340 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 31 October 1922.
voor de bewaarscholen. Het is inderdaad juist dat de
kinderen in den omtrek van de bewaarscholen, ten
minste in den korten omtrek, meest wel plaats konden
vinden. Dat is volkomen juist. Maar er waren toen ook
voortdurend aanvragen van ouders voor een bewaar
school juist in dat gedeelte van de stad. Ik weet dat het
voor die ouders te moeilijk was hun kinderen naar
andere scholen te zenden. Ik weet niet of die aanvragen
nu zijn stop gezet of dat de ouders in het zuidelijk deel
der stad geen prijs meer stellen op een bewaarschool
in dat deel. Maar ik hecht nog altijd waarde aan de
cijfers, die ons toen gegeven zijn en ik meen dat zij nu
nog van kracht zijn. Als nu de ouders niet meer belang
stellen in een school en de cijfers dus niet meer bestaan
en de bezwaren niet meer evengoed als vroeger gelden
cm de kinderen naar andere scholen te zenden, dan zou t
men tot de conclusie komen, dat een nieuwe bewaar
school daar overbodig zou zijn. Maar ik heb met van j
den wethouder gehoord dat die bezwaren niet meer
bestaan en dat de ouders, die toen hebben aangevraagd,
hun aanvragen hebben teruggetrokken. Ik weet dat het
al eenige jaren geleden is dat ik in de commissie zat;
de kinderen zijn ondertusschen ouder geworden, maar
men mag toch aannemen dat er thans andere ouders
zijn die hun kinderen op een bewaarschool willen doen
plaatsnemen. Kan de zaak niet zoo worden opgelost, j
dat de commissie voor de bewaarscholen thans opnieuw
een onderzoek instelt, of het inderdaad waar is dat de
belangstelling voor een bewaarschool in het zuidelijk
deel der stad nog bestaat en of ook de toen gegeven
cijfers nog gelden? Ik heb niet de bedoeling om maar
luk-raak een bewaarschool te laten bouwen en ik rede
neer niet: wat kan 't mij schelen, wat het kost. Maar
ik meen dat de gegevens, die wij toen hadden, nog
bestaan.
De heer Tulp (wethouder)In de vijf kwart jaar dat
ik wethouder van Onderwijs ben, heb ik geen klacht
ontmoet, dat de kinderen uit het zuidelijk deel der stad
niet geplaatst konden worden. .Ik zal niet zeggen dat
de menschen daar geen klachten hebben, maar iA: heb
ze niet gehad. Op 't oogenblik is de toestand zoo: aan
de ouders wordt gevraagd op welke bewaarschool zij
hun kinderen geplaatst willen hebben en als daar geen
ruimte meer is, dan worden zij geplaatst op een school,
zoo dicht mogelijk daarbij. Maar een speciale klacht
van den Hollanderdijk enz. heb ik nooit gehad. Had ik
die gehad, dan was de zaak ook in de commissie ge
komen. Doch in de vijf kwart jaar dat ik wethouder ben
hebben wij geen klacht dienaangaande te behandelen
gehad, zoodat dit punt in de commissie ook niet ter
sprake is geweest.
De heer Tiemersma: De cijfers en gegevens, waarover
ik sprak, rusten ook niet op het tegenwoordige wet
houderschap maar op dat van den heer Schoondermark.
Toen zijn er wel degelijk aanvragen geweest en waar
schijnlijk kan men deze uit de oude archieven wel op
doen. Ik meende dat het aantal kinderen, waarvoor de
school werd aangevraagd, tot over de 100 liep, in ver
band met de groote moeilijkheid voor de ouders om de
kinderen verder af te brengen. Bovendien bleek ook dat
er voor een deel van de kinderen geen plaats was. Als
dat niet het geval was geweest, dan had de Raad toch
ook geen besluit genomen om een nieuwe school te
bouwen. Als men een school gaat bouwen, moet men
toch ook kinderen daarvoor hebben. Anders is het onzin.
Ik meen dat men de gegevens nog wel kan nazien.
De heer De Boer: Ik wou vragen of de woningen,
die daar bestemd zijn om te worden afgebroken om
plaats te maken voor een bewaarschool, behoorlijk
bewoonbare woningen zijn.
De heer O. F. de Vries (wethouder)Het zijn één-
amerwoningen met gang en flinken zolder. Maar in
ergelijking met de ook nog bewoonde krotten en on
bewoonbaar verklaarde woningen, zijn het nog zeer
goede woningen. Ze zien er zeer netjes uit. Er is geen
sprake van, gezien den grooten woningnood, die hier
in Leeuwarden is, dat men het slechte woningen zou
kunnen noemen.
De heer De Boer: Dan lijkt het mij practisch toe, dat
op 't oogenblik de bewaarschoolkwestie opnieuw onder
de oogen wordt gezien, dat opnieuw wordt overwogen
of in dat stadsdeel nog behoefte is aan een bewaar
school en of deze dan niet op een ander, vrij terrein
kan worden geplaatst. Dat lijkt mij van het meeste
belang voor deze gemeente.
De heer Zandstra: Onder hetzelfde volgno. staat in
de Memorie van Antwoord een heeleboel. Er staat o. a.
ook dit:
„Burgemeester en Wethouders zullen gaarne op
de hoogte worden gebracht met de motieven, die in
de tweede en derde sectie hebben gegolden voor de
wenschclijkheid om te komen tot een inspecteur van
onderwijs, teneinde te kunnen nagaan of dat denk
beeld ook hunnerzijds kan worden ondersteund".
Wij stellen nog al belang in het onderwijs en de
schoolzaken en ook in de bestuurders van schoolzaken.
De bedoeling van ons aandringen op een dergelijk
ambtenaar is, den wethouder van Onderwijs te doen
beschikken over een alleszins deskundig hoofdambte
naar, zooals de andere wethouders bezitten in de direc
teuren van gemeentewerken, lichtbedrijven, enz. Het
was mij bekend dat een gemeente als Schiedam be
schikte over een gemeentelijken inspecteur en ik heb
de moeite genomen eens te informeeren, waarom men
daar kort geleden tot de aanstelling van dezen ambte
naar had besloten.
Het antwoord, dat mij zeer heeft versterkt in mijn
overtuiging, dat in onze gemeente een onderwijsinspec-
teur een nuttige taak in het belang van het lager on
derwijs zal kunnen verrichten, zal de Raad stellig met
belangstelling vernemen.
De wethouder van Onderwijs te Schiedam schrijft mij:
„In antwoord op Uw schrijven d.d. 24 dezer, heb
ik de eer U te berichten, dat inderdaad sinds het
vorige jaar te Schiedam een Inspecteur bij het Open
baar Onderwijs werkzaam is.
De behoefte aan zulk een ambtenaar bestond on
getwijfeld reeds lang vóórdat ik wethouder van On
derwijs werd en ook mijn voorgangers hebben dit
gevoeld en erkend. Het is vooral van groote betee
kenis, indien er wisseling van wethouders plaats
heeft. De nieuwe wethouder vond zoo goed als ner
gens steun, geen enkel ambtenaar zat voldoende in
de zaken om hem den weg te wijzen, zoodat hij dien
weg maar zelf zoeken moest. Daarmede ging geruimen
tijd heen, zeker tot schade van de zaken.
Onder de nieuwe Onderwijswet is zulk een ambte
naar te meer noodig en het komt mij voor, dat de
onderwijsdienst, zoo goed als iedere andere dienst,
geheel zelfstandig behoort te worden georganiseerd.
Dit is dan ook hier geschied en deze reorganisatie
wordt door niemand betreurd, doch is ontegenzegge
lijk een groote verbetering geweest. Dit blijkt ook wel
hieruit, dat het toezicht en de voorlichting van'onzen
Inspecteur ook door de Besturen der Bijzondere
Schoolverenigingen wordt gewaardeerd".
Onze wethouder van Onderwijs heeft zelf die onaan
gename periode van wisseling doorgemaakt en gevoeld
dat, van hoe goeden wille de ambtenaren ten stadhuize
ook waren, een goede technische voorlichting alleen
buiten het stadhuis werd verkregen. Daarmede is ook
hier zeer zeker tijd verloren gegaan.
Wat in Schiedam als een groote verbetering werd
gevoeld, zal hier gelijkelijk gewaardeerd worden en
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 31 October 1922. 341
zullen de besturen der bijzondere scholen niet mede als
te Schiedam de voorlichting van den gemeentelijken in
specteur op prijs stellen?
Uit de Schiedamsche instructie stip ik slechts aan
dat de inspecteur belast is met:
a. het uitbrengen van adviezen over alle zaken het
gemeentelijk onderwijs betreffende;
b. het geregeld bezoeken van alle hem aangewe
zen scholen, ook bijzondere als die dat wenschen;
c. het uitoefenen van toezicht op den staat der lo-
caliteiten, schoolmeubelen en leermiddelen;
d. het toezien op de naleving der verordeningen,
reglementen en voorwaarden, verbonden aan gemeente
lijke subsidiën;
e. het toezien op de wijze waarop het personeel der
openbare scholen zijn taak vervult;
de controle op de aanvragen van schoolbenoo-
digdheden en het beheer daarover gevoerd;
g. het onderzoek der rekeningen en begrootingen
der door de gemeente gesubsidieerde onderwijsinrich
tingen.
Mijnheer de Voorzitter! Hiermede hoop ik Burge
meester en Wethouders genoegzame inlichtingen te heb
ben verstrekt en ik heb de eer aan den Raad dit voorstel
voor te leggen:
„Het toezicht op het gemeentelijk openbaar lager
onderwijs (en op het bijzonder lager onderwijs voor
zoover dat verlangd wordt) wordt opgedragen aan
een gemeentelijk onderwijsinspecteur."
Burgemeester en Wethouders zullen zeker dit voorstel
wel willen tot zich nemen, om er in het groote belang
der zaak spoedig prae-advies op uit te brengen.
De Voorzitter: Burgemeester en Wethouders nemen
het voorstel tot zich, om daarover prae-advies uit te
brengen.
De heer De Boer: Ik wou ook bij dit punt graag een
paar opmerkingen maken. In de eerste plaats moet ik
mij even aansluiten bij hetgeen door den heer Zandstra
in het midden is gebracht. De heer Zandstra heeft de
opmerking gemaakt en die opmerking is ook ge
maakt door den wethouder van Ónderwijs van Schie
dam dat wisseling in de functie van wethouder stag
natie in den gang van zaken bij het onderwijs noodza
kelijk tengevolge moet hebben, noodzakelijk, omdat het
beheer van het onderwijs in een uitgebreide gemeente
als deze een zeer ingewikkelde en moeilijke functie is
en wij dat in deze gemeente ook hebben ondervonden.
Een gevolg daarvan is geweest dat de reorganisatie van
het onderwijs in deze gemeente wel tot stand is gekomen
op papier, maar de belangrijkste bepalingen, die de
reorganisatie bevatte en die het onderwijs in deze ge
meente op een belangrijk hooger peil zouden hebben
gebracht, zoo iaat zijn gekomen, dat zij misschien weer
zullen worden ingehaald door de nieuwe wetswijziging.
Dat zal ook in deze gemeente tengevolge hebben, dat
het onderwijs weer jaren lang wordt teruggebracht op
een peil, dat zeer zeker niet is in het belang van de
volksontwikkeling.
Evenwel, aan die zaak, dat de reorganisatie van het
onderwijs zoo betrekkelijk laat is tot stand gekomen,
is op dit oogenblik niet veel te veranderen. Maar wat
wij wè! kunnen doen en waarover ik hier ook graag
eens anderer meening zou hooren is, dat wij onze
stem bij de regeering laten hooren en er op wijzen, dat
het algemeen geacht wordt niet te zijn in het belang
van de volksontwikkeling, dat de reorganisatie, die bij
de regeering op dit oogenblik is ter hand genomen,
wordt doorgezet. Als dat gebeurt, wordt de volksont
wikkeling, die de laatste jaren zoo'n mooie stap is voor
uit gegaan, weer zeer vele jaren terug gebracht en er
zal dan weer zeer veel strijd noodig zijn, om ze weer
op het peil te brengen, dat zij op dit oogenblik heeft
bereikt. Het zou voor deze gemeente een daad van
groote beteekenis zijn zooiets is reeds meermalen
gebeurd wanneer wij ons met een adres tot de re
geering wendden en er op wezen, dat wij het in het
belang van het onderwijs achten, wanneer de reorga
nisatie van het onderwijs, speciaal wat betreft de ver
grooting der klassen, niet tot stand komt. De zaak wordt
niet alleen bij het openbaar onderwijs zoo beoordeeld,
maar ook bij het bijzonder onderwijs wordt zij zoo be
oordeeld. En ik hoop en verwacht, dat het de Tweede
Kamer mag gelukken, deze slechte voorstellen van de
baan te krijgen en de bezuiniging, die ook voor het land
noodzakelijk is, op andere deelen van de staatsbegroo-
ting weet toe te passen en niet op de volksontwikkeling.
Ik geef dit idee ter overweging en zou graag van den
wethouder van Onderwijs willen hooren hoe hij daar
tegenover staat.
Dan wil ik hier in de tweede plaats een punt ter
sprake brengen, dat niet gemakkelijk bij een van de
artikelen is onder te brengen, maar dat ook in de secties
is ter sprake gebracht, n.l. het stichten van een bureau
voor beroepskeuze. Het antwoord van Burgemeester en
Wethouders op het sectieverslag was, eigenlijk gezegd,
buitengewoon laconiek. Daarin wordt gewezen op de
behandeling van deze zaak bij de vorige begrooting en
gezegd, dat zij in hetzelfde stadium verkeert. Ik heb dat
even opgezocht en wil nu even voorlezen, wat daar
omtrent verleden jaar in de Memorie van Antwoord van
Burgemeester en Wethouders is gezegd:
„Voor zoover zij weten is geen toezegging aan dén
Raad gedaan omtrent het instellen eener commissie
voor de beroepskeuze. Deze aangelegenheid is wel
bij Burgemeester en Wethouders in behandeling ge
weest, maar wegens andere, meer dringende, zaken
voorloopig op het tweede plan gebracht."
Ik geloof graag dat in een gemeente als deze zeer
belangrijke aangelegenheden in behandeling komen,
waardoor het dikwijls noodig is dat andere zaken van
minder beteekenis tijdelijk op den achtergrond komen
te staan. Maar waar deze zaak ruim 2 jaar geleden bij
het college van Burgemeester en Wethouders is aan
gebracht, zie ik ook niet in, waarom het college nu niet
met concrete voorstellen komt. Wij mochten toch ver
wachten dat Burgemeester en Wethouders over deze
zaak nader hun gedachten hadden laten gaan, vooral,
omdat zij van zoo groote beteekenis is en met zoo
weinig kosten kan worden tot stand gebracht en omdat
het èn voor de betrokken personen zelf èn voor de ge
meente van de allergrootste beteekenis is, dat zoo weinig
mogelijk mislukkingen plaats hebben in het maatschap
pelijk leven, waarmee ik bedoel, dat zoo weinig mogelijk
jeugdige menschen, die de inrichtingen van onderwijs
verlaten, op een plaats terecht komen, waar zij later
op meer gevorderden leeftijd niet blijken thuis te hooren.
Aan dergelijke maatschappelijke mislukkingen heeft de
gemeenschap natuurlijk meer verdriet dan pleizier. Juist
door aan die menschen - en ook aan de ouders - steun en
voorlichting te geven kunnen wij in het verre ver
schiet veel voorkomen in verband met de beroepskeuze,
wat anders misschien niet kan worden voorkomen. Daar
door zal men het ook mogelijk maken dat zooveel mo
gelijk jonge menschen een beroep opvatten, waarvan zij
weten, dat het bij hun aard en aanleg het meeste past.
En daarom wil ik dit voorstellen ik zal het even
voorlezen
„We stellen voor Burgemeester en Wethouders te
verzoeken een bureau voor beroepskeuze voor te
bereiden en dienaangaande te zijner tijd met voor
stellen bij den Raad te komen."
Ik hoop dat Burgemeester en Wethouders dit voorstel
tot zich willen nemen om prae-advies en dat wij dat
advies binnen niet al te langen tijd tegemoet kunnen
zien. Dat is wel mogelijk, omdat in verschillende ge
meenten reeds dergelijke bureaux bestaan en daarover
een uitgebreide literatuur te vinden is, zoodat het niet
moeilijk is deze zaak voor te bereiden.