is nu ter inzage gegeven
aan de geneesheeren-deskundigen. Daar is het wachten
op. U kunt zeer zeker binnen korten tijd voorstellen
verwachten.
De heer Zandstra: Ik zal beginnen met den wethouder
te gelooven. Maar ik hoop niet dat de zaak lang meer
op zich laat wachten. Wij hebben de behandeling over
den schooltandarts hier in den Raad al gehad en de
behandeling over de verpleegster is afgebroken, omdat
die zaak nog om nader onderzoek moest gaan. Dat blijft
nu echter een mooi poosje uit. Wij verwachten nu bin
nenkort de voorstellen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Volgno. 178 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgnos. 179188 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 189.Jaarwedden der onderwijzers f462.324.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Zandstra: Als wij in de Memorie van Ant
woord van Burgemeester en Wethouders volgno. 189
lezen, dan zijn daaronder een heele rist dingen onder
gebracht. Ik zou nu alleen iets willen weten omtrent de
school voor achterlijke kinderen. Burgemeester en Wet
houders zijn toch gelukskinderen, telkens komt er weer
een nieuwe hindernis meer voor het stichten van een
school voor achterlijke kinderen. Eerst werd het gebouw,
waarin de school zou worden gevestigd, door het Rijk
in beslag genomen, toen moesten wij wachten op de
reorganisatie van het onderwijs en nu moeten wij weer
geduld oefenen en wachten op de technische herziening
van de wet van 1920. Wij kunnen niet anders dan de
verzuchting slaken, dat dit nu eindelijk het laatste station
zal zijn op den zwaren en moeilijken weg, waarvan het
doel moet zijn: de school voor buitengewoon lager on
derwijs aan ongelukkige kinderen. Mocht de technische
herziening niet het gewenschte resultaat opleveren, dan
hopen wij dat Burgemeester en Wethouders niet langer
zullen talmen, maar den moed zullen hebben om te
komen met een voorstel tot stichting van een nieuwe
school voor zwakzinnigen en dat, na dit jarenlang ge
talm, dit de laatste begrooting zal zijn, waarbij een lans
moet worden gebroken voor de school voor zwakzin
nigen.
De heer Tulp (wethouder)Ik kan den heer Zandstra
antwoorden dat hij zal mpeten wachten tot de technische
herziening van de Lager Onderwijswet. Als er dan,
zooals hoogstwaarschijnlijk is, schoolruimte over is
want daar is alle kans op dan zou het geen voor
zichtige politiek zijn nu maar weer een school te bouwen.
Komt de herziening tot stand, dan zullen wij in dezelfde
scholen vrijwat meer kinderen kunnen bergen. Dan heb
ben wij dus schoolruimte over. We moeten dus af
wachten. Gaat de wet er door, zooals men vermoedt,
dan is er ruimte. Maar wordt zij niet aangenomen, dan
zullen wij dan kunnen beslissen. Maar dat kan nu niet,
terwijl er misschien over 2 of 3 maanden voldoende
schoolruimte beschikbaar is.
De heer Zandstra: We zullen afwachten. Onder de
zelfde rist is in de Memorie van Antwoord ook onder
gebracht de bewaarschool in het zuidelijk deel der stad.
Het is ongelukkig genoeg dat die school moet komen
te staan op een plaats, waar verschillende woningen
staan, die nog bewoond worden. En als de in aanbouw
zijnde nieuwe woningen gereed zijn, dan zou het dus
een uitkomst wezen, als daardoor die woningen ont
ruimd konden worden. Ik zou daarom Burgemeester en
Wethouders willen verzoeken om, als het mogelijk is,
bij het uitbreiden van de woonruimte, het eerst die
woningen te ontruimen.
De heer Tulp (wethouder): Ik zou zeggen dat, nu
wij hebben gehoord wat wethouder De Vries heeft mee
gedeeld omtrent de groote behoefte aan woningen, waar
er zeer veel gezinnen bij elkaar inwonen, wij met den
bouw van een bewaarschool nog even moeten wachten.
We kunnen onmogelijk die 23 gezinnen goed onderdak
brengen. De heer Tiemersma was ook zoo bevreesd
voor een epidemie. We moeten dus wachten met deze
bewaarschool,te meer, waar alle kinderen op de ver
schillende bewaarscholen goed kunnen worden onder
gebracht. Het is alleen een kwestie van afstand. Dan is
het toch, gezien de groote behoefte aan woningen, on
verantwoordelijk 23 woningen te ontruimen voor een
school.
De heer Tiemersma: Het mag juist zijn dat wij zuinig
moeten zijn met die plaats. Maar voor de bewaarschool
is nu eenmaal die plaats aangewezen, waar die 23 of
25 woningen staan, De woningvoorziening moet op-
loopen, dat is volkomen juist. Maar als wij daarop
voortborduren dan kunnen wij, gezien den woningnood
en gezien de aanwinst van de bevolking in deze ge
meente, veilig aannemen, dat we het nog eenige jaren
lang zonder die bewaarschool zullen moeten doen. Ik
zou daarom het college in overweging willen geven eens
rond te zien of er niet een vrij terrein in den omtrek
van het toen uitgekozen terrein is aan te wijzen, waar
men een bewaarschool kan bouwen.
De heer Dijstra: Het schijnt mij dat de heer Tie
mersma een beetje te weinig waarde hecht aan de mede-
deeling van den wethouder van Onderwijs, dat de kin
deren kunnen worden ondergebracht. Dat heeft de
wethouder van Onderwijs gezegd. Nu voel ik wel het
bezwaar, dat hieraan verbonden is, dat er ouders zijn,
die misschien 's morgens een 10 a 12 minuten moeten
loopen, voordat zij hun kinderen hebben gebracht op
een plaats, waar zij een tijd veilig zijn. Dat is een be
zwaar. Maar om dat te ondervangen, begint men toch
niet zonder strikte noodzaak met den bouw van een
nieuwe school. Ik weet wel dat U wilt zeggen dat U
tegenover het bezuinigingsvraagstuk iets anders staat
dan ik. Maar we hebben toch beide genoeg gevoel voor
de werkelijkheid en practischen zin, dat we weten dat
het niet goed is dat men dergelijke argumenten geheel
veronachtzaamt. Laten we dus wachten tot het absoluut
noodzakelijk is. Het blijkt mij niet dat het nu direct
het geval is.
De heer Tiemersma: Als ik zoo sprak, dan deed ik
dat meer aan de hand van de gegevens, die mij bekend
zijn van den tijd, toen ik nog lid was van de commissie