388 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 November 1922.
fabriek voor den aannemer gewerkt, een en ander tot
bedragen van 89.78 en 16.80.
De aannemer verzoekt bij adres, ingekomen 3 No
vember j.L, hem de boete kwijt te schelden, onder be
reidverklaring de schade, uit de te late oplevering voort
vloeiende, te dragen. Met den Directeur der gemeen
telijke gasfabriek zijn wij van oordeel dat, nu de ge
meente van die latere oplevering geen schade en de
aannemer aan het werk toch reeds geen voordeel heeft
gehad, voor inwilliging van dat verzoek termen aan
wezig zijn.
Onder overlegging van stukken geven wij U alzoo
in overweging te besluiten:
aan S. Vellinga te Apeldoorn, aannemer van het
leveren van een ijzeren hek om het terrein bij de
watergasfabriek alhier, de wegens te late oplevering
van het werk beloopen boete, tot een bedrag van
350.kwijt te schelden, onder bepaling, dat hij de
kosten van het door het bedrijf gehouden toezicht, ad
89.78 en het bedrag, ad 16.80, voor door de fabriek
voor hem verrichte werkzaamheden betaalt.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer De Boer: Ik stel voor om de boete wèl te
laten betalen; ik zie geen enkele reden dat, als iemand
de bepalingen van een overeenkomst niet nakomt, hij
dan van een gedeelte van die overeenkomst kan worden
ontheven. Ik stel voor deze boete wel te laten betalen;
ik vind het in 't algemeen beter dat aan die boetebe
paling wel de hand wordt gehouden. Dan leeren de
menschen eens binnen den gestelden termijn opleveren.
De heer Lautenbach zou graag willen weten of hier
ook nog een bijzondere aanleiding bestaat om clementie
toe te passen. Hier is alleen sprake van schade door
kosten van toezicht, die de gasfabriek heeft gehad. Maar
is er nu ook nog een bijzondere aanleiding geweest om,
zooals Burgemeester en Wethouders voorstellen, genade
voor recht te laten gelden?
Verder wil spreker hier nog deze bemerking aan toe
voegen dat, zooals de toestand bij dat hek nu is, die niet
voldoende is. Als het terrein niet wordt verhoogd dan
is er nog vrije toegang voor jongens en viervoetige
dieren.
De heer Dijkstra (wethouder) zegt dat hem het
laatste, wat de heer Lautenbach opmerkt, ook is opge
vallen. Men is dan ook al bezig het terrein op te hoogen.
Spreker heeft ook geconstateerd dat de onderste beton
nen stukken van het hek wel wat hoog zijn geplaatst.
Hij heeft er de aandacht van den directeur op gevestigd
dat het terrein moest worden opgehoogd met sintels
en er is nu al een gedeelte dat al aardig in orde is ge
maakt. Het is van een deskundige ook niet verstandig
het op die manier te doen. Want in de toekomst zullen
de kwajongens misschien nog onder dat hek door krui
pen, omdat men wel kan verwachten dat zij de sintels
er onder vandaan zullen halen. Dan zal er nog een plank
voor moeten. Men zal dat moeten afwachten.
De heer De Boer zegt dat hij tegen zal stemmen. Of,
misschien verandert hij nog wel als spreker zegt dat
de enkele reden is, waarom dit voorstel op deze manier
den Raad bereikt, datgene, wat de heer Lautenbach
vraagt, n.l. of er nog bijzondere redenen zijn. Want dat
laatste is eigenlijk het geval. Spreker meent dat de op
merking van den heer De Boer omtrent de boetebe
paling In 't algemeen niet correct is, omdat hij meent
dat ten opzichte van boete-bepaling iedere zaak afzon
derlijk moet worden beoordeeld. Er kunnen zich om
standigheden voordoen dat een aannemer of leverancier
er absoluut niets aan doen kan dat hij te laat is. En
dan zou spreker het onredelijk vinden om door alles
heen toch maar te laten betalen.
Het is wel wat moeilijk te redigeeren, hoe de zaak
geloopen is. Toen het werk was aanbesteed, viel het
al gauw op, dat het niet erg opschoot. Spreker heeft
toen een paar maal samen met den directeur met den
aannemer gesproken. Toen bleek dat hoewel Burge
meester en Wethouders het werk hadden gegund aan
een kleinen aannemer, daar dit op zichzelf niet een
reden was om het zoo iemand niet te gunnen, omdat
Burgemeester en Wethouders van meening zijn dat, als
een aannemer het aandurft een behoorlijk werk aan te
nemen, men het hem dan wel kan gunnen toen deze
aannemer in de practijk voor de uitvoering stond, het
hem heel wat moeite kostte om het ijzerwerk te koopen.
Spreker heeft samen met den directeur den aannemer
nog eens extra nagevraagd wat de reden was en toen
heeft hij dezen indruk gekregen. De aannemer had een
belangrijk bedrag noodig om zijn aankoopen te betalen
en aangezien hij niet direct bij machte was tot betaling,
heeft dit oponthoud ten gevolge gehad in de levering.
Spreker heeft begrepen dat de aannemer direct moest
betalen en hij kan zich voorstellen dat dit voor iemand,
die niet kapitaalkrachtig is, niet zoo heel gemakkelijk
is. Ten slotte is echter de zaak in orde gekomen, spreker
meent nog wel met medewerking van den directeur van
de gasfabriek. Deze, de heer Blauw, heeft er zich mee
bemoeid. Omdat dus de aannemer niet kapitaalkrachtig
was, is hij er hier tusschen geraakt en daardoor is het
werk dus, naar sprekers bescheiden meening, buiten de
schuld van den aannemer, te laat opgeleverd. Dat is
I iets waar de Raad, volgens de meening van het college,
rekening mee moet houden.
De heer De Boer: Het betoog van den wethouder
van de Bedrijven heeft mij niet bekeerd van mijn oor
spronkelijk standpunt. Ik heb geen enkel argument ge
hoord, waaruit blijkt, dat de aannemer buiten zijn schuld
het werk te laat heeft opgeleverd. Dat de aannemer
niet kapitaalkrachtig was, was een factor, waarmee hij
zelf rekening had moeten houden en had kunnen houden.
Als ik iets koop, dat ver boven mijn financieele draag
kracht gaat, en het dan op een gegeven oogenblik vast
loopt, is dat mijn eigen schuld. Dat kon hij ook weten.
Nu dus vaststaat dat de aannemer niet door overmacht
zijn verplichtingen niet kon nakomen, blijf ik op hetzelfde
standpunt staan, dat er geen reden bestaat om hem deze
boete kwijt te schelden.
De heer Ij. de Vries wil een kleinigheid constateeren,
n.l. dat het standpunt van den wethouder veel sympa
thieker is dan dat van den heer De Boer. Het standpunt
van den wethouder is om den kleinen man te helpen en
het standpunt van den heer De Boer is harteloos.
De heer De Boer: Dat had ik ook wel kunnen zeggen.
De heer Visser zal voor het voorstel van Burge
meester en Wethouders stemmen om reden van mede
lijdenden aard. Hij is het ten slotte wel volkomen met
den heer De Boer eens dat men niet de hand moet
reiken aan dergelijke practijken; als men een karwei
aanvaardt moet men ook rekening houden met zijn
draagkracht. Men dient dus in 't algemeen dergelijke
beunhazerij niet in de hand te werken. Om reden van
medelijdenden aard zal spreker echter voor dit voorstel
stemmen, hoewel waar is wat de heer De Boer zegt, dat
dit het systeem niet is.
De heer De Boer: Als het medelijden hier opgeld
moet doen, dan moeten wij zelf botje bij botje doen,
maar het niet doen uit de gemeentekas.
De heer IJ. de Vries vindt het standpunt van de heeren
De Boer en Visser zoo, dat zij schijnbaar niets voelen
voor den kleinen man, maar wel voor den hoogen, den
welgestelden. De heer De Boer schijnt op het standpunt
te staan dat de kleine man maar klein moet blijven en
dat de groote wel meer mag hebben.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 November 1922.
389
De uitspraak, die de heer De Boer heeft gedaan, vindt
spreker kras. Hij hoopt, dat ze goed in de notulen is
vastgelegd, dat niet het gemeentegeld mag worden ge
bruikt voor philantrophie. Misschien komen die woorden
reeds de volgende vergadering direct weer te pas. Spre
ker hoopt, dat ze goed zijn vastgelegd.
De heer Visser zegt dat door den heer IJ. de Vries de
meening naar voren wordt gebracht alsof de heer De
Boer die daar zelf ook wel op zal kunnen antwoor
den en spreker het standpunt zouden huldigen dat
men geen kleine menschen moet helpen en dat, wie klein
is, maar klein moet blijven. Dat is sprekers meening niet.
Maar hij wil den heer IJ. de Vries de vraag stellen of
de gemeente een dergelijk systeem in de hand mag
werken. Zulke menschen moeten zich buiten de grens
der gemeente trachten op te werken, maar de gemeente
mag dit systeem niet in de hand werken. Als het even
wel gaat over het helpen van den kleinen man als zoo
danig dan gelooft spreker dat hij daarvoor evenveel voelt
als de heer IJ. de Vries. Maar de logische consequentie
van de woorden van den heer IJ. de Vries is, dat, als een
kleine man niet in de gelegenheid is een karwei van
eenige beteekenis aan te nemen, dit voor hem geen be
lemmering mag zijn en dat hij dan door de gemeente
moet worden geholpen. Wat betreft de financieele zijde
gelooft spreker echter dat de gemeente hier geen schade
heeft en hij kan er dan ook in meegaan, dat hier geen
boete wordt betaald, omdat er niet van schade wordt
gesproken.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt
met 15 tegen 8 stemmen aangenomen.
Vóór stemmen de heeren Berghuis, M. Molenaar,
Muller, Visser, Van der Werff, Zandstra, Fransen, Tie-
mersma, O. F. de Vries, Jansen, Dijkstra, Dijstra, IJ. de
Vries, Westra en Cohen.
Tegen stemmen: de heeren Lautenbach, Koopal, De
Boer, Oosterhoff, Van Weideren baron Rengers, De Vos,
mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi en heer B. Mole
naar.
10 Agenda no. 11). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om aan E. J. Beerents, alhier in erfpacht
af te staan een perceel bouwterrein aan de zuid-west-
zijde van de Bleeklaan, niet vallende onder de in uit
gifte gebrachte terreinen tusschen het Cambuursterpad
en den Oostersingel.
Wordt in verband met het schrijven sub 12 der me-
dedeelingen (III) door Burgemeester en Wethouders
teruggenomen.
11 (Agenda no. 12). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om ten behoeve van de verbetering van
het verkeer in de Koningstraat stoepen aldaar in eigen
dom over te nemen.
Dit voorstel luidt als volgt
Dat het verkeer door de nauwe Koningsstraat moei
lijkheden ondervindt zal Uwe Vergadering bekend zijn
en dat eene afdoende verbetering alleen zou zijn te ver
krijgen door verbreeding daarvan eveneens, terwijl zij
het voorts wel met ons eens zal wezen, dat aan dit
laatste met het oog op de daaraan verbonden kosten
voorloopig niet kan worden gedacht. Wij hebben daarom
overwogen op eene andere wijze eenige verruiming aan
dat verkeer te geven. Het verkeer door deze straat is
niet te verminderen zonder dat andere straten (de
Voorstreek, Koornmarkt en Korfmakersstraat) nog
zwaarder belast worden dan ze reeds zijn. Wordt toch
het berijden van de Koningsstraat van een zijde ver
boden dan zal het verkeer in de andere genoemde straten
daarvan de nadeelige gevolgen ondervinden. Zoo heb
ben wij de verruiming gezocht in het leggen van een
trottoir aan de noordzijde langs de straat van den kant
van de Voorstreek af tot aan het hek om de stoep van
het Friesch Museum. Door de opruiming van het hek
bij het perceel van den heer Schaafsma en het leggen
van een trottoir op gelijke hoogte als de stoep langs het
winkelraam wordt een doorgaande passage voor voet
gangers mogelijk en het gevaar voor ongelukken voor
dezen belangrijk verminderd.
De N.V. Noord-Nederlandsche boekhandel (Directeur
de heer Schaafsma) en het Bestuur van het Friesch
Genootschap voor geschied-, oudheid- en taalkunde zijn
genegen de stoepen aan de gemeente af te staan: eerst
genoemde voorzoover de stoep ligt langs haar pand aan
de zijde van genoemde straat tot aan de stoep van
het Friesch Museum, onder voorwaarde dat het bedoelde
aan te leggen trottoir begint waar thans het ijzeren hek
aanvangt (het daarvóór liggende stoepgedeelte langs het
winkelraam blijft in den tegenwoordigen toestand), dat
het onderhoud van de stoep en van het te leggen trottoir
ten laste van de gemeente komt, dat de stoep niet smaller
wordt dan deze nu is en dat het hek, dat weggenomen
wordt, haar eigendom blijft; laatstgenoemd Bestuur de
stoep, voorzoover liggende langs de perceelen van het
Friesch Museum, tot het hek om de stoep van het oor
spronkelijk gebouw op den hoek en onder voorwaarde
dat het in dit stoepgedeelte liggende keldergat en de
daarboven aangebrachte lichtschepping onveranderd
behouden blijven. Het uitkomende materiaal blijft eigen
dom van het Genootschap.
De naamlooze vennootschap draagt 75.bij voor
de verandering van de koekoeken in de stoep ten be
hoeve van de toetreding van het licht in het sous
terrein.
Bij de samenstelling van de begrooting voor 1923
is op straatverbetering, als hier bedoeld, gerekend.
Onder overlegging van stukken strekt ons voorstel
dus om U in overweging te geven te besluiten:
A. kosteloos in eigendom over te nemen:
1. van de N. V. Noord-Nederlandsche boekhandel
(directeur de heer Schaafsma) alhier het gedeelte van
de stoep langs de zuidzijde van het perceel, kadastraal
bekend Sectie B no. 2107, op voorwaarde:
dat de gemeente een trottoir legt van de plaats, waar
het ijzeren hek begint af tot aan de stoep langs het
gebouw van het Friesch Museum,
dat de stoep langs het winkelraam niet smaller wordt
dan deze nu is en
dat het hek eigendom blijft van de vennootschap
2. van het Bestuur van het Friesch Genootschap
voor geschied-, oudheid- en taalkunde de stoep langs
het perceel kadastraal bekend Sectie B no. 3516 tot
aan het hek om de stoep voor het perceel Sectie B
no. 3517 op den hoek van de Koningsstraat en de Turf
markt, op voorwaarde:
dat het in het stoepgedeelte liggende keldergat en
de daarboven aangebrachte lichtschepping onveranderd
blijven en
het uitkomende materiaal eigendom blijft van het
Genootschap;
B. van de genoemde vennootschap te aanvaarden
75.als bijdrage in de kosten voor het veranderen
van de koekoeken in het stoepgedeelte;
C. de over te nemen stoepen te bestemmen voor
den publieken dienst.
De beraadslagingen worden geopend.
Den heer M. Molenaar is dit voorstel van Burgemees
ter en Wethouders erg sympathiek. Hij vindt dat al 't
mogelijke dient te worden gedaan om het verkeer te ver
beteren en had gaarne gehad dat van deze gelegenheid
gebruik was gemaakt om nog meer stoepen op te ruimen,