404 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 December 1922. op de verzekeringspremies niet voldoende is, dan moet de gemeente daarop een subsidie geven op een andere basis. Maar dit systeem is niet wenschelijk. Spreker zegt nogmaals dat hij niet weet of hij voor of tegen zal stemmen. Maar mj ziet de zaak, zooals hij ze heeft gesteld. Wordt met bewijsmateriaal door de hipr aanwezigen nog een ander licht op de zaak geworpen, dan kan het zijn dat spreker zich voor /er- klaart, omdat hij deze menschen ook wil helpen. Hij staat ook als mensch voor deze kwestie. Wanneer hij dan tegen zou stemmen, zou men later ook kunnen zeggen, dat hij mede oorzaak was dat enkele arme menschen, die behoefte hadden, het niet kregen, dat hij het hun niet gunde. Neen, hij gunt het hun van harte, volkomen. Maar naast de gevoelskwestie moet men ook de verstandskwestie raadplegen. De bestrijding der werkloosheid is niet door gevoelskwesties op te lossen. Spreker gelooft dat de gegeven oplossing niet organi satorisch is. Zijn bedoeling is maar dat men dit onor ganisatorisch werken moet voorkomen. Men moet andere wegen gaan om deze kwestie te redden. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi zegt dat, als zij het goed heeft begrepen, de heer Muller nog eenige verandering in zijn voorstel wou aanbrengen. En van de andere heeren heeft zij begrepen dat die liever prae- advies zouden willen hebben. Zou het nu, voor de Raad tot verdere behandeling van deze zaak overgaat, niet verstandiger zijn, dat Burgemeester en Wethouders op dit veranderde voorstel in de volgende vergadering prae-advies uitbrachten De Voorzitter merkt op dat Burgemeester en Wet houders in deze raadszitting herhaaldelijk is verweten dat zij niet met een prae-advies zijn gekomen. Maar zij die dat doen, zijn er glad naast Als men het verzoek van den heer Muller heeft gelezen, heeft men gezien dat deze vraagt dat Burgemeester en Wethouders wor den verzocht een schema te ontwerpen. Burgemeester en Wethouders hadden dus niets anders te doen, dan een schema te ontwerpen. Als de heer Muller een concreet voorstel had gedaan, was het anders. Burgemeester en Wethouders hebben nu echter slechts dit schema ge maakt, dat zij straks den Raad zullen meedeelen en dat is van de meerderheid van Burgemeester en Wethouders. Als de Raad voor het voorstel-Muller is en dat aan neemt, kan hij tot begrootingswijziging overgaan. Als de Raad aanneemt dat die 1000.in het schema ge noemd, noodig is, eerst dan kan de begrooting worden gewijzigd. Burgemeester en Wethouders komen dus niet met een voorstel. Hier is slechts een vraag van den heer Muller. De heer Muller moet nu eerst met een voorstel komen en dan komt het college straks met zijn schema voor den dag. Als dat wordt aangenomen dan kan de begrooting voor 1923 worden gewijzigd. Spreker vraagt of mevrouw Buisman nu tevreden is. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Niet heelemaai. Dan zou ik nog prae-advies willen hebben over het schema. De Voorzitter doet lecture van de omschrijving van den betrekkelijken begrootingspost in de ontwerp-be- grootingswijziging: „In verband met een bij aanneming van het voorstel van den heer J. Muller, gedaan in de vergadering van 28 November j.L, moet deze post worden aangebracht. De bedoeling is dat het mogelijk wordt gemaakt, dat werkloozen, die ten minste 14 dagen als zoodanig bij de gemeentelijke arbeidsbeurs zijn ingeschreven, tegen de helft van den kostprijs voor particulieren gedurende de 4 eerstkomende maanden twee maal per maand 1 H.L. cokes van de gemeente kunnen be trekken. De H.L. wordt daarbij op 1.gerekend." Spreker moet nu meedeelen dat Burgemeester en Wethouders het in zooverre thans hebben veranderd, dat het niet de bedoeling is 4 maanden maar 3 maanden cokes beschikbaar te stellen. Als er nog begrootings wijziging moet plaats hebben, kan de leverantie toch niet beginnen voor Januari. Burgemeester en Wethouders hadden nu gedacht dat gedurende de maanden Januari, Februari en Maart de werkloozen, die minstens 14 dagen zijn ingeschreven en gehuwd zijn, twee maal per maand een mud cokes tegen den halven prijs van de gemeente kunnen betrekken, waarbij dan de particuliere prijs op 1.per H.L. is gesteld. De heer Dijstra: Ik zou zeggen dat men met het col lege op dergelijke gegevens toch niet van wal kan steken. Wat heeft men daaraan Men zegt 3 maanden cokes te willen verstrekken. Maar men weet er niets van hoe groot het aantal werkloozen zal zijn. Wat hebben wij daaraan? Kan het college eerst niet eens een poging doen om te weten te komen waar wij terecht komen. Er is terecht al door verschillende sprekers, n.l. door de heeren Lautenbach, Visser en IJ. de Vries, opgemerkt, dat het werkloos zijn op zichzelf niet voldoende mag zijn om in aanmerking te komen voor deze verstrekking van cokes. Dat moet toch het criterium zijn. Die heeren hebben volmaakt gelijk. Als een vader, die werkloos is, 4 kinderen in huis heeft, die samen 50.er in bren gen, dan begrijp ik niet dat zoo'n man een mud cokes tegen den halven prijs noodig heeft. Hier moet een andere limiet worden aangelegd. Voor hier een beslissing wordt genomen, zal het college met een nadere om schrijving moeten komen. De Voorzitter: Ik ben het volkomen met U eens. Dat vraagstuk is ook in het college ter sprake gekomen. Maar wij voldoen alleen aan de vraag van den heer Muller om een schema te ontwerpen. Nu staat het den Raad vrij of hij dit voorstel wil aannemen of dat men met andere voorstellen wil komen, om ook weduwen en weezen er in te betrekken. Burgemeester en Wethouders komen echter met dit schema, omdat de heer Muller het in zijn vraag alleen heeft over verstrekking van cokes aan werkloozen. De heer Jansen heeft met eenige verwondering deze discussies aangehoord. Hij staat op het standpunt dat hij bij deze zaak vast zijn stem aan het voorstel zal geven, omdat hij gelooft dat juist door de werkloosheid een groote nood in ontstaan, niet door eigen schuld, welke nood op geen andere wijze gelenigd kan worden. Hij gelooft daarom ook dat door uitstel, om prae-advies te krijgen, de toestand nog noodlottiger zal worden. De Voorzitter zegt dat men niet voor Januari met de verstrekking van cokes zal kunnen beginnen. Practisch zal het ook niet anders kunnen. Maar zal men de slacht offers nog iets ter hulpe komen, dan moet men de zaak ook niet langer uitstellen. Wat betreft de kwestie van de weduwen en andere armen, gelooft spreker dat dezen wel op allerlei andere wijzen worden geholpen. Het wil hem voorkomen, dat de heer Lautenbach het met zijn uitdrukking voorstelt alsof de Gereformeerden alleen worden geholpen. Spre ker meent echter dat van andere zijde ook wel wat voor de armen gedaan wordt; daarover behoeft de Raad hier niet te beslissen. De toestand als zoodanig is met dit voorstel niet weg te nemen. Maar men kan toch iets doen, men kan toch, zooals de heer Muller terecht zegt, een klein vleugje warmte in de gezinnen brengen. Hoe eerder dat gebeurt, hoe beter het is. Een andere kwestie, die hier is genoemd, is, dat in het gezin van een werklooze 4 kinderen ieder 15. kostgeld geven. Dat zullen al zeer sporadische gevallen zijn. Dergelijke gezinnen zullen er misschien wel zijn hoewel spreker ze nog nooit heeft ontmoet maar ze zullen toch zeer sporadisch voorkomen. Dergelijke argumenten zijn van die dooddoeners, waarmee men Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 December 1922. 405 echter niet de heele zaak van de baan kan brengen Spreker zal zich voor het voorstel-Muller verklaren. De heer O. F. de Vries (wethouder) wil in de eerste plaats den nadruk leggen op wat de Voorzitter heeft gezegd, dat het volkomen juist is geweest dat Burge meester en Wethouders de zaak op deze wijze hebben behandeld. Hier was een voorstel van den heer Muller, van een raadslid dus, waarin geen bepaalde dingen waren genoemd of dat niet omlijnd was en waarin aan Burgemeester en Wethouders werd gevraagd een sche ma te ontwerpen, op welke manier de verstrekking moest plaats hebben. Burgemeester en Wethouders hebben daaraan voldaan en spreker kan nu niet begrijpen, dat er verwijten uit den Raad komen dat Burgemeester en Wethouders geen prae-advies hebben uitgebracht. Dat is absoluut onnoodig geweest. Verschillende sprekers hebben, evanals de heer Mul ler, gevraagd of Burgemeester en Wethouders ook meer bekend is omtrent de hier vroeger aangenomen steunre geling aan uitgetrokken werkloozen en of zij al bericht hebben gehad. De vorige week is, op een vraag van het college, een schrijven van Gedeputeerde Staten inge komen, waarin niets anders staat dan dat zij ten opzichte van deze kwestie diligent waren. Daarin is echter geen datum genoemd wanneer, en ook niet de richting waarin het besluit zal afkomen. Burgemeester en Wethouders weten er dus al even weinig van als de Raad. Deze gang van zaken is wel zeer te betreuren. Den 4en September is het raadsbesluit al naar Gedeputeerde Staten gegaan en nog steeds is het daar hangende. Uit het bericht, dat men in de courant heeft kunnen lezen, blijkt, dat de zaak getraineerd zou hebben op juridische gronden. Maar met dat al duurt het zeer lang; voor de menschen, die werkloos zijn, verloopt zoo de tijd dat zij steun noodig hebben. En nu de werkloosheid zulke groote af metingen aanneemt, is het werkelijk niet meer verant woord van Gedeputeerde Staten, dat zij met het nemen van een besluit zoo lang wachten, omdat de toestand op deze manier verschrikkelijk wordt. De heer Lautenbach heeft gesproken over de uitvoer baarheid van dit eenvoudige plan. Spreker gelooft toch dat men over dit zeer simpele plan veel te veel uitweidt. Het is in de eerste plaats de kwestie van welk standpunt men een dergelijke maatregel gaat bezien, van het stand punt van bedeeling, zooals de heeren Visser en Lauten bach De heer Lautenbach: Neen, ik heb het geen bedeeling genoemd. De heer O. F. de Vries (wethouder): of van het standpunt, dat het een soort tegemoetkoming is aan de werkloozen. Men moet altijd op dit standpunt staan, dat het voor dergelijke menschen geen bedeeling is. Sprekers standpunt is dat een arme weduwe zooals de heer Jansen al zei toch bij de Armenkamer terecht moet komen en dat dergelijke menschen een heel ander soort menschen zijn dan zij, die buiten hun schuld door werk loosheid zijn getroffen. Voor deze laatsten is het niet een zaak van bedeeling, maar een tegemoetkoming, het treffen van een maatregel om de menschen in het milieu te houden, waarin ze zijn, om de flinke vakarbeiders en dergelijke menschen door zulke maatregelen te steunen en in hun positie te houden. Spreker wil nog verwijzen naar wat in de oorlogsjaren is gebeurd. Toen zagen de Rotterdamsche reeders dat blijkbaar ook in; zij hebben een havenreserve geschapen om, toen de menschen door een geweldige werkloosheid werden geteisterd, ze op krachten te houden opdat, als de werkzaamheden in de haven weer aankwamen, die menschen weer hun volle levenskracht beschikbaar konden stellen voor het werk aan de haven. De heer Muller heeft gevraagd hoe het hier met de werkloosheid staat. De preciese cijfers kan spreker niet geven, maar hij kan wel deze verklaring afleggen, dat de werkloosheid hier de laatste paar weken geweldige afmetingen heeft aangenomen. Als men de cijfers van sommige vakken ziet, staat men daar paf van. Terwijl hier toch zooveel werk is in de bouwvakken, er zoo druk gebouwd wordt, staan er toch bij de Arbeidsbeurs 140 werklooze bouwvakarbeiders ingeschreven. Dit komt doordat er een geweldige toevloed van buiten is van menschen, die in de bouwvakken werken. Spreker meent het hier in 't openbaar ook wel eens te mogen zeggen, dat particuliere bouwers en vereenigingen toch vooral moeten toezien dat in de eerste plaats zooveel mogelijk Leeuwarder werkloozen worden aangenomen. Ten slotte komt het groot aantal werkloozen op welke manier zij dan ook gesteund worden toch neer op een uitgaaf van de gemeente Leeuwarden. Het totaal cijfer van het aantal werkloozen is hier om en bij de 600. Dat is voor Leeuwarden een geweldig hoog cijfer, dat de laatste 6 a 7 jaren nog nooit is be reikt. De vorige jaren was dit cijfer 200 a 300, op het oógenblik is het al 600. Er is dus alle reden om naar middelen uit te zien om deze menschen eenigszins te gemoet te komen. Dit voorstel nu is al heel simpel. Over een klassen- stelsel, waarin worden onderscheiden de menschen, die het noodig hebben en die het niet noodig hebben, wordt hier meer drukte gemaakt dan de zaak waard is. Naar ruwe berekening zullen 150 a 200 gezinnen voor een dergelijken steun in aanmerking komen. Wil men een klassensysteem maken ten opzichte van hen die het noodig en die het niet noodig hebben dan is dit voorstel al heel moeilijk in practijk te brengen. Degene, die wel eens in een dergelijke commissie heeft gezeten, weet, hoe moeilijk het is zoo'n classificatie te maken. Het is een heel éénvoudige regeling, die door Burgemeester en Wethouders is voorgesteld. De heer Dijstra: Ik wil eerst nog even terug komen op wat de heer Jansen heeft gezegd. Deze heeft een element naar voren gebracht, dat mij niet aanstaat. Hij komt tot een conclusie ik zal geen nadere uiteenzetting geven van zijn betoog die hier op neer komt, dat wij niet geneigd zijn mede te werken aan een regeling, die de werkloozen ten goede komt. De heer Jansen ge bruikt daarbij een uitdrukking, alsof wij een vleugje warmte aan de werkloozen zouden willen onthouden. Maar ik zou zeggen dat, als de heer Jansen behoefte heeft een vleugje warmte te geven, hij dan ook een vleugje verstand bij een dergelijk betoog moet gebrui ken. Want dit is geen manier van bestrijding. De zaak is nader verdedigd door den wethouder van Openbare Werken, maar dat schijnt mij toch een on houdbaar betoog. Ik voel, in de details van het college zit tot op zekere hoogte wel iets in. Maar dat we het niet te nauw moeten nemen, omdat we toch niet weten, wie het wel en wie het niet noodig hebben, lijkt mij een niet te verdedigen standpunt. Het college beheert toch tenslotte de financiën van de burgerij in haar geheel. Ik betwist niet de moeilijkheid om tot een regeling te komen, die absoluut bevredigt. Maar men mag toch aan nemen dat een redeneering of een standpunt, dat iemand, die 14 dagen bij de Arbeidsbeurs als werklooze staat in geschreven, in aanmerking zal komen voor deze bedee- ling want men mag zeggen wat men wil, het is bij mij niet anders als bedeeling een onhoudbare stelling is, om op die basis de menschen aan cokes te helpen. De Voorzitter zegt zelf, dat het niet mogelijk is voor 1 Januari met een actieve regeling te beginnen. Nu ko men we hier den 27en December weer bijeen. Waar nu de laatste 14 dagen of 3 weken van dit jaar ter zake van de kwestie van het verstrekken van cokes toch niets kan gebeuren, zou ik willen voorstellen dat het college deze 14 dagen benut, om in de volgende vergadering zulke gegevens te verstrekken, dat wij kunnen beoor- deelen wat hier te doen is. Ik doe dus het voorstel om

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1922 | | pagina 7