Vergadering van Wnensdag 27 December 1922. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 27 December 1922. 419 Tegenwoordig 20 leden, te weten: de heeren Dijstra, Van der Werff, Lautenbach, IJ. de Vries, Westra, Tulp, Oosterhoff, Tiemersma, Berghuis, M. Molenaar, De Boer, Jansen, O. F. de Vries, Dijkstra, De Vos, B. Mole naar, Zandstra, Koopal, Muller en mevrouw Buisman Blok Wijbrandi. Afwezig 5 leden, waarvan met kennisgeving de heeren Collet, Fransen, Van Weideren baron Rengers en Cohen, zonder kennisgeving de heer Visser. Voorzitter: de heer Jhr. Mr. J. M. van Beyma, Bur gemeester. I. Wordt medegedeeld: 1. dat Gedeputeerde Staten: hebben goedgekeurd de raadsbesluiten d.d. 22 Augustus 1.1. betreffende de plaats van de nieuwe school voor gewoon lager onderwijs no. 10e? in twee lokalen van het gebouw der gemeentescholen nos. 10a en 106 en in twee lokalen in het gebouw van gemeenteschool no. 1 d.d. 28 November 1.1. tot verhuring aan S. Tijsma alhier van de zathe en landen aan het Kalverdijkje en den aankoop in openbare veiling van het perceel St. Jacobsstraat no. 30 hebben vastgesteld de gemeente-rekening, dienst 1920 in ontvangst tot een bedrag van 10.120.460.7214 uitgaaf 9.479.128.25 batig slot 641.332.471/2 2. proces-verbaal van de opneming van de boeken en de kas van den gemeente-ontvanger. 3. bericht van mej. A. Westra te Meeden dat zij hare benoeming tot onderwijzeres aan gemeenteschool no. 86 aanneemt. De punten sub 1—3 worden voor kennisgeving aan genomen. 4. nader adres met memorie van toelichting van J. en A. Haagsma te Woudsend, aannemers van de levering van privaattonnen ten behoeve van de ge meente-reiniging, waarbij zij terugkomen op de afwij zende beschikking van den gemeenteraa'd d.d. 12 De cember 1.1. op hun adres om ontheffing van boete wegens vertraagde oplevering der tonnen. De beraadslagingen worden geopend. De heer Dijstra: Ik heb dit adres van de aannemers uit Woudsend, die belast waren met de levering van tonnen, ook gelezen en daaruit blijkt mij, dat niet onwil, maar betrekkelijk onmacht de oorzaak is geweest van het niet tijdig voldoen van de op zich genomen ver plichtingen. Er staat in het adres dat er huiselijke om standigheden zijn geweest, ernstige ziekte van een van de leden van het gezin, die een beletsel zijn geweest tot het niet tijdig kunnen leveren. Ik heb de vorige vergadering ook een pleit gevoerd voor deze firma zoo zal ik ze maar noemen maar toen op andere gronden. Die gronden behoef ik nu niet weer te noemen, zij hebben nog precies dezelfde waarde. Maar ik zou willen vragen of de omstandigheden, die nader in dit adres zijn uiteen gezet, geen aanleiding voor het college kunnen zijn om op de zaak terug te komen. Ik zou nu liever de zaak niet weer aan een stemming onderwerpen. Maar kan het college er niet in komen, dat de omstandigheden, die thans worden aangevoerd, van grooten invloed zijn geweest op het niet op tijd leveren van wat de menschen hadden aangenomen wèl op tijd te zullen leveren? Die vraag zou ik graag aan het college willen stellen. Ik kan er mij eigenlijk niet indenken, dat dergelijke omstandigheden heelemaal zonder invloed kunnen zijn op het nader overwegen van deze aangelegenheid. De heer /Vi. Molenaar: Ik heb in dit schrijven ook enkele argumenten aangetroffen, die naar mijn meening wel pleiten om eenige clementie te betrachten tegenover deze personen. Een van deze argumenten is, dat de termijn van levering wel aan hen was overgelaten, maar toch niet in dien geest, dat daaromtrent eigenlijk over leg met hen is gepleegd. Als ik de zaak goed begrijp, dan moest men inschrijven en daarbij opgeven den ter mijn, waarbinnen men het werk kon leveren. Dat is heel iets anders als dat men met de inschrijvers in overleg treedt. In dit geval is het weer een concurrentie strijd; de een geeft op dat hij het binnen zooveel weken kan doen, en men houdt daarmee rekening met de in schrijvingssommen. Adressanten hebben het nu zoo krap mogelijk berekend en achteraf blijkt nu dat het te krap is geweest. Ik zou in ieder geval graag willen dat Burgemeester en Wethouders uitvoerige inlichtingen gaven hoe de zaak zich heeft toegedragen. De heer IJ. de Vries: Ik wou op een ander punt de aandacht vestigen. Waar in den brief van den waar- nemenden directeur der gemeente-reiniging de vorige maal stond, dat de gemeente geen schade had geleden en hij voorstelde om geen 201.70, maar de helft van de boete toe te passen, heeft de Raad toch in meerder heid besloten de heele boete te laten betalen. Nu is gebleken dat bij deze levering ik heb er naar geïn formeerd ook de Zondagen voor boetedagen zijn be rekend. Terwijl bij latere aanbestedingen alleen in rekening worden gebracht de te late werkdagen, zijn bij deze levering zelfs de Zondagen ook in aanmerking gebracht voor boetedagen. Ik zou nu graag voor dezen, persoon, die grootendeels door ziekte van zijn broer achterop is geraakt en een anderen broer in den arm heeft moeten nemen om het werk af te krijgen, clementie bepleiten en ik zou graag willen dat hem in elk geval een groot deel van de boete werd geschonken. In ieder geval kan ik er niet in meegaan, dat een boeteberekening voor de Zondagen ook nog in de gemeentekas zal vloeien. De heer Dijkstra (wethouder)Ik geef toe, het is wat een moeilijke kwestie. Maar er is een raadsbesluit gevallen. Als de adressant de vorige raadsvergadering direct met deze opmerkingen was gekomen, dan was dat voor hem beter geweest. Als hij zooveel argumenten heeft, die voor clementie pleiten, dan was het verstan diger geweest niet met het zout te komen als het ei op is. Als hij met een dergelijk adres was gekomen voordat het raadsbesluit was gevallen en hij wist dat werd voorgesteld om de boete niet kwijt te schelden dan had dit zin gehad. En dan was het toch wel de moeite waard geweest te zorgen dat de raadsleden die argu menten op tijd wisten. Hier wordt nu gesproken over treurige huiselijke omstandigheden, hier wordt ook ge zegd en dat is wel precies uitgezocht dat de Zon dagen zijn meegerekend. Wat dit laatste betreft, merk ik op, dat wij bij een leveringstermijn niet spreken van dagen maar van weken en dat bij een week natuurlijk ook de Zondag behoort. Dat is zoo de gangbare term. Ik vind dat argument dan ook een beetje zoo zoo. Maar het college is toch van oordeel dat het niet aangaat om op een besluit, dat den vorigen keer op voordracht van het college is gevallen, thans terug te komen. Wat de Raad doen wil, moet hij weten; daar staat het college betrekkelijk buiten. Maar ik zeg nog maals dat de betrokken persoon had moeten zorgen dat deze argumenten, die inderdaad van eenige beteekenis zijn, op tijd ter kennis van den Raad waren gebracht. Ik wil hier ook nog aan toevoegen dat in deze bijlage -- want het is een heele bijlage, die brief ook deze ge-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1922 | | pagina 1