406 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 December 1922. deze zaak te renvoyeeren naar Burgemeester en Wet houders, opdat deze in de eerstvolgende vergadering komen met een prae-advies en dan zooveel gegevens overleggen, dat wij dan een verdedigbare stelling kunnen innemen. De heer Muller: Ik wil in de eerste plaats dank zeggen aan het college en in hoofdzaak aan den wethouder van Openbare Werken voor de wijze, waarop het college deze zaak heeft georganiseerd en naar voren brengt. Door verschillende heeren van de overzijde is over deze kwestie een paar woorden gezegd. De heer Visser zegt dat hij de werkloozen ook wel dit pleizier zou willen doen en de heer IJ. de Vries vraagt: waar is de rechts grond? Och, mijne heeren, ik weet niet of gij wel eens met werkloosheid te maken hebt gehad en of gij wel eenigszins bekend zijt met de armoede, die er bij werk loosheid heerscht. Maar bij het bepalen van mijn stand punt ten opzichte van deze zaak, heeft bij mij den door slag gegeven dat de menschen werkloos zijn weken en weken lang, dat zij met het heel minieme bedrag hunner uitkeering niet weten, hoe ze hun kinderen het noodige voedsel zullen verstrekken. En nu heeft bij mij voorge zeten en daarom heb ik mijn voorstel gedaan dat, als die menschen dezen winter ook nog zonder warmte zijn, de gemeenschap moet trachten hun eenigs zins tegemoet te komen, opdat hun kinderen althans 's avonds warm naar bed kunnen gaan. Dat is bij mij de heele rechtsgrond van de zaak. Men kan zeggen dat er enkelen zullen wezen, die het niet noodig hebben. Ik kan daarin komen. De heer IJ. de Vries zegt dat er zullen wezen, die den geheelen zomer hebben getracht den zolder vol cokes te krijgen. Maar als die menschen nu 8.of 10.inkomen hebben dan zullen zij toch heusch niet trachten er meer cokes bij te krijgen. Dat is dan ook een draaien om de zaak heen; men wil het niet. Laat men dan ook ronduit zeggen dat men niet wil voorstemmen. En als men wel wil, laat men dan ook stemmen voor het voorstel, zooals het is voorgesteld. Ik geef toe dat het moeilijk is om precies te zeggen wie het noodig hebben en dat voor deze verstrekking ook enkelen in aanmerking zullen komen, die het niet noodig hebben. Maar ik maak mij sterk dat, als dat een enkele is, die den zolder al vol cokes heeft, deze er dan absoluut niets bij zal nemen. Daar is geen kwestie van. Het is hier de kwestie maar: wil men de menschen tegemoet komen, dan neemt men het voorstel aan, wil men ze niet tegemoet komen, dan stemt men het af. Als Burgemeester en Wethouders nu de zaak tot zich trekken en den volgenden keer weer met prae-advies komen, staan wij nog precies gelijk. Dan is nog absoluut niet te zeggen hoe we precies zullen doen. Men kan wel een andere limiet stellen, b.v. van 3 weken werkloosheid voor men in aanmerking kan komen, maar men zal toch moeten zeggen zoolang moet iemand werkloos zijn geweest en dan krijgt hij per maand 2 mud cokes tegen den halven prijs. Ik wil nu nog één ding zeggen ter tegemoetkoming aan de heeren. We hebben hier 2 soorten werkloozen: zij, die steun krijgen uit de werkloozenkassen en verder de uitgetrokkenen, dubbel uitgetrokkenen en ongeorga niseerden, die naar de Armenkamer gaan. Ten opzichte van de menschen, die naar de Armenkamer gaan is er absoluut controle; daar wordt niet het hoogste bedrag gegeven, daarvoor kennen wij die menschen wel De heer O. F. de Vries (wethouder)Dat is niet waar, daar wordt goed gehandeld. De heer Muller: Ik zeg: daarvoor kennen wij die menschen wel, dat zij niet noodeloos het geld uitgeven. Als de armbezoekers met hun advies bij het college komen, dan weet men dat het in orde is. Den menschen, die daar komen en wien daar steun wordt gegeven, kan men dus gevoeglijk 2 mud cokes in de maand geven. Anders en eenigszins minder is het met de werk loozen, die hun steun ontvangen uit de werkloozen kassen. Daaronder kunnen er zijn, die niet die behoefte hebben aan cokes. Daaronder kan een klein percentage werkloozen zitten, die al cokes hébben. Maar als die menschen maar 8.of 10.ondersteuning hebben, dan geloof ik niet dat zij in dat geval van deze ver strekking gebruik zullen maken. Daarom zou ik graag willen dat de Raad mijn voor stel, zooals dat door Burgemeester en Wethouders is uitgelegd, aanneemt. Dan zal er althans kans zijn dat de woningen der werkloozen ook in Januari, Februari en Maart worden verwarmd, doordat die werkloozen in de gelegenheid worden gesteld tegen een schappelijken prijs cokes te betrekken. En dan zullen zij althans hun kinderen warm naar bed kunnen sturen. De heer Jansen wil een klein antwoord geven op de hoffelijke beschuldiging van den heer Dijstra en zal hem ook hoffelijk antwoorden. Hij zal niet te veel zijn ge moed laten spreken. De heer Dijstra heeft hem wel vaker een bittere pil laten slikken. Wat spreker straks heeft gezegd komt hier op neer, dat van deze zijde op alle mogelijke manieren de bronnen zijn uitgeput om uitstel te verkrijgen. Spreker constateert nog met alle beslist heid dat de heer IJ. de Vries zegt dat de menschen misschien al cokes op zolder hebben en dat er geen rechtsgrond is en dat de heer Visser zegt dat dit voor stel niet organisatorisch is. Wanneer de heer Dijstra bij spreker gebrek aan verstand constateert, dan zegt spreker dat hij zich alleen niet heeft uitgeput in het zoeken van allerlei argumenten tot uitstel, maar dat hij hier staat naast den heer Muller, die zoo juist heeft gezegd dat dit een zaak is van zuiver menschelijk gevoel, om de menschen, die, buiten hun wil, niet in staat zijn een beetje warmte te krijgen, te steunen. Dat zijn sprekers overwegingen geweest. De wethouder van Openbare Werken zegt nu dat hiervoor 150 menschen in aanmerking komen. Als men die 150 menschen nu op zoo'n eenvoudige manier kan helpen, wil spreker daaraan meewerken. Dat mag dan misschien in zooverre niet liggen in de lijn van organi satie, het mag lijken naar bedeeling, men mag aan voeren dat weduwen het niet krijgen, maar spreker zal daarop niet ingaan. Het argument, dat 4 of 5 kinderen zooveel inbrengen is ook zoo'n dooddoener om uitstel te krijgen. De zaak is hier nooit zoo precies te stellen, daarvoor heeft men hier te veel met een steeds wisselende factor te doen; vandaag is er weer minder en morgen weer meer werk loosheid. Als men de zaak zoo beschouwt, meent spre ker dat hier inderdaad aan dit voorstel voldaan moet worden. De heer Westra wil zich in de eerste plaats aansluiten bij wat de heer Visser heeft gezegd, dat men zich hier plaatst op het standpunt van bedeeling van de werk loozen. In de tweede plaats wil spreker constateeren dat de voorsteller, de heer Muller, die voornamelijk gevoels argumenten naar voren heeft gebracht, hier een sympa thieke rol speelt. Voor 14 dagen heeft men echter van dezelfde fractie van den heer Muller een nog sympa thieker woord gehoord n.l. dat, als men wél wil doen, men dit dan niet moet doen uit het geld der gemeenschap maar uit eigen portemonnaie. Nu weet spreker wel dat dit hier niet woordelijk kan worden opgevat, maar toch zou hij willen zeggen: is het wel juist dat de heeren nu met een dergelijk voorstel komen? Spreker kan geen anderen indruk krijgen als dat dit voorstel hier wordt gedaan om goed te doen ten opzichte van de werk loozen, om te laten uitkomen: dat hebben wij voor jullie over. Dat gaat toch niet op. Het is een hulp, die abso luut van zeer geringe beteekenis is. Als er in werke Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 December 1922. 407 lijkheid zooveel armoede wordt geleden dan weet men wel dat dan een paar mud cokes tegen den halven prijs een lapmiddel is, dat absoluut niets helpt. Dan zal er op grooter schaal moeten worden geholpen. De heer Muller: Stelt IJ het voor! De heer Visser wil in de eerste plaats iets zeggen naar aanleiding van de woorden van den heer Jansen. De kletsica van den heer Jansen heeft spreker wel vaker gehoord De Voorzitter: Mijnheer Visser! De heer Visser: Neen, mijnheer de Voorzitter, ik trek mijn woorden niet terug. De heer Jansen is heel spoedig geneigd kwade trouw te veronderstellen bij menschen, die er andere argumenten en zienswijzen op na houden als de heer Jansen. Ik wil mij altijd de vrijheid voor behouden om over voorstellen anders te denken dan de heer Jansen. Ik wil vooraf zeggen dat de heer Jansen onjuist is, als hij zegt dat wij de zaak willen verdonkere manen. Er behoort meer moed toe om daar tegen te ageeren dan om in de lijn van het voorstel te gaan. Dan is de vraag gesteld of de heeren zelf wel eens werkloos zijn geweest. Ik heb perioden meegemaakt, dat ik zelf de werkloosheid en ik schaam mij daar voor niet aan den lijve heb gevoeld Ik weet hoe moeilijk het is dien tijd door te worstelen. Maar ik maak hier niet een gevoelskwestie van, maar een prin- cipieele kwestie. Men moet mij aantoonen waarom het hier niet bedeeling is. Ik kan mij den tijd herinneren, dat in vroeger jaren met Kerstmis en Sint-Nicolaas onze arbeiders kerstbrooden en brandstoffen kregen van de kerkelijke armvoogdij. Wat voor verschil is er nu in, of men van de gemeente of van de kerkelijke instelling 100 turven krijgt? Ik zie daar geen verschil in, dit is ook een soort bedeeling. Ik zou, wat deze kwestie be treft, die mij toch ook geen cent zal kosten, heel ge makkelijk voor kunnen stemmen. Maar ik meen dat het vraagstuk anders moet worden opgelost. Het is voor mij nog de groote vraag of een groot deel van de georgani seerde menschen hier zelf wel voor zullen voelen. Het is een heele goedkoope propaganda om uit de gemeente kas den menschen iets te geven. De Katholieken hebben hun instellingen van liefdadigheid, waarin men tonnen gouds bijeen brengt. Men moet hier dus nu niet genera liseeren; er behoort meer moed toe om tegen te stem men dan om voor te stemmen. Ik weet nóg niet, hoe ik zal stemmen. Mijn goed gevoel zegt: geef het die men schen, maar voor het systeem gevoel ik voor geen halven cent. Om later niet te hooren: gij zijt de oorzaak geweest, dat wij een paar mud cokes niet hebben gehad, zou ik echter voor kunnen stemmen. Maar dit is een goedkoope propaganda om het op kosten der gemeente als zoodanig te doen. Ik zie geen verschil hierin en dat met Kerstmis of Sint-Nicolaas door kerkelijke instel lingen turf of cokes wordt verstrekt. Men moet mij maar eens duidelijk maken welk verschil daartusschen is. Een regeling langs den weg van de organisatie ge schapen met een subsidie uit de openbare kassen voor de eigen verzekering prefereer ik boven een dergelijk stelsel. De heer IJ. de Vries merkt op dat het voorstel van de sociaal-democraten of van den heer Muller hier op neer komt, dat aan 250 menschen 8 X 1 mud cokes wordt verstrekt tegen den halven prijs, zoodat ieder werklooze 4.— cadeau krijgt. Men kan dus ook zeggen dat zij 4.bedeeling krijgen, of, zooals het nu is, 3.Als men de zaak nu nader gaat beschou wen, zou spreker willen zeggen: het is een onbekookt voorstel. Het voorstel-Muller was absoluut niet gepre ciseerd. Wanneer men daarop ingaat, voor wie zal het dan gelden? En zoo is het nu nog. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders, zooals het er ligt, is, dat iedere werklooze het krijgt, getrouwd en ongetrouwd... De Voorzitter: Alleen de gehuwden. De heer IJ. de Vries: Meneer de wethouder, daar staat niets van in. Er staat alleen dat iedere werklooze, die 14 dagen staat ingeschreven, het krijgt. Als dus in een huishouding met 4 kinderen van 16 tot 25 jaar, die allen in hetzelfde vak zijn, allen slechts 14 dagen als werklooze staan ingeschreven, dan hebben zij ook allen recht op de verstrekking van cokes. Het voorstel is zoo onduidelijk en onbekookt, dat ik er niet in kan meegaan. Het is eigenaardig dat de post op de begrooting voor den Armenraad eenige duizenden hooger is dan het vorige jaar. De Raad heeft daar geen kapsie op ge maakt. En is zij nog te laag, welnu, dit voorstel heeft ook een zeer sympathieken kant, dan zal ik er niet tegen wezen om den post voor den Armenraad met 10.000.te verhoogen. Maar men moet de gasfabriek hier buiten laten. En men moet geven aan wie het noodig heeft maar niet aan die werkloos is. Maar de kwestie is hier dat er verschillende werkloozen zijn, die het volgend jaar hun stem zullen moeten uitbrengen bij de verkiezingen van Staten en gemeenteraad. De heer Muller: Zoo de waard is, vertrouwt hij zijn gasten! De Voorzitter: Ik zou nu de discussies willen sluiten en willen laten stemmen over het voorstel-Dijstra, dat luidt „Ondergeteekende stelt voor over het voorstel van den heer Muller prae-advies uit te brengen in de e.k. vergadering van den Raad." Het voorstel-Dijstra wordt ondersteund. De heer O. F. de Vries (wethouder): Dat voorstel wordt toch in discussie gebracht De Voorzitter: Verlangt een van de leden over het voorstel-Dijstra het woord De heer O. F. de Vries (wethouder)Ik wil in 't kort dit zeggen: dat is werkelijk de boel op de lange baan schuiven. Wij maken hier een voorstel, hebben een be- grootingswijziging en vragen de goedkeuring van Gede puteerde Staten. Als het nu weer 14 dagen duurt voor we dat aannemen, dan duurt de heele zaak nog langer en dan komen we ook met 1 Januari niet klaar. De heer Dijstra heeft wel gezegd dat dan met 1 Januari de zaak nog wel in orde en voor mekaar kan wezen, maar daar is geen sprake van. De heer Dijstra heeft nadere ge gevens gevraagd. Maar ik geloof toch dat de gegevens, die men op papier zou kunnen stellen, al door Burge meester en Wethouders gegeven zijn. De kosten zijn genoemd, het aantal gezinnen, dat hiervoor in aanmer king zal komen, is genoemd, welke gegevens wil de heer Dijstra nu nog meer De heer Dijstra: Dan moet ik eerst maar beginnen eigenlijk kan het me niet veel schelen om het te doen met aan de opmerking, die van de overzijde is gemaakt, alle recht en eere te laten wedervaren. Als men zegt dat het mij met mijn voorstel te doen is om de zaak van de baan te krijgen, dan kan ik niets anders zeggen dan dat dit op mij den indruk maakt van een grove onwaarheid. Ik ben geneigd, als dan de gegevens draaglijk zijn, den volgenden keer over mijn bezwaren heen te stappen en direct mijn stem te geven aan dit stelsel van verstrekking van cokes onder bepaalde om standigheden. Maar bij de gegevens, zooals zij nu zijn, is anders niets bekend als dat zij, die 14 dagen als werkloos staan ingeschreven, in aanmerking komen. Dat zijn geen tastbare gegevens. Ik acht mij niet verantwoord op dergelijke gegevens zaken te doen. Men kan zich hier zijn gemoed parten laten spelen, maar wij zitten

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1922 | | pagina 8