400 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 December 1922. sluitende begrooting komen. Als men dan uitgaven ziet als 55.kosten voor speelmateriaal, 15. reparatie en 75.zaalhuur, dan kan men toch niet zeggen dat de bedragen daar woren weggegooid; het zijn minimum bedragen. Laten we dus in Godsnaam deze 75.geven. Ik wil voorstellen aan den Turnbond 75.toe te staan voor het volgend jaar. De heer IJ. de Vries De heer Muller heeft in zijn redeneering twee maal Gods naam gebruikt. Daar protesteer ik tegen. De heer Muller: Twee maal De heer IJ. de Vries: Ja, U hebt gezegd „God betere 't" en „in Godsnaam". Dat heeft hier niets mee te maken. De Voorzitter gelooft niet dat het de bedoeling van den heer Muller was om andere heeren daarmee onaan genaam te zijn. De heer O. F. de Vries (wethouder) is niet precies op de hoogte hoe de Bond voor Lichamelijke Opvoeding is samengesteld, maar vraagt of het niet mogelijk is dat de Turnbond daarbij kan worden aangesloten en dat zij zich wendt tot de Commissie voor Lichamelijke Opvoe ding als hij een tekort heeft, dat dus het subsidie via den Bond voor Lichamelijke Opvoeding gaat. Als dat kan is spreker het met den heer Berghuis eens dat dit de weg is, dien men moet gaan. De Commissie voor de Lichamelijke Opvoeding is toch een semi-officieele com missie en dan is het beter dat deze dergelijke subsidies krijgt dan dat men ze rechtstreeks van de gemeente krijgt. De heer Dijstra: Ik wou naar aanleiding van wat de heer IJ. de Vries zei, dat de heer Muller twee maal den naam van God heeft gebruikt, ook een aanmerking ma ken. De Voorzitter zegt dat dit niet bedoeld zal zijn om de leden van den Raad, die dit als een ernstige misgreep voelen tegenover hun Schepper, als zoodanig te grieven. Ik neem aan dat dit niet zoo is bedoeld, maar ik geloof toch dat men wat voorzichtiger moet zijn met de menschen te grieven op dit terrein, die wat hier zoo maar wordt genoemd, hun heiligste goed achten. Dat wensch ik even toe te voegen aan de bemerking, welke de heer IJ. de Vries den heer Muller heeft gemaakt. De heer Muller: Ik kan mij indenken dat, wanneer men aan de overzijde een dergelijk woord hoort, men dan meent dat dit eenigszins godslastering is. Maar laat ik deze verklaring afleggen, dat ik hoop en vertrouw dat nooit en nimmer van mij gehoord zal worden, dat ik met opzet iemand zal lasteren omtrent zijn gods dienstige gevoelens. Ik meen zelf nog wel zooveel gods dienstig gevoel te hebben, dat ik dat nooit zal doen. Wanneer de heeren van de overzijde dat er in gezien hebben, wil ik hun deze verzekering geven, dat het absoluut niet mijn bedoeling is geweest, om ten opzichte daarvan iemand te kwetsen. Ik hoop dat de heeren daar mee genoegen kunnen nemen en niet meer in mijn woor den zien, wat zij er aanvankelijk in zagen. De heer IJ. de Vries: Ik wil graag de verklaring van den heer Muller aannemen, maar ik beschouw de uit spraken van den heer Muller toch als een ijdellijk ge bruiken van Gods naam. Hij zegt „God betere 't, dat dit niet wordt aangenomen" en dat dit „in Gods naam aangenomen mag worden". Dat is een lichtvaardig gebruik van den naam van den Schepper, dien wij ver eeren. Het komt voor dat een mensch in drift zichzelf vergeet, maar dat bij zoo'n futiele kwestie als een sub sidie van 75.die woorden worden gebruikt, deed mij pijnlijk aan. Ik heb daarom daarop een aanmerking gemaakt en ik hoop dat het niet weer zal gebeuren. De heer Muller: Neemt U mijn verklaring aan De heer IJ. de Vries: Ja. De heer Lautenbach: Ik had graag gewild dat de Turnbond een machtige factor, n.l. dat men zichzelf moet helpen, wat meer voelde en niet altijd de hand ging ophouden. Als wij bij rechts ook altijd zoo lam lendig waren, konden wij de gemeentekas we! leeg maken. Ik begrijp niet dat men altijd op de krukken van de gemeente moet loopen De heer Muller: En „Kracht en Vriendschap" dan De heer Lautenbach: Die is hier niet bij. De heer Muller: Waarachtig wel. Dat is een van de drie vereenigingen. De heer Lautenbach: Dan moet die er ook geen rooie duit van hebben Maar dat is ook geen lid van ons. Doch al waren 't alle drie vereenigingen van ons, dan zou ik er mij nog met te meer kracht tegen verzetten. Het is een verfoeilijk standpunt altijd op de krukken van de gemeente te loopen. Men vindt het werk zelf zoo roerend schoon, maaranderen betalen het wel. De Voorzitter wil het voorstel van Burgemeester en Wethouders in stemming brengen. De heer Muller protesteert. Hij heeft een voorstel gedaan van verdere strekking. De Voorzitter: Burgemeester en Wethouders stellen voor het subsidie niet uit te betalen, de heer Muller stelt voor het wèl uit te betalen. De heer Muller: Ik stel voor voor het volgend jaar 75.te geven. De Voorzitter: Dan kunt U tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders stemmen. Ik wil dit mee- deelen, dat ik mij de stemming zoo voorstel, dat, als het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt aangenomen, er geen subsidie wordt verstrekt, doch, als het wordt verworpen, daarin ligt opgeloten, dat er 75.— subsidie zal worden verstrekt. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met 16 tegen 7 stemmen aangenomen, waarmee het voorstel-Muller is vervallen. Vóór stemmen: de heeren Van der Werff, Tulp, Visser, Dijstra, Lautenbach, Dijkstra, IJ. de Vries, Van Weideren baron Rengers, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Jansen, O. F. de Vries, Berghuis, Westra, Fran sen, De Vos en Cohen. Tegen stemmen: de heeren M. Molenaar, De Boer, Zandstra, Tiemersma, Muller, Koopal en B. Molenaar. 14 (Agenda no. 14). Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op gelijk verzoek van de afdeeling Friesland van het Nederlandsch Genootschap tot zede lijke verbetering der gevangenen. Dit prae-advies luidt als volgt: In Uwe vergadering van den 31 October 1.1. werd om prae-advies in onze handen gesteld een adres van het bestuur der afdeeling Friesland van het Nederlandsch Genootschap tot zedelijke verbetering der gevangenen, waarbij wordt verzocht toekenning uit de gemeentekas van een jaarlijksch bedrag van 25. Het beoogde doel, ontslagen gevangenen in staat te Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 December 1922. 401 stellen in hun onderhoud te voorzien, dient een algemeen maatschappelijk en daarom ook het gemeentebelang. Gelijk het adres ook aanhaalt, moet in den reclassee- ringsarbeid een doeltreffend middel in den strijd tegen de misdaad worden gezien. Waar het genootschap alzoo zeer nuttig werk verricht, meenen wij U, naar aanleiding van den stand zijner geldmiddelen, waarvan de veree- niging de stukken heeft overgelegd, in overweging te kunnen geven aan het verlangen van adressant te vol doen. Wij stellen U dus voor te besluiten: aan de afdeeling Friesland van het Nederlandsch Ge nootschap tot zedelijke verbetering der gevangenen tot wederopzegging, uiterlijk voor den tijd van drie jaren en op nader door Burgemeester en Wethouders te stellen voorwaarden, een subsidie uit de gemeentekas te verstrekken van 25.per jaar, te beginnen over 1923. De beraadslagingen worden geopend. De heer De Boer: Mag ik bij dit voorstel even vragen of hier ook geldt het gezegde van de heeren Lautenbach, Dijstra, enz. enz., dat ieder zijn eigen kosten voor zijn eigen ongerechtigheden maar moet betalen? Dan zou ik zeggen laat de burgerlijke maatschappij, die zelf zorgt dat de menschen in het verderf worden gestort door haar ellendig stelsel, dan ook zelf deze kosten maar betalen. De heer Van der Werff: Daar zijn we niet bang voor De heer Dijstra: Ik zou graag een nadere omschrijving van al die kwalificaties van den heer De Boer willen hebben. Die zijn mij heusch niet erg duidelijk. Ik geloof niet, dat wij hebben gezegd, dat de menschen op die manier zichzelf moeten helpen, als de heer De Boer zegt. Ik zal daar nu niet verder op ingaan. Ik kan wel een heel betoog opzetten over de oorzaken, waarom die menschen, die onder punt 14 kunnen worden onderge bracht, voor subsidie in aanmerking komen, maar ik zal dat op dit oogenblik nog niet doen. Ik meen dat het op den weg van den heer De Boer ligt om te antwoorden en zijn „zelf helpen" duidelijker te omschrijven. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met 19 tegen 4 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heeren M. Molenaar, Van der Werff, Tulp, Visser, Dijstra, Lautenbach, Dijkstra, Zandstra, IJ. de Vries, Van Weideren baron Rengers, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi de heeren Muller, Jansen, O. F. de Vries, Berghuis, Fransen, De Vos, Cohen en B. Molenaar. Tegen stemmen de heeren De Boer, Tiemersma, Koopal en Westra. 15 Agenda no. 15). Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op een adres van J. en A. Haagsma te Woudsend om kwijtschelding van de boete, opgelegd wegens vertraagde levering van privaattonnen. Dit prae-advies luidt als volgt: In onze handen werd den 28 November 1.1. om prae- advies gesteld een adres van J. en A. Haagsma te Woudsend, aannemers van de levering van 400 privaat- tonnen ten dienste der gemeente-reiniging, waarbij zij verzoeken hen te ontheffen van de betaling der boete ad 200.70 wegens vertraagde oplevering der tonnen. De aannemers hebben indertijd bij hunne inschrijving zelf de opleveringstermijnen bepaald; in hun adres wordt ook geen enkel motief aangevoerd, welke voor het toepassen van clementie zou kunnen pleiten. Slechts wordt verwezen naar Uw gunstig besluit van 28 No vember 1.1. ten opzichte van een gelijk verzoek van S. Vellinga te Apeldoorn, aannemer van het leveren van een ijzeren hek om het terrein bij de gemeentelijke gas fabriek. De omstandigheden voor dit geval, welke ge leid hebben tot een gunstige beschikking, hebben echter met het onderhavige niets gemeen. De waarnemende directeur der gemeente-reiniging is juist van oordeel, dat adressanten wel eens eene waarschuwing in den vorm van eene boete mogen ontvangen, omdat zij meer malen, ook als gevolg van leveringen die niet konden worden goedgekeurd, niet op tijd leverden. Wij vinden dus geen vrijheid U voor te stellen aan het verlangen van adressanten te voldoen, zoodat een afwijzende beschikking o. i. dient te volgen. De beraadslagingen worden geopend. De heer Dijstra: Ik kan mij met dit prae-advies niet vereenigen. Den vorigen keer hebben wij hier een soort gelijk geval gehad, waarbij de boete, die verschuldigd was, wel is kwijtgescholden. Nu is het wel waar, dat ik het liefst geneigd ben om, als een overeenkomst niet wordt nagekomen, de boeten, die daaruit voortvloeien, onvoorwaardelijk te heffen. Maar dit lijkt mij hier niet logisch toe, ook vooral niet op grond van wat in de bijlage is aangevoerd. In tegenstelling met het besluit van de vorige vergadering, waar men met een soort gelijk geval te doen had, wil het college hier wel boete toepassen. De waarnemende directeur meent sterk te slaan als hij aanvoert dat adressanten wel eens een waarschuwing mogen hebben, vooral ook, omdat zij meermalen, als gevolg van leveringen, die niet konden worden goedgekeurd, nooit op tijd leverden. Dat schijnt dan een vorigen keer het geval te zijn geweest; ik weet ten minste niet dat dit argument op deze stukken be trekking had. Als mijn onderstelling nu juist is, dan wil het mij voorkomen dat, als men met dergelijke leve ranciers voortdurend last heeft met niet goed of niet op tijd leveren, men dan die leveranciers moet uitschakelen. A\aar wat men nu doet is niet juist en zal niet opvoed kundig werken. Men kan, als verschillende keeren niet goed of niet op tijd wordt geleverd, niet als argument gebruiken: nu moeten ze maar eens boete betalen. Ik kan dan ook niet met het voorstel van Burgemeester en Wethouders meegaan om de boete wel te handhaven. De heer Visser: In tegenstelling met mijn houding van voor 14 dagen, wil ik verklaren dat ik wèl met het prae-advies van Burgemeester en Wethouders kan mee gaan. Ik heb destijds gezegd dat ik principieel op het standpunt sta om geen boeten kwijt te schelden, maar dat ik toen mijn goed hart heb laten spreken. Ik zie nu, dat die houding, die wij een halve maand geleden hebben aangenomen, tot gevolg heeft, dat ook anderen probee- ren van de gelegenheid gebruik te maken. Een dergelijke corruptie zou ik niet wenschelijk achten. De heer Dijkstra (wethouder)Ik kan wel kort ant woorden. In 't algemeen ben ik het met den gedachten- gang wel eens, dat het moeilijk is zooals ik den vorigen keer ook heb gezegd om bij de verschillende kwesties uit te maken of men al of niet boete moet betalen. Men zal zulke zaken stuk voor stuk moeten beoordeelen. Den vorigen keer was het een kleine aan nemer, die onmachtig was, door verschillende omstan digheden, het werk op tijd uit te voeren. Maar hier is de kwestie toch wel wat anders. Hier is niet zoo maar een termijn gesteld, waarbinnen in alle opzichten de levering moest plaats hebben, maar het is in overleg gebeurd met de menschen, die moesten leveren. Zij hebben zelf de leveringstermijnen bepaald. Dat maakt een zeer belangrijk verschil, dat men de termijnen zelf bepaalt. Die termijnen zijn overschreden en bovendien is het herhaalde malen gebeurd dat werk, dat men le-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1922 | | pagina 5