362 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 November 1922. Dit voorstel luidt als volgt De vloer in de Waag verkeert in een zeer onvol doenden toestand, die met herstelwerk niet is op te knappen. Klachten daarover zijn dan ook niet uitge bleven. Het gebruik, dat in de oorlogsjaren door het Rijkskantoor voor melk en kaas van de Waag is ge maakt, is aan den slechten toestand niet vreemd. De toestand had onze volle aandacht, waarom op de be grooting van gemeentewerken voor 1922 een post voor het maken van een asphaltvloer als „memorie" is uit getrokken, met de bedoeling in den loop van het jaar dezen post in een cijferpost om te zetten. Volgens het bericht van den Directeur der gemeentewerken van 12 September j.l. no. 1182 komt een nieuwe vloer op 10,700.—. Onder overlegging van stukken geven wij U in over weging te besluiten: Burgemeester en Wethouders voor het laten maken van een asphaltvloer in het Waaggebouw een crediet te verleenen van 10,700. De beraadslagingen worden geopend. De heer De Vos zal zijn stem tegen deze uitgaaf moeten geven. Hij is, voorzoover hem dat mogelijk was, niet te weten kunnen komen dat het absoluut noodig is, hij heeft geen anderen indruk kunnen krijgen dan dat het meer tot verfraaiing dan tot verbetering dient. Hij weet wel dat zoo'n verfraaiing ook verbetering mee brengt, maar waar het hier een bedrag geldt van 10.700.en het niet absoluut noodig is, gelooft spre ker dat het beter is, dit geld voorloopig niet te voteeren. Als er herstellingen moeten wezen, laat men die dan zoo goedkoop mogelijk doen uitvoeren. Spreker gelooft ook dat het nu de tijd niet is om een dergelijk bedrag van 10.700.te voteeren. De heer Visser acht het een moeilijk probleem. Hij is geen technicus, maar meent toch dat een groot deel van den vloer nog wel in den staat kan blijven, zooals hij is. Volgens de mededeelingen, die spreker zijn ver strekt, is 2/3 deel van den vloer nog in goeden en i/s deel in minder goeden staat. Spreker zou nu willen vragen of het niet mogelijk is, zonder groote kosten te maken, den vloer te restaureeren. Men wordt hier voor een uitgaaf geplaatst voor een doel, dat men zeer zeker wenschelijk kan achten, maar spreker komt deze 10.700.ook als een zeer hoog bedrag voor. Hij wil niet zeggen dat het te hoog is, maar als men in het stuk leest dat die vloer 10.700.moet kosten, dan voelt men, dat dit een zware uitgaaf is. Sprekers meening is, al is hij geen technicus en geen deskundige, dat, als men den vloer kon herstellen met minder kosten hij is al jaren lang gebruikt en zal dus nog wel een tijd dienst kunnen doen waarvoor hij dienst moet doen hij dit dan liever zou zien. De heer Dijstra zou willen vragen waarom men bij dergelijke gunningen steeds volgt de lijn van uitnoo- diging en waarom niet de weg van openbare aanbe steding wordt gevolgd. Dat laatste lijkt spreker toch het meest gewenscht. Hier zijn 3 uitnoodigingen gedaan. Spreker zou willen vragen waarom men dit systeem volgt en niet het plan van openbare aanbesteding. Den heer B. Molenaar heeft het verwonderd dat hier over het advies van de commissie voor de Openbare Werken niet is gevraagd. Waar het hier een belangrijke uitgaaf betreft, zou hij het voorstel willen aanhouden opdat alsnog de meening der commissie daarover kan worden gehoord. De heer Berghuis (wethouder) wil in de eerste plaats den heer Dijstra gerust stellen. De bedoeling is open bare aanbesteding te doen houden. Alleen in verband met de crediet-aanvrage heeft de directeur prijsopgave gevraagd. Maar het is niet de bedoeling het werk aan een van de firma's te gunnen, 't Is waar, in een van de stukken is wel die mededeeling gedaan, maar Bur gemeester en Wethouders hebben besloten toch nog een openbare aanbesteding te doen houden. En dan kan spreker gerust mededeelen, dat Burgemeester en Wet houders het met de wijze, waarop prijsopgave is ge vraagd, ook niet eens zijn. Op de vraag, waarom de commissie voor de Openbare Werken niet is gehoord, kan spreker den heer Molenaar antwoorden, dat indertijd bij het groote plan tot ver bouwing van de Beurs ook dit was inbegrepen. Dit onderdeel is toen evenwel op zij gelegd, omdat men meende, dat men het nog wel eenige jaren met den vloer zou kunnen doen. Nu blijkt de Waag echter, wat den vloer betreft, niet meer berijdbaar; het is zoo, dat er ten opzichte van het vervoer van de kaas op de meeste plaatsen dergelijke bochten in den vloer liggen, dat het gevaar oplevert voor de omgeving. Daarom hebben Burgemeester en Wethouders besloten toch bij den Raad te komen om dit voorstel te volvoeren. Den heer Visser wil spreker antwoorden, dat hij graag zou willen dat de heer Visser het waar maakte, dat 2/3 deel van den vloer nog berijdbaar is. Spreker zou zeggen dat hij geen vierkante meter kan vinden, die nog eenigs- zins zoo vlak ligt, dat hij niet voor herstelling in aan merking komt. De heer Van der Werff heeft vanmorgen een kijkje genomen in de Beurs en is werkelijk tot de ontdekking gekomen dat de waagvloer öf gerestaureerd öf ver nieuwd moet worden. Toch is het een feit dat 2/3 deel van den vloer nog werkelijk in een goeden staat ver keert, terwijl V3 deel beslist behoefte heeft aan verbe tering. Bij spreker rijst dan de vraag of een herstelling van den vloer even kostbaar zal zijn als een nieuwe vloer of dat herstelling de helft minder zal kosten. Hij zou daarnaar graag een onderzoek hebben ingesteld en kan meegaan met het voorstel van den heer B. Molenaar om deze zaak aan te houden. Dan kan Gemeentewerken nog betere inlichtingen verstrekken omtrent kosten van herstelling. De heer B. Molenaar: Het antwoord van den wet houder zegt ten opzichte van mijn vraag niets. De wet houder zegt dat de vloer in het groote plan was opge nomen en dat de toestand van den vloer onhoudbaar is. Ik heb over het voorstel zelf niet gesproken ik wil direct toegeven dat de vloer er allerberoerdst heen ligt. Maar in het belang van de zaak zou ik willen voor stellen alsnog het advies van de commissie voor de Openbare Werken te hooren. Ik doe dat voorstel. De heer Fransen heeft met eenige verwondering de woorden van den wethouder gehoord, dat de vloer toch publiek besteed zou worden. Spreker vindt dat heel goed, het is het meest gewenschte systeem. Maar waar men hier eerst een onderhandsche aanbesteding heeft gehad en nu zegt dat, als men de goedkeuring van den Raad heeft, men dan nog publiek zal aanbesteden, wil spreker vragen of dat nu wel een houding is tegenover de menschen, die reeds hebben ingeschreven. Spreker ondersteunt het voorstel van den heer Mole naar om dit voorstel nog 14 dagen aan te houden. Dan kan de commissie voor de Openbare Werken nog worden gehoord en kan deze haar advies aan den Raad uit brengen. Spreker wil hier nog aan toevoegen dat, indien de Raad een dergelijk voorstel voor zich krijgt, men niet daarvoor een onderhandsche aanbesteding behoeft te houden, omdat men de bouwkundigen van de gemeente voldoende in staat moet achten om een begrooting van een dergelijk werk aan Burgemeester en Wethouders over te leggen. Dat bedrag kan men dan hier in den Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 November 1922. 363 Raad goedkeuren. Om vooraf een aanbesteding te houden en op die manier een begrooting te maken, vindt spreker niet den weg. Was men bij Gemeente werken niet in staat een begrooting van dit werk te maken en moest men daarvoor een uitnoodiging doen aan verschillende leveranciers? De heer Berghuis (wethouder) kan, wat het laatste betreft, wel namens Burgemeester en Wethouders ant woorden, dat dezen het er ook geheel mee eens zijn dat dit de weg niet is. Maar de opdracht is van Ge meentewerken uitgegaan en de stukken zijn op deze wijze ingekomen. De bemerking van den heer Fransen zal spreker zeer zeker bij het college overbrengen. Hij hoort nu wel dat Burgemeester en Wethouders op het standpunt staan dat eerst een begrooting moet worden ingediend en dan aanbesteding moet worden gehouden. Verder hebben Burgemeester en Wethouders niets geen bezwaar om alsnog deze zaak in de commissie voor de Openbare Werken te brengen. De heer O. F. de Vries (wethouder) heeft er niet veel aan toe te voegen, maar wil er toch den nadruk op leggen, dat dit geen onderhandsche aanbesteding is. Als de heer Fransen niet wist, hoeveel 1 M2. asphalt vloer kost, dan was hij ook naar verschillende hande laars gegaan. Precies hetzelfde heeft Gemeentewerken gedaan. Er heeft geen onderhandsche aanbesteding plaats gehad, maar er is gevraagd: wat kost bij jullie een asphaltvloer per M2? Hier is geen sprake van een onderhandsche aanbesteding. De heer Visser merkt op dat de wethouder heeft gezegd: ik zou den heer Visser willen vragen of hij in staat is één vierkante meter aan te wijzen, die nog in goeden staat is. Spreker heeft gezegd dat 2/3 deel van de vloer nog goed is, niet omdat hij technisch op de hoogte is, maar omdat hij zich heeft laten adviseeren door den heer Van der Werff die hem het noemen van zijn naam wel niet kwalijk zal nemen dat de vloer nog wel geschikt kon worden beschouwd. De heer Van der Werff is toch deskundige, hij zit in het rnetselaarsbedrijf. Hij heeft meer vloeren gelegd en zal dus wel kunnen beoordeelen of een vloer geschikt is of minder geschikt. Met het advies van den heer Van der Werff voor oogen dacht spreker dus dat het met een reparatie wel klaar te maken was. De beraadslagingen worden gesloten. De Voorzitter stelt voor het voorstel aan te houden en het alsnog te zenden naar de Commissie voor de Openbare Werken, om die er over te hooren. Met algemeene stemmen wordt dienovereenkomstig besloten. 8 (Agenda no. 9). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van verordeningen rege lende de verplichting inzake de nummering van de gebouwen en betreffende de aanhouding der bevolkings- en wijkregisters (bijlage no. 38). Met algemeene stemmen wordt besloten overeen- komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 9 (Agenda no. 10). Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan H. C. Feldhaus alhier ontheffing te verleenen van het raadsbesluit van 5 Juli 1869, wat betreft de bebouwing van een gedeelte van het toen aan de sociëteit „Amicitia" afgestane terrein, alsmede tot overneming van grond aldaar. Dit voorstel luidt als volgt Bij adres van 28 October 1922, den 31 en d.a.v. om prae-advies in onze handen gesteld, verzoekt de heer H. C. Feldhaus alhier aan Uwe Vergadering vergunning om het hotel Amicitia Wirdumerdijk no. 45) te mogen uitbreiden. Dit verzoek steunt op een raadsbesluit van 5 Juli 1869. Toen toch besloot de Raad der gemeente I.eeuwarden op verzoek van de directie der sociëteit Amicitia, terzelfder plaatse gevestigd als thans het hotel van dien naam, om a. den grond waarop de sociëteit was gebouwd en b. het terrein ten zuiden daarvan (de tegenwoordige tuin behoorende bij het hotel) in eigen dom aan Amicitia over te dragen voor de som van 1600.onder voorwaarde, dat „aan de sub a be doelde lokalen der sociëteit noch op, noch over den grond sub b vermeld aan- of bijbouwingen mogen wor den gedaan zonder goedkeuring van den Raad der ge meente Leeuwarden". De heer Feldhaus wenscht thans op een klein gedeelte van den tuin beslag te leggen voor uitbreiding van het hotel. Wij meenen dat tegen inwilliging van het verzoek geen bezwaar bestaat. Tegelijk zouden wij nog iets anders willen regelen. Voor eene goede oplossing van het verkeer is het drin gend noodig een kleine driehoekige strook van de zuid zijde van den tuin bij de openbare straat te voegen. Deze strook is op de hierbij aan U overgelegde teeke- ning aangegeven. De heer Feldhaus is genegen deze aan de gemeente in eigendom af te staan, onder bepaling, dat hieruit voor hem geen kosten voortvloeien. Wij geven U alzoo in overweging te besluiten: A. aan den heer H. C. Feldhaus vergunning te ver leenen om een gedeelte van den tuin aan de zuidzijde van het hotel Amicitia, kadastraal bekend Sectie B no. 3236, te benutten voor uitbreiding van het hotel over eenkomstig de hierbij gevoegde teekening; B. van den heer H. C. Feldhaus alhier kosteloos in eigendom over te nemen een driehoekig stukje van den tuin aan de zuidzijde van het hotel Amicitia, zijnde een deel van het bovengenoemde perceel Sectie B no. 3236, als op de hierbij behoorende teekening is aan gegeven; C. het onder B bedoelde strookje te bestemmen voor den publieken dienst en voor het maken van de aan sluiting aan den openbaren weg aan Burgemeester en Wethouders het noodige crediet te verleenen. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 10 (Agenda no. 11). Voorstel van Burgemeester en Wethouders om hun met wijziging in zooverre van vroegere besluiten, eene algemeene machtiging te ver leenen tot het verleenen van eene bijdrage in de kosten van gestichtsverpleging van ingezetenen, lijdende aan tuberculose. Dit voorstel luidt als volgt Bij Uw besluit van 11 Juni 1918 werden wij uitge- noodigd, om in voorkomende gevallen, wanneer het bestuur van het Volkssanatorium „Herema State" te Joure zich tot ons mocht wenden om eene bijdrage uit de gemeentekas in de kosten van verpleging van pa tiënten in die inrichting, te onzer beoordeeling, de medewerking der gemeente toe te zeggen. Den 10 Fe bruari 1920 besloot Uwe Vergadering de machtiging aan ons college uit te breiden en gelijke medewerking toe te zeggen, wanneer het verpleging betreft in het sanatorium „Hellendoorn" en in de Sophiastichting te Scheveningen. Het blijkt echter, dat de gegeven mach tiging niet ver genoeg strekt. Hoezeer in enkele gevallen, waarin steun werd gevraagd, termen aanwezig waren om dien te verleenen, kon deze niet worden toegezegd, omdat verpleging plaats had in een andere inrichting dan de drie genoemde. Het komt ons voor, dat in den geest Uwer Vergadering gehandeld wordt als die mach-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1922 | | pagina 3