360 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 November 1922.
standsvereenigingen alhier, waarbij ter kennis van den
Raad wordt gebracht eene motie, aangenomen in eene
openbare vergadering van 9 November j.l. uitsprekende
de wenschelijkheid om de oprichting eener Centrale
Slachtplaats uit te stellen tot meer normale tijden zullen
zijn aangebroken.
Wordt voorgesteld dit schrijven te voegen bij de
stukken, die onder punt 14 voor heden aan de orde zijn
gesteld.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Muller vraagt of dit stuk ook bij de stukken,
die ter visie lagen, heeft gelegen. Hij heeft het niet kun
nen vinden.
De Voorzitter: Het is 13 November ingekomen, dus
gister. Als U de stukken eerder hebt gezien, dan kunt
IJ het niet gezien hebben.
De heer Muller: Ik heb vanmorgen de stukken gezien.
DeVoorzitter: De zaak is deze, dat, als er één dag
voor de vergadering nog stukken inkomen, deze dan niet
meer bij de stukken worden gelegd, omdat de leden,
die eerder zijn geweest, ze dan niet meer gezien zouden
hebben. De gewoonte is, dan die stukken hier te laten
voorlezen. Als IJ er belang in stelt, dan kunnen we hier
ook wel even lecture van doen.
De heer Muller: Neen, dat is niet noodig.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het schrijven wordt gevoegd bij de stukken, die onder
punt 14 der agenda aan de orde zijn gesteld.
De heer Zandstra Er lag bij de stukken ook een
boekje, dat wij bij de begrooting hebben besproken.
Wat is de bedoeling met dat boekje?
De heer Tulp (wethouder): Ja, over dat boekje is
bij de begrooting gesproken. De bedoeling is geweest
om allen inzage te geven van dat boekje.
De heer Zandstra: Mooi. Ik heb zelf ook moeite ge
daan om het machtig te worden. Ik wil zoo vrij zijn de
volgende vergadering bij den Raad een voorstel daar
omtrent in te dienen.
De Voorzitter: Dient U op 't oogenblik een voorstel
in?
De heer Zandstra: Neen, in de volgende vergadering
zal ik het doen.
II. Wordt overgegaan tot behandeling van de voor
heden op den oproepingsbrief vermelde punten.
1 (Agenda no. 2). Benoeming van twee voogden
der Stads Armenkamer, wegens periodieke aftreding
van de heeren G. Dijkstra en F. J. A. Fritzlin.
De aanbevelingen luiden als volgt:
a. vacature O. Dijkstra:
1. de heer G. Dijkstra,
2. H. H. J. Feitz,
3. S. Dijstra;
b. vacature F. J. A. Fritzlin:
1. de heer F. J. A. Fritzlin,
2. mr. J. W. Tijsma.
3. Th. A. Overmeer.
Worden benoemd:
in de vacature sub a de heer G. Dijkstra met 21
stemmen en 1 stem op ieder der heeren Feitz en Dijstra;
in de vacature sub b de heer F. J. A. Fritzlin met
21 stemmen en 1 stem op ieder der heeren Tijsma en
Overmeer.
2 (Agenda no. 3). Benoeming van een gymnastiek-
onderwijzer, vacature W. F. Hijgenaar.
De voordracht luidt als volgt:
1. W. de Vries, onderwijzer in de lichamelijke oefe
ning bij het openbaar lager onderwijs te Leiden,
2. J. P. J. Verstege, adjudant-onderofficier bij den
staf van het le regiment infanterie te Amersfoort.
Wordt benoemd W. de Vries, voornoemd met 22
stemmen en 1 stem op Verstege.
3 (Agenda no. 4). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om aan R. de Jong op zijn verzoek eervol
ontslag te verleenen als onderwijzer aan gemeenteschool
no. 4b.
4 (Agenda no. 5). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om mej. G. Leopold als onderwijzeres over
te plaatsen van gemeenteschool no. 14a naar no. 14b.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig de voorstellen van Burgemeester en Wethouders
sub 3 en 4 (agenda sub 4 en 5).
5 (Agenda no. 6). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om algemeene voorwaarden vast te stellen,
bij het verleenen van vergunning tot slootdemping ten
behoeve van te bebouwen perceelen aan den Stienserweg
en om W. van der Kooi te Huizum eene dergelijke
vergunning te verleenen.
Dit voorstel luidt als volgt
Bij ons besluit van 5 October j.l. no. 3677/1212 is
aan den heer W. van der Kooi te Huizum vergunning
verleend voor het bouwen van een woonhuis aan den
Stienserweg op het kadastrale perceel Sectie E no. 3197,
Wijl tusschen dat perceel en den weg een sloot ligt,
welke ingevolge artikel 2 der Bouwverordening moet
worden gedempt alvorens met den bouw mag worden
begonnen, gaven wij den belanghebbende in overweging
voor die demping vergunning bij Uwe Vergadering aan
te vragen. Het hierbij overgelegde adres, dat 1 November
1922 is ingekomen en waarbij van der Kooi de voor
waarden aan de demping verbonden aanvaardt, is daar
van het gevolg. In deze aanvaarding is begrepen de
afstand van den grond aan de gemeente voorzoover
liggende vóór den voortuin.
Demping als hier bedoeld en afstand van grond zal
in de toekomst ten opzichte van de bouwterreinen aan
den Stienserweg herhaaldelijk voorkomen. Wij zouden
U daarom kortheidshalve het voorstel willen doen om
aan de te verleenen vergunning tot demping voor alle
gevallen de voorwaarden vast te stellen. Voor het vervolg
zou dan steeds naar die vastgestelde voorwaarden ver
wezen kunnen worden.
Wij geven U daarom in overweging te besluiten:
A. als voorwaarden, verbonden aan de vergunning
tot demping van de sloot voor bouwperceelen aan den
Stienserweg de volgende vast te stellen:
1. de voortuin vóór het te stichten huis wordt M.
diep, gemeten uit de rooilijn;
2. de vóór den voortuin gelegen strook grond met
halve sloot tot aan den weg, ter breedte van het te
dempen gedeelte, wordt voor den prijs van 1.aan
de gemeente overgedragen;
3. vóór met de demping wordt begonnen wordt
hiervan kennis gegeven aan den Directeur der gemeente
werken;
4. de sloot moet worden drooggemalen en daarna
riet en blabber worden verwijderd;
5. ter hoogte van Friesch zomerpeil wordt in het
gedempte gedeelte een duiker van betonbuizen, wijd
15 c.M. rond gelegd op een vuren bot;
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 November 1922.
361
6. de afsluiting van deze demping aan elke zijde
die door water wordt begrensd, wordt tot stand ge
bracht door stapelzoden of een stevige beschoeiing;
7. de werken worden ten genoegen van Burgemeester
en Wethouders uitgevoerd;
B. aan W. van der Kooi te Huizum vergunning te
verleenen tot het dempen van de sloot vóór zijn perceel
aan den Stienserweg, kadastraal bekend Sectie E no.
3197, ter lengte van de volle breedte van dat perceel,
op de voorwaarden als onder A zijn vastgesteld, met
bepaling dat de voortuin 7 M. diep wordt en met uit
zondering van de 5e voorwaarde.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Lautenbach: Mag ik een vraag doen? Ik zal
ze in een heel zachten vorm gieten. Wordt aan punt 4:
,,de sloot moet worden drooggemalen en daarna riet en
blabber worden verwijderd", nog wel langer de hand
gehouden? U begrijpt mij wel. Ik zal mijn vraag in een
zachten vorm gieten en vraag alleen: Wordt daar de
hand nog wel aan gehouden? Ik twijfel er aan, mijnheer
de Voorzitter.
De Voorzitter: Ik kan U antwoorden dat, zoover wij
weten, als er een sloot wordt gedempt, daaraan wel
de hand wordt gehouden.
De heer Lautenbach: Ik kan onjuist ingelicht wezen,
maar ik meende dat het vaste regel was dat er van
gemeentewege niet meer naar omgezien wordt. En ik
meende dit ook naar aanleiding van wat ik zelf heb
kunnen constateeren. Als er door de gemeente niet meer
naar gekeken wordt, wel, den belanghebbenden komt
dat beter uit.
De heer O. F. de Vries (wethouder): Ik wou dan
graag van den heer Lautenbach weten, welke slooten
dat zijn. Dan kan er op gewezen worden. Of de heer
1 autenbach dat nu wil doen of later, dat komt er mij
niet op aan.
De heer Lautenbach: Wij zullen dat dan maar onder
vier oogen behandelen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
6 (Agenda no. 7). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot onderhandsche verpachting van de Vliet-
sterbrug, de bruggen over het Vliet en de Oosterbrug.
Dit voorstel luidt als volgt
Op 1 Januari 1923 eindigt de pachtovereenkomst voor
de opbrengst van de bruggen over het Vliet, de Vliet-
sterbrug en de Oosterbrug. Was die overeenkomst over
het afgeloopen jaar (met uitzondering van die voor
laatstgenoemde brug) een gevolg van een openbare
verpachting, ditmaal meenen wij U het voorstel te
moeten doen de bruggen, nagenoeg op de bestaande
voorwaarden, aan de tegenwoordige bedienaars onders
hands in pacht af te staan, in de eerste plaats omdat
zij zich geschikt hebben getoond bij hunne werkzaam
heden, in de tweede plaats omdat het hun, bij vervanging
door anderen, ongetwijfeld moeilijk zou vallen zich
weer een bestaan te verschaffen, zoodat enkelen hunner
dan ondersteuning zouden moeten ontvangen en in de
derde plaats omdat eene openbare inschrijving het
vorige jaar is dit ook weer gebleken geen resultaat
oplevert. Het zijn de tegenwoordige pachters die in
schrijven.
De ontvangsten aan deze bruggen zijn tegenwoordig
nog van dien aard, dat een toelage aan de pachters
gerechtvaardigd is. Met het oog op een mogelijk druk
ker scheepvaartverkeer in de toekomst zouden wij ook
thans de pacht voor den tijd van één jaar willen aan
gaan.
De pachter van de opkomsten der Oosterbrug genoot
tot nog toe een toelage van 100.per jaar. De wij
ziging, gebracht in de ligplaatsen van schepen aan de
Oosterkade en den Grachtswal, heeft er evenwel toe
geleid dat aan dezen pachter, C. Split, een schadeloos
stelling werd toegekend; zijn betrekkelijk verzoekschrift
is den 12 September 1.1. door U ter afdoening in onze
handen gesteld. Het komt ons billijk voor deze schade
loosstelling voor het nieuwe pachtjaar te bepalen op
37.50, zoodat Split dan over 1923 in totaal een ver
goeding van 137.50 uit de gemeentekas zal ontvangen.
In verband met het leggen van eene nieuwe brug dient
deze pacht ook tusschentijds afgebroken te kunnen
worden.
Het komt ons voorts gewenscht voor dat Uwe Ver
gadering ons machtigt, met de betrokken brugwachters
de contracten, die feitelijk meer de verlenging van
een tijdelijke dienstbetrekking dan een eigenlijke ver
pachting beteekenen, indien gewenscht van jaar tot
jaar te continueeren.
Wij hebben de eer U in overweging te geven:
I. te besluiten tot onderhandsche verpachting van
de opkomsten der bruggelden van na te noemen brug
gen met het vrije gebruik van dienstwoningen, voor
zoover aanwezig, voor het jaar 1923, als:
de Vlietster- en Boomsbruggen aan L. van der Wal,
tegen eene toelage uit de gemeentekas van 200.
benevens het genot van vrije woning;
de Wittebrug aan H. Renses, tegen eene toelage van
8.per week, benevens het genot van vrije woning;
de Blauwebrug aan B. van der Meer, tegen eene toe
lage van 10.per week;
de Poppebrug aan G. van der Veer, tegen eene toe
lage van 8.per week, benevens het genot van vrije
woning;
de Oosterbrug aan C. Split, tegen eene toelage van
137.50 per jaar,
en verder op de voorwaarden, opgenomen in de loo-
pende pachtcontracten en onder bepaling, dat de pacht
van de opbrengst van de Oosterbrug te allen tijde tus
schentijds kan worden verbroken, in welk geval de
toelage naar evenredigheid zal worden verminderd;
II. Burgemeester en Wethouders te machtigen de
betrekkelijke overeenkomsten met de brugwachters, in
dien naar hun oordeel gewenscht, van jaar tot jaar te
verlengen.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Fransen: Bij de verschillende bruggen als
Wittebrug, Blauwebrug, Poppebrug en Oosterbrug staat
er telkens bij of de toelage is per week of per jaar.
Maar bij de Vlietster- en Boomsbruggen staat er niet
bij dat het per jaar is. Is dat de bedoeling, of is de
bedoeling per week?
De Voorzitter: Wilt U een amendement indienen op
het voorstel van Burgemeester en Wethouders?
De heer Fransen: Ik vraag alleen maar wat de be
doeling is.
De Voorzitter: Per jaar.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
7 (Agenda no. 8). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om hun een crediet te verleenen voor het
maken van een asphaltvloer in het Waaggebouw.