384 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 November 1922. geloof ik ook dat het niet op den weg van een enkele gemeente ligt om dat nog te doen. Daarom trek ik mijn voorstel in. De beraadslagingen worden gesloten. Met adres sub 7 wordt voor kennisgeving aangenomen. 8. adres van J. Hofstra alhier, waarbij wordt ver zocht verbetering aan te doen brengen in den toestand van het voetpad van de eerste Vegelindwarsstraat tot aan de Huizumerstraat en van de sloot tegenover het huis van adressant, Achter de Hoven no. 238. Wordt voorgesteld dit adres in handen van Burge meester en Wethouders te stellen ter afdoening. De beraadslagingen worden geopend. De heer Tiemersma heeft geen bezwaar dat dit adres ter afdoening in handen van Burgemeester en Wet houders wordt gesteld. Maar als hij zich goed herinnert, clan is eenige jaren geleden ook een adres van de be woners van die plaats in den Raad geweest en is dit adres toen op dezelfde manier behandeld. Wanneer nu weer eenzelfde besluit wordt genomen dan zou spreker ten opzichte van die afdoening toch op den meest moge lijken spoed willen aandringen. De Voorzitter kan namens Burgemeester en Wet houders antwoorden dat het verzoek van adressant zeer zeker binnenkort een punt van overweging in het col lege zal uitmaken. De heer Lautenbach wou net zeggen maar de Voorzitter was hem even te vlug dat, als dit besluit nu ongeveer parallel zal loopen met het vroegere be sluit, die menschen daar zich er dan niet erg blij om behoeven te maken. Spreker had de zaak liever in een andere richting gestuurd; hij zou liever prae-advies wenschen. Want het is daar een onhoudbare toestand. De Voorzitter antwoordt dat het moeilijk gaat, dat op ieder verzoek van adressanten, wier verzoeken toch hoofdzakelijk uit eigen belang worden gedaan zooals ook duidelijk uit dit adres spreekt, waar de adressant wijst op de sloot voor zijn huis prae-advies wordt uitgebracht. Spreker dunkt dat de Raad het wel aan Burgemeester en Wethouders kan overlaten om te be- oordeelen in welke gevallen verbetering moet worden aangebracht. De heer Lautenbach: Er zit ook een kantje aan dit geval, het is niet te ontkennen dat er eigenbelang bij in 't spel is, hoewel ik het billijke van het verzoek inzie. Maar men zou het toch wel in de richting kunnen sturen dat de bijzonder belanghebbenden zich b.v. een grooter of kleiner offer voor de verbetering getroostten. Wan neer Burgemeester en Wethouders met een dergelijk voorstel kwamen, dan was er althans kans dat het in de goede richting ging. Maar nu bekruipt mij zoo de vrees dat het gaat als voren. De Voorzitter: Wenscht U een voorstel te doen? De heer Lautenbach: Ja, ik stel voor het adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen om prae-advies. Het voorstel-Lautenbach wordt ondersteund. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel-Lautenbach om het adres sub 8 in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen om prae-advies, wordt met 17 tegen 6 stemmen aan genomen. Vóór stemmen: de heeren Lautenbach, M. Molenaar, Koopal, Muller, Visser, Van der Werff, De Boer, Zand- stra, Fransen, Tiemersma, Jansen, Dijstra, IJ. de Vries, Westra, Cohen, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi en de heer B. Molenaar. Tegen stemmen: de heeren Berghuis, Oosterhoff, Van Weideren baron Rengers, De Vos, O. F. de Vries en Dijkstra. 9. voorstel van de heeren L. Zandstra en K. de Boer om een post op de gemeente-begrooting uit te trekken van 100.ter bestrijding van de kosten van uitrei king aan de ouders van kinderen, welke voor het eerst schoolgaan, van de brochure „Nu Uw kind op school gaat". Zal in de volgende vergadering worden behandeld. 10. adres van J. en A. Haagsma te Woudsend om hen te ontheffen van de betaling eener boete van 200.70 wegens te late oplevering van privaattonnen voor de gemeentereiniging. Wordt in handen van Burgemeester en Wethouders gesteld om prae-advies. 11. adres van de Nieuwe Leeuwarder Slagers- vereeniging om over te gaan tot verlaging van de keur- loonen voor vleesch, als daarbij is aangegeven. Burgemeester en Wethouders stellen voor om dit adres af te wijzen. Als de Voorzitter, aannemende dat niemand het woord verlangt, naar het volgende punt wil overgaan, vraagt de heer Dijstra het woord. De beraadslagingen worden heropend. De heer Dijstra: Dat gaat mij een beetje te vlug. Ik kan mij wel indenken dat een eventueel advies van het college niet bijzonder gunstig zal zijn, maar ten aan zien van deze kwestie zijn toch de juiste motieven, die door het college worden aangevoerd, niet bekend. Hoe wel ik wel vermoed in welke richting zich deze zullen ontwikkelen, geloof ik toch dat de cijfers, die door adressante zijn genoemd als werkelijk benoodigd en wat in totaal wordt opgebracht, wel aanleiding geven om daarop een nader licht te werpen en de zaak breeder te motiveeren dan alleen voor te stellen het adres af te wijzen, zooals het college doet. Ik zou daarom prae-advies willen hebben. De heer Dijkstra (wethouder): Ter verdediging van het standpunt van Burgemeester en Wethouders wil ik meedeelen, dat Burgemeester en Wethouders op dit standpunt staan, omdat zij de noodzakelijkheid van dezen maatregel niet inzien. Deze slagersvereeniging, die adresseert en die in plaats van 1 cent vergoeding, wat voldoende was, zoo vrij is geweest 2y2 cent te nemen, gaat nu beweren dat, als het keurloon schap pelijk was gesteld dat is ongeveer de uitdrukking, die is gebezigd dit dan den slagers aanleiding zou hebben gegeven, dat het bepaalde keurloon niet aan de afnemers of klanten in rekening zou zijn gebracht. Dat moet worden beweerd door menschen, die begonnen zijn om een bepaald bedrag, dat absoluut noodzakelijk was en waartoe recht bestond, daarvoor te nemen. Dan was het recht. Als de menschen met verhoogde uitgaven, zooals hier de keurloonen, worden belast, dan is de gewone logische gang van zaken, dat dit op het verkochte product wordt gelegd, er bij wordt gerekend. Maar als er een bedrag bij komt van 1 cent per pond en de slagers beginnen dan later te betoogen dat als de keurloonen eenigszins billijk gesteld waren, zij deze niet op het product zouden hebben gelegd, maar men hoort dan ook dat die menschen zoo vrij zijn geweest om de vergoeding voor de keurloonen alvast met 150 te verhoogen, dan kan naar mijn zin de Raad zoo'n adres zeker wel voor kennisgeving aannemen. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 November 1922. 385 De heer Dijstra zegt dat, als hij tegen een dergelijk adres eenig bezwaar zou stellen hij heeft er met een belanghebbende over gesproken, dit wil hij voorop stellen dan zou dat kunnen zijn dat, indien een ge deelte van de keurloonen zou worden gelicht uit de begrooting, die de Raad pas heeft afgehandeld, men hier dan weer een begrooting zou hebben, die op andere wijze zou moeten worden aangevuld. Dat is een zakelijk bezwaar. Maar wat het verband betreft, dat de wet houder legt tusschen die 2\'2 cent en de zaak zelve, dat lijkt spreker absoluut onjuist toe. Men heeft hier te doen met een verordening, door welke belangrijk meer geld binnen komt dan de dienst, waarvoor het moet worden besteed, noodig heeft. Nu kan men van slagers zijde zeggen dat, als door den Raad wordt beslist dat er zoo weinig als noodig is uit de keurloonen zal worden gehaald, desnoods met een klein surplus voor een even- tueelen tegenvaller, dat als dit door den Raad gedaan wordt, dan die 2/2 cent per pond van den vleeschprijs zal worden afgenomen, maar het lijkt spreker toe dat dit met de zaak niets uitstaande heeft, ook omdat men daar veilig tegenover kan plaatsen, aangenomen dat de slagersvereeniging dit bedrag er af neemt, dat zij bij een volgenden keer of na verloop van tijd wel weer de gelegenheid heeft het er weer bij te doen, zij het dan ook in 2 of 3 termijnen. Wanneer de Raad zou besluiten het keurloon te verminderen, moet dit geschieden on afhankelijk van wat de slagers wel of niet zullen doen. Spreker voor zich zou zeggen dat men op goede gronden dient te motiveeren, waarom een dienst, die 15.000. a 16.000.noodig is, 32.000.opbrengt. Kan dat voldoende worden gemotiveerd, dan zal men daarmee de zaak in een ander licht plaatsen. De heer Visser kan zich niet vereenigen met de af wijzende beschikking, welke het college wenscht te nemen op het adres van de slagers. Spreker heeft het adres dat hij op 't moment niet bij zich heeft gister doorgelezen en heeft daarvan deze opvatting gekregen dat de slagers zeggen dat, als de keurloonen worden verminderd, zij bereid zijn deze niet meer te verhalen op de consumenten. Spreker zou op dat adres nu zeer gaarne prae-advies willen hebben, opdat men kan onderzoeken of er termen aanwezig zijn dat men kan komen met lager keurloonen en op die manier de slagers in de gelegenheid worden gesteld het keurloon niet meer op de consumenten te verhalen. Met een afwijzen en niets meer kan spreker zich dan ook niet vereenigen, hij zou prae-advies wenschen of er niet een andere regeling ware te treffen. De heer De Boer kan geheel meegaan met het advies, dat van de zijde van het college komt. Hij denkt hier aan het oude spreekwoord, dat zegt: Als de vos de passie preekt, boer pas op je ganzen. Zoo is het ook hier. Als men den Raad nog kon overtuigen dat door verlaging der keurloonen de vleeschprijzen zouden worden herzien maar dat staat niet in het adres zelf, dat staat alleen in de toelichting. In het adres zelf wordt alleen over verlaging der keurloonen gesproken. Spreker deelt verder het zakelijk argument van den heer Dijstra in verband met de begrooting. Maar ook dient gelet te worden op het feit dat, als het abattoir binnen niet te langen tijd tot stand komt, men dan misschien opnieuw de tarieven onder de oogen zal moeten zien. Dan is er geen reden om dit adres te accep teeren en thans de keurloonen onder de oogen te zien. De heer Visser: Als ik goed begrijp dan zullen dus de consumenten daarvan de dupe worden. De heer De Boer: Die zijn het al. De heer Visser: Maar dan moeten ze het toch niet verder worden. De heer De Boer: Dat kan niet meer. De heer Visser zegt dat in het betrokken adres, dat aan de raadsleden is toegezonden, is gezegd, dat men practisch wil aantoonen dat men van slagerszijde bereid is de keurloonen niet op de consumenten te verhalen. Men wil een regeling treffen, als het college en de Raad willen meewerken, de keurloonen zoodanig te bepalen, dat men die niet op de consumenten behoeft te verhalen. Men komt dan met een berekening en met cijfers en bij de berekening van de slagers met vrij aanmerkelijk lager keurloonen zal er nog winst door de gemeente worden gemaakt. Als nu waar is, wat in dat adres is omschreven, dat de gemeente bij een geringer keurloon nog winst zal maken, waarvoor moet dan nog een hooger keurloon blijven gehandhaafd? Spreker zou dat uitgemaakt willen hebben, of het waar is dat het met minder kan. Als 4.voldoende is dan moet men niet 6.- of 7.willen hebben. Dan moet men princi pieel besluiten tot verlaging der keurloonen. De slagers zeggen in hun adres dat zij bereid zouden zijn geweest, als zij hun meening dienaangaande hadden kunnen verklaren maar zij zijn over de voorstellen betreffende de keurloonen niet gehoord en de keur loonen tot een bepaalde hoogte waren opgevoerd, deze niet te verhalen op de consumenten. Nu kan men dat achteraf altijd wel zeggen. Maar zij zeggen het tóch dat, als er lager keurloonen waren geheven, zij met een niet-verhooging van den kostprijs content hadden kun nen gaan en zij zeggen ook dat zij nu nog bereid zijn dat in practijk te brengen, als de Raad overgaat tot verlaging van de keurloonen. Nu weet spreker niet of de in het adres genoemde cijfers juist zijn en hij zou dat liever willen doen onderzoeken. Het is toch een kleinigheid, dat het college prae-advies uitbrengt. Waarom zal men dit nu zoo afwijzen. Daar heeft men niets aan. Men kan het afwijzen, omdat men een anti pathie heeft tegen de slagers, die dit adres hebben ingezonden, maar dat is toch niet een zakelijk argument. De heer Jansen heeft met zeer gemengde gevoelens dit adres gelezen. Eerst hebben we gehad dat een klein keurloon werd geheven en de slagers met 1 cent konden volstaan, terwijl zij 2f2 cent hebben geheven. Nu komt straks het keurloon op ongeveer 2 cent en nu gaan ze zeggen dat, als het de helft lager was, zij het niet ge heven zouden hebben. Spreker vindt een gruwelijke tegenstrijdigheid in de daden die de slagers hebben ge daan en den weg, die nu door hen wordt bewandeld. Spreker heeft dit uit het adres gezocht: zou het ook kunnen zijn dat de slagers door verlaging der keur loonen een nadeelig saldo op het slachthuis willen leggen om daarmee dan aan te toonen dat Burgemeester en Wethouders voor de zooveelste maal in de war zijn geweest en dan te zeggen: Zie je wel dat wat wij op die gehouden vergadering hebben gezegd, dat er een geweldig tekort zou komen, is uitgekomen? We hebben 't wel voorspeld. Spreker gelooft dat dit de gedachten- gang is geweest. Hij zal zich nu niet tegen prae-advies verzetten. Als Burgemeester en Wethouders verklaren dat het mogelijk is de keurloonen naar beneden te bren gen, dan is hij daarvoor. Maar de daden en de woorden van de slagers zijn in flagranten strijd met elkaar. De heer Westra wil naar aanleiding van wat de heeren de Boer en Dijstra als een zakelijk bezwaar heb ben aangevoerd, opmerken, dat op de gemeente-be grooting is uitgetrokken een bedrag van 15.700.als ontvangsten aan keurloonen, terwijl volgens de cijfers, door Burgemeester en Wethouders verstrekt bij hun voorstel omtrent het openbaar slachthuis, die opbrengst zal bedragen ruim 32.000.Zoodat men dus het begrootingscijfer van 15.700.niet zal behoeven te veranderen, wanneer men de keurloonen gaat verlagen. Dat bezwaar bestaat niet.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1922 | | pagina 2