398 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 December 1922. Als U die liedjes alleen in Uw binnenkamer zingt, dan zal dat niet zooveel kwaad kunnen, maar wanneer U ze uitgeeft op school, zal dat wèl kwaad kunnen. U zegt dat het vaderlandsche liedjes zijn. Ik ben dat niet met U eens; het zijn liedjes die aan het vaderland zeer vijandig zijn, omdat men het alleen goed met het vader land meent als men leeft in een kring van vrede. Maar daarin wordt het oorlogsbeginsel gepropageerd. Ik wil er op wijzen dat een nationale gauwdief als Piet Hein daarin verheerlijkt wordt. Ik weet niet hoe een voor stander van het privaat bezit dat mooi kan vinden. Ik heb hier een regel, waarin iets staat over „bloed van vreemde smetten vrij". Dat is zeer beleedigend voor onze Koningin, wier bloed van vreemde smetten verre van vrij is. Men gaat dus de kinderen leeren dat Fransch, Duitsch en Engelsch bloed smettig is, dat dit een smet zou brengen in ons bloed. Dat is treurig. Ik begrijp niet dat U goed vindt dat die boekjes worden uitgereikt. De vaders en moeders moesten daartegen protesteeren. Als wij eens beginnen, wordt er altijd direct een keel opgezet, maar U laat het niet na zoo iets treurigs te propageeren. De Voorzitter: Ik mag mij toch hetzelfde recht toe kennen als U, om een oordeel over dat boekje uit te spreken. Waar wordt gesproken van vreemd bloed, slaat dat natuurlijk niet op Franschen, Engelschen enz., maar dat slaat er alleen op dat, als vreemden ons vader land binnen trekken, wij ons daartegen moeten keeren. U weet ook wel dat dit de bedoeling is en daar doen we ten slotte, als het er op aan komt, allen aan mee. In het boekje wordt ook niet geleerd dat men moet oorlog voeren, maar er wordt alleen in geleerd dat, als er ge vaar is, wij klaar moeten staan om het vaderland te redden. De heer Visser zal er tegen stemmen dat deze bro chure wordt verspreid. Hij is niet tegen de volksgezond heid, is daar zelfs een groot voorstander van, maar beschouwt deze verspreiding als weggegooid geld. Men moet hier onderscheid maken tusschen theorie en practijk. De practijk is dat de kinderen zoo'n boekje mee krijgen, dat het thuis ergens wordt gedeponeerd en er verder niet meer naar omgekeken wordt. En weg is de heele zaak. Theoretisch zou spreker zich hiervoor kunnen verklaren, maar in de practijk zal dat, wat hij zegt, er van komen en daarom moet hij tegen stemmen. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel-Zandstra-De Boer wordt met 13 tegen 10 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heeren M. Molenaar, De Boer, Dijkstra, Zandstra, Tiemersma, IJ. de Vries, mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi, de heeren Muller, Jansen, O. F. de Vries, Koopal, De Vos en B. Molenaar. Tegen stemmen: de heeren Van der Werff, Tulp, Visser, Dijstra, Lautenbach, Van Weideren baron Ren- gers, Berghuis, Westra, Fransen en Cohen. 13 Agenda no. 13). Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op een adres van den Leeuwarder Turn bond om toekenning van een gemeentelijk subsidie voor den tijd van drie jaren. Dit prae-advies luidt als volgt: Bij adres van den 7 October 1.1., den 31 October d.a.v. om prae-advies in onze handen gesteld, verzoekt de Leeuwarder Turnbond U bij het afloopen van den termijn van drie jaren, waarvoor haar een gemeentelijk subsidie van 75.per jaar was toegekend, over een gelijk tijdvak wederom in het genot daarvan te worden gesteld, ditmaal tot een bedrag van 100.per jaar. Het subsidie over de jaren 1920, 1921 en 1922 werd verleend naar aanleiding van een adres van den bond, dat door U den 2 September 1919 bij de begrootings- stukken voor 1920 werd gevoegd, terwijl het op de ontwerp-begrootingen uitgetrokken bedrag telkens werd toegestaan; ook over 1917, 1918 en 1919 werd gesub sidieerd. Intusschen zijn de omstandigheden thans in zooverre veranderd, dat bij de noodzakelijk te betrachten zuinigheid niet kan worden gezegd, dat het gemeentebe lang genoegzaam bij het doel van den bond is betrokken, om tot toestaan van het gevraagde bedrag te adviseeren. Het uitgebreide ledental zal door een geringe contri butie-verhooging trouwens gemakkelijk in het gemis van het subsidie kunnen voorzien. Bovendien wordt de commissie voor de lichamelijke opvoeding reeds ge steund met een bijdrage van 600.per jaar Wij geven U daarom in overweging op het adres eene afwijzende beschikking te nemen. De beraadslagingen worden geopend. De heer Muller: Ik heb met eenige verwondering het schrijven van Burgemeester en Wethouders ten opzichte van het subsidie aan den Turnbond ontvangen. Ik meen dat, indien ooit door den Raad een subsidie zou kunnen worden verleend, dat in het belang van de volksgezond heid was, dit dan bij de lichamelijke opvoeding op zijn plaats was. De geschiedenis van den gang van zaken weten we eenigszins. We weten ook dat bij de voor vorige begrooting ook naar aanleiding van een adres van de A. J. C. dat is de jeugd-organisatie ter plaatse toen door deze subsidie werd gevraagd, bij monde van den wethouder van Financiën is gezegd: Die zalen kunnen jullie niet gratis krijgen, dat besluit is voor de gemeente moeilijk te nemen. Maar als dergelijke men- schen een zaal noodig hebben, laten zij dan een subsidie aanvragen; dan kunnen zij van de gemeente een zaal in huur krijgen en met het subsidie een gedeelte van de huur terug betalen. Hetzelfde standpunt is indertijd door burgemeester Patijn ingenomen ten opzichte van den Turnbond; hij heeft ook geadviseerd dat komt duidelijk in het schrijven van den Turnbond tot uiting vraag niet vrije zalen of zalen tegen een gereduceer- den prijs, maar vraag een subsidie. Dit is toen ook verleend naar aanleiding van het feit, dat Minister Cort van der Linden, die toen Minister-President was, den gemeentebesturen heeft geadviseerd de lichamelijke op voeding zooveel mogelijk te steunen. Toen is besloten een subsidie te verstrekken. En nu zijn de 3 jaren weer om en nu komen Burgemeester en Wethouders God betere 't met een opmerking over de tijdsomstandig heden en zeggen dat een dergelijk subsidie voor een dergelijke zaak niet meer op zijn plaats is. Ik moet eerlijk zeggen dat ik dit betreur en dat, als aanstonds op advies van Burgemeester en Wethouders bij punt 14, dat hierop zal volgen, een subsidie zal worden verleend om onge- lukkigen en zwakken, die in deze wereld zijn veronge lukt, weer in de maatschappij terug te brengen, ik meen dat ofschoon het verband misschien eenigszins vreemd lijkt men beter kan trachten menschen te krijgen, die door lichamelijke ontwikkeling krachtige gezonde lichamen krijgen, waarin ook zeer zeker een gezonde ziel zal huizen, dat men beter kan trachten te voorkomen dat dergelijke menschen in dergelijke huizen komen. En als men dan gaat zeggen: het is prachtig werk, we willen jullie als autoriteiten bespeechen, het is heel prachtig en mooi dat jullie werk zoover om zich heen grijpt, 't is prachtig welke resultaten jullie be reiken maar betalen jullie 't maar zelf dan moet ik ernstig protesteeren dat in Leeuwarden een dergelijke zaak op een dergelijke wijze wordt getrac- teerd. Ik zou dan ook willen voorstellen dat alsnog voor het volgend jaar een subsidie van 75.wordt verleend. De heer Fransen zal niet zoo zwaar redeneeren als Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 December 1922. 399 de vorige spreker, maar wil alleen mededeelen dat de Raad eenigen tijd geleden tot twee maal toe heeft be sloten dat geen subsidies meer zouden worden verleend in den loop van het jaar, maar alleen bij de behandeling der begrooting. Dan had men dit maar vóór dien tijd moeten indienen, opdat het bij de begrooting kon worden behandeld. Want dat is hier tot twee maal toe aan genomen en dat is dan ook de reden, waarom spreker hier tegen stemt. De Voorzitter: Dit subsidie was oorspronkelijk op de begrooting uitgetrokken. De heer Fransen: Dan heeft men het toen niet gewild, dan is het toch een tusschentijdsche aanvraag. De Voorzitter: Toen is door den Burgemeester voor gesteld het ingekomen adres in handen van Burge meester en Wethouders te stellen om prae-advies. De heer Dijstra: Ik verklaar mij voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Ik betwist niet dat het nuttig is dat men oefeningen maakt en turnt en al die dingen meer. Ik ben daar een groot voorstander van en ik zie er het nut ook van in dat men op die manier lichaamsoefening maakt. Maar ik stel de vraag Waarom nu altijd weer de gemeente aangespro ken Het schijnt haast dat men zelf te lam lendig is om iets te doen. Als men zoo diep over tuigd is dat dit sterk gaat in de richting van de volks gezondheid en de volksontwikkeling, laat men het dan zelf betalen en niet altijd een beroep doen op de ge meenschap. Ik vind dat zoo pietlutterig. We zitten in een tijd dat wij moeten bezuinigen en nu weet ik wel dat wij hier met een minimaal bedrag van 75.te doen hebben en dat, als wij op die manier moeten be zuinigen een begrooting met bedragen van 75.en 100.niet sluitende is te krijgen, doch dat is de kwestie hier ook niet. Maar als men op het standpunt staat dat er zuinig met de gemeentegelden moet worden omgegaan, dan dient men zichzelf ook de vraag te stellen wat gebiedend noodzakelijk is. En dan sta ik op dit standpunt dat dit een zuivere liefhebberijkwestie is, die men zelf wel kan betalen, misschien ook door wat min der cigaretten te rooken. Ik stel mij op het standpunt: doe het zelf. Wij moeten, wat wij willen, ook zelf doen, en wij komen daarvoor ook niet om geld uit de gemeen tekas. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi Ik wou even zeggen dat, als de Turnbond die 75.over het laatste jaar niet had gehad, er dan een tekort was geweest van 24.Nu was er een batig saldo van 51:Ik zie daarom de erge noodzakelijkheid van een gemeentelijk subsidie niet in en vind dat de Leeuwarder Turnbond die 24.zelf wel kan betalen. De heer Visser zal er geen psychologisch vraagstuk van maken zooals de heer Muiier. Deze zegt dat door turnen een gezond lichaam wordt verkregen, waarin ook een gezonde ziel huist. Spreker is het daarmee niet eens. Het is een aangename bezigheid, zooals de heer Dijstra zegt, waar men wel een paar centen voor over mag heb ben. Men ziet, als men een dag voor zijn pleizier uit is, ook niet op een rijksdaalder. Spreker is in dit geval tegen subsidie. De heer Muller: Ik wou naar aanleiding van de woor den van mevrouw Buisman en van de heeren Dijstra en Visser nog een klein woord zeggen. Wanneer de heer Dijstra het standpunt inneemt, dat voor een dergelijke zaak niet op de beurs van de ge meente mag worden geklopt, dan zou ik willen vragen of de heer Dijstra dan vergeten is dat hij indertijd voor de B.urgerwacht als secretaris van de Burgerwacht centen van de gemeenschap heeft trachten los te krijgen. Ik meen dat het beter is dat men tracht voor de licha melijke opvoeding een subsidie van de gemeente los te krijgen, dan voor de Burgerwacht. Dat is misschien verschil van appreciatie ten opzichte van het nuttige en noodige, maar ik sta op het standpunt dat men beter met een subsidie de lichamelijke opvoeding kan dienen, dan dat geld wordt uitgegeven om den jongens schieten te leeren. Mevrouw Buisman heeft over de geldkwestie van de vereenigingen als zoodanig gesproken. Inderdaad lijkt het zooals zij zegt, maar als mevrouw Buisman de stuk ken heeft gezien, dan had zij kunnen merken dat dit jaar een extra subsidie van de vereenigingen is geheven van 75.—, wat dezen hebben moeten opbrengen uit extra contributie. Daardoor is het mogelijk gemaakt het na- deelig saldo van het vorig jaar op te werken tot een voordeelig saldo voor dit jaar. Maar daar staat tegen over dat het absoluut onmogelijk is, daarmee door te gaan. Dit is een centrale van drie vereenigingen, die de lichamelijke opvoeding regelt in het algemeen. De men schen, die lid zijn van die gymnastiek-vereenigingen, betalen al zulke hooge contributies, dat daar niets meer bij kan. De leden zijn voor een groot deel arbeiders jongens en -meisjes en hun contributie is al zoo hoog, dat het niet hooger kan. Daarbij komt ook dat men perspectieven moet blijven zien, men zal de menschen hoe langer hoe meer moeten trekken. Als wij de zaak zoo zien, dan moeten wij toch trachten een dergelijke organisatie te steunen, zoodanig, dat zij eenige armslag kan krijgen, opdat zij het goede, dat zij naar voren wil brengen, niet op een onbeholpen wijze behoeft te doen. De heer Berghuis (wethouder)Hier wordt het woord gevoerd, net of Burgemeester en Wethouders de licha melijke opvoeding geheel op zij hebben gezet. Maar het is juist omdat Burgemeester en Wethouders oordeelen dat de Commissie voor Lichamelijke Opvoeding kan worden gevraagd, die 600.subsidie ontvangt De heer Muller Daar krijgen ze niets van. De heer Berghuis (wethouder): En omdat inder tijd, n.l. bij de begrooting van verleden jaar, door het college is meegedeeld dat, als blijken mocht dat het bedrag door de Commissie werd overschreden, omdat er meer noodig was, dan door het college niet zou worden geschroomd er een kleinigheid over heen te gaan, meenden Burgemeester en Wethouders dat het meer op den weg van den Turnbond had gelegen bij de Commissie aan te kloppen dan dadelijk bij den Raad te komen. Waar wij hier allen de lichamelijke opvoeding voor staan, maar waar uit het request, dat is binnen gekomen, duidelijk blijkt dat men zich beroept op lichamelijke opvoeding, zou op een verzoek om ondersteuning met een rekening, die met een batig saldo sluit, de Com missie zeer zeker niet hebben gezegd: je hebt een batig saldo, hier heb je er nog wat bij, en daar kan ik mij niet voorstellen dat de Raad subsidie zal geven, waar een rekening is overgelegd, die met een batig saldo sluit. Die extra contributie is toch geheven, omdat zij geheven kon worden. Dan moet de Raad toch niet ingrijpen, zeer zeker niet naast de bestaande Commissie voor Licha melijke Opvoeding. Men heeft niet het bewijs geleverd dat men niets krijgen kon van die Commissie; zoolang ik voorzitter van die Commissie was, is er nog nooit door den Turnbond om eenigen steun gevraagd. De heer Muller: Ik wou nog een opmerking maken aan den heer Berghuis, die zegt: „terwijl zij met een rekening komen die klopt." De wethouder vergeet hierbij dat daar de 75.in zit, die zij het vorig jaar hebben gehad. Als men die er aftrekt, klopt de rekening niet. Ook de begrooting voor 't volgend jaar klopt, als men die 75.er bij rekent maar als men die 75. er 't volgend jaar aftrekt, zullen zij niet met een

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1922 | | pagina 4