424 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 27 December 1922.
zaamheden met deze onderwerpen volkomen vertrouwd
was geraakt, tot chef dier afdeeling is aangewezen.
Van Burgemeester en Wethouders is trouwens ook
niet anders te verwachten dan dat zij pogen, in welke
betrekking ter secretarie ook, in overleg met den secre
taris de geschiktste personen te benoemen.
De wet (artikel 179 litt. p Gemeentewet) draagt de
benoeming van de ambtenaren ter secretarie aan Bur
gemeester en Wethouders op. Elke inmenging ter zake
van eenig ander orgaan, ook van den Raad, is dus in
strijd met de wet, weshalve wij U in overweging geven
inliggend voorstel ter zijde te leggen.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
9. dat Burgemeester en Wethouders bij openbare
inschrijving
a. hebben verkocht het rietgewas van gemeenteter
reinen (bij de reiniging in gebruik) gelegen aan de
Meersloot onder Wartena aan J. Bergsma te Eernewoude
voor 147.
en eenige op stam staande, te rooien, boomen per
ceel I t/m V aan A. Miedema te Leeuwarden voor
126.50 en perceel VI t/m IX aan de firma J. Algra te
Leeuwarden voor 190.
b. hebben aanbesteed
de levering van 2500 paar klompen voor verstrekking
aan kinderen van lagere scholen aan T. T. van der Meij
te Leeuwarden voor 1285.
het leggen en onderhouden van bestratingen gedu
rende 1922 aan Joh. Verhoeve en B. van der Kooy al
hier voor de door hen ingeschreven eenheidsprijzen.
Wordt voor kennisgeving aangenomen.
II. Wordt overgegaan tot behandeling van de voor
heden op den oproepingsbrief vermelde punten.
1 (Agenda no. 2). Prae-advies van Burgemeester
en Wethouders op het beroep van mej. A. Westra
tegen de afwijzende beschikking van Burgemeester en
Wethouders op haar verzoek om ontheffing van haar
aanslag in de plaatselijke directe belasting naar het
inkomen dienst 1921.
Dit prae-advies luidt als volgt
In een aan U gericht adres verzoekt A. Westra, thans
te Haarlem, ontheffing van een gedeelte van haar aanslag
in de plaatselijke directe belasting naar het inkomen,
dienst 1921, op grond dat zij slechts inkomen heeft ge
noten tot 1 October 1921, den dag waarop zij haar
hoofdverblijf naar elders heeft overgebracht.
Aangezien echter niet vóór 1 April 1921 bekend was
dat haar inkomen waarnaar de aanslag geregeld werd,
in den loop van het belastingjaar wijziging zou onder
gaan, kan de omstandigheid waarop adressante haar
verzoek grondt, geen aanleiding geven het verzoek in
gunstige overweging te nemen.
Het adres is alleen te beschouwen als een beroep
schrift tegen onze afwijzende beschikking op haar ver
zoek om ontheffing wegens vertrek uit de gemeente in
den loop van het belastingjaar 1921.
De gevraagde ontheffing is door ons geweigerd op
grond van artikel II der Wet van 20 Mei 1922 (Staats
blad no. 361), waarin is bepaald dat ontheffing van
belasting niet wordt verleend aan hem die in den loop
van het belastingjaar de gemeente metterwoon verla
tende, hoofdverblijf gaat nemen in eene gemeente waar
hij ingevolge artikel 244c der Gemeentewet niet wordt
aangeslagen.
Zulks was met voormelde adressante het geval, ver
mits de gemeente, waarin zij zich vestigde, reeds met
1 Mei 1921 de aanslagregeling aan het Rijk had over
gedragen, zoodat haar verzoek terecht is afgewezen.
De aangevoerde reden zou, ook al ware het beroep
schrift tijdig ingediend, geen grond kunnen opleveren
cm de gevraagde ontheffing te verleenen, maar aange
zien het niet is ingekomen binnen den termijn van 30
dagen gesteld in het laatste lid van artikel 19 der hef
fingsverordening (gemeenteblad no. 25 van 1918), stel
len wij U voor het beroep niet ontvankelijk te verklaren
en daartoe te nemen het in ontwerp hierna volgende
besluit.
ONTWERP.
De Raad der gemeente Leeuwarden
gezien het beroepschrift van Aafke Westra, thans
wonende te Haarlem, Teylerstraat no. 56, tegen de af
wijzende beschikking van Burgemeester en Wethouders
op haar verzoek om ontheffing van plaatselijke directe
belasting naar het inkomen over het belastingjaar 1921
wegens het in den loop van het belastingjaar over
brengen van haar hoofdverblijf naar elders
overwegende dat het beroepschrift niet is ingekomen
binnen den termijn van 30 dagen gesteld bij het laatste
lid van artikel 19 der heffingsverordening (gemeente
blad no. 25 van 1918)
besluit
Het beroep niet ontvankelijk te verklaren.
De heer Tiemerstna: Ik zou bij dit punt iets willen
zeggen, maar zou het dan niet gevoeglijk kunnen wor
den behandeld bij punt 13 der agenda?
De Voorzitter Heeft een van de leden daar bezwaar
tegen
Met algemeene stemmen wordt besloten dit punt aan
te houden tot bij punt 13 der agenda.
2 (Agenda no. 3). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot vaststelling der begrooting van het
Nieuwe Stads Weeshuis, dienst 1923.
3 (Agenda no. 4). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot wijziging der begrooting van den
Armenraad dienst 1922.
4 (Agenda no. 5). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om aan H. de Bruin, tijdelijk leeraar in
het teekenen aan de gemeentelijke H. B. S. met drie
jarigen cursus en de Burgeravondschool en aan F.
Schaafsma tijdelijk leeraar in het teekenen aan de
Burgeravondschool, als zoodanig op hun verzoek eervol
ontslag te verleenen.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig de voorstellen van Burgemeester en Wethou
ders sub 24 (agenda sub 35).
5 (Agenda no. 6). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om aan P. Kleiterp te vergunnen de huur
van een perceel weiland aan den Groningerstraatweg
over te dragen aan M. W. van der Meer alhier.
Dit voorstel luidt als volgt
De heer P. Kleiterp, krachtens Uw besluit van den
27 December 1921 no. 594r</349 huurder van een ge
deelte, groot 0.74.40 H.A., van het perceel weiland
aan den Groningerstraatweg, kadastraal bekend ge
meente Leeuwarden, Sectie F no. 3303, heeft zich tot
ons gewend met het verzoek de huur te mogen over
dragen aan M. W. van der Meer alhier, die van Kleiterp
de aan het weiland grenzende boerderij aan dien straat
weg heeft gekocht. Het bestaande contract voorziet niet
in een dergelijke overdracht van huur, zoodat de be
slissing aan Uwe Vergadering staat. Onzerzijds bestaat,
in overeenstemming met het advies van den deskundige
voor de gemeente-landerijen, tegen deze overdracht geen
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 27 December 1922. 425
bezwaar. Slechts wenschen wij een enkele wijziging in
de huurvoorwaarden aan te brengen. Overeenkomstig
het gebruik zouden wij n.l. de huur willen laten afloopen
op 5 Maart 1927 in plaats van 12 Mei daaraanvolgende;
eveneens dient een kleine wijziging in de voorwaarden
te worden opgenomen omtrent de beweiding tusschen
1 November en 1 April van elk huurjaar. Met die wijzi
ging gaat de nieuwe huurder accoord.
Wij geven U dus in overweging te besluiten:
goed te keuren dat P. Kleiterp overdraagt aan M. W.
van der Meer, alhier, de huur van het gedeelte, groot
0.74.40 H.A., van het perceel weiland aan den Gro
ningerstraatweg, kadastraal bekend gemeente Leeuwar
den Sectie F no. 3303, krachtens raadsbesluit van den
27 December 1921 no. 594R/349 verhuurd aan eerst
genoemde voor den tijd van vijf jaar, eindigende 12 Mei
1927, behoudens opzegging van de zijde der gemeente,
voor honderd tachtig gulden 180.per jaar, met
dien verstande, dat de huur met M. W. van der Meer
zal eindigen 5 Maart 1927 en dat verder door laatst
genoemde worden in acht genomen de, wat de beweiding
betreft, eenigszins te wijzigen voorwaarden, opgenomen
in het huurcontract van den 8 Februari 1922.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
6 (Agenda no. 7). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot nadere wijziging van de verordening
op de marktpolitie en van de verordening regelende
het gebruik van de Veemarkt, in verband met daar
omtrent door den Minister van Landbouw, Nijverheid
en Handel gemaakte opmerkingen (bijlage no. 35).
Dit voorstel luidt als volgt
ln Uwe vergadering van 24 October 1.1. werd o. a.
gewijzigd en daarna opnieuw vastgesteld de verorde
ning, regelende het gebruik van de veemarkt, in ver
band met het Koninklijk besluit van 23 Februari 1922,
Staatsblad no. 76, dat is genomen tot uitvoering van
art. 5 der Veewet. Dit Koninklijk besluit stelt onder
scheidene eischen, waaraan de volgens genoemd wets
artikel vast te stellen verordeningen hebben te voldoen.
Thans maakt de Minister van Landbouw enz. de
opmerking dat in de verordening niet is aangetroffen
eene bepaling omtrent de wering of afzonderlijke plaat
sing van zieke dieren, terwijl de plaats voor gevaarlijke
en hinderlijke dieren dezelfde zou zijn als die, aange
wezen voor de afzondering van in beslag genomen vee.
Tevens heeft hij medegedeeld, dat het aanbeveling ver
dient om in de verordening (ten opzichte van de over
tredingen der voorschriften voor de veemarkt, de be
trekkelijke verordening op de marktpolitie bevat ook
andere) de strafmaxima over te nemen, zooals zij in
het tweede lid van artikel 78 van genoemde wet zijn
gesteld.
Wij vestigen er de aandacht op, dat het scherpe
markttoezicht, tegenwoordig met zes veeartsen uitge
oefend, er juist voor waakt dat eigenlijke zieke dieren
ter markt worden toegelaten. Het Koninklijk besluit
bedoelt daarmede waarschijnlijk vee dat in min gun-
stigen gezondheidstoestand verkeert, b.v. vermagerd is,
zonder uiterlijke kenteekenen van een ziekte te ver-
toonen, die het geraden zou maken het vee te weren
van de markt, dus het z.g. „wrak vee", waarvoor reeds
sedert jaren een afzonderlijke standplaats op de vee
markt is aangewezen. Door de plaatsing hiervan bij
art. 7 der genoemde verordening te regelen en de plaats
voor gevaarlijke of hinderlijke dieren aan de zuidzijde
van de markt aan te wijzen, kan aan het verlangen van
den Minister worden voldaan.
Voorts dient nog uit de bedoelde verordening te ver
vallen art. 12, luidende:
„De gaarders, vóór het inwerkingtreden dezer ver
ordening aangesteld, die een hoogere bezoldiging
mochten genieten dan hiervoren is bepaald, blijven in
het genot daarvan".
Art. 36 der Salarisverordening 1919 (gemeenteblad
1920 no. 28) voorziet reeds in dit onderwerp en dus kan
art. 12 der verordening, regelende het gebruik van de
veemarkt, vervallen.
Tegen het opnemen van de strafmaxima in de ver
ordening op de marktpolitie als door den Minister ge-
wenscht, bestaat bij ons geen bezwaar.
Wij geven U daarom in overweging te besluiten
volgens het onderstaand ontwerp.
ONTWERP.
De Raad der gemeente Leeuwarden;
overwegende dat de Minister van Landbouw, Nijver
heid en Handel het wenschelijk oordeelt, in de verorde
ningen, den 24 October 1922 vastgesteld ter uitvoering
van art. 5 der Veewet en het Koninklijk besluit van den
23 Februari 1922, Staatsblad no. 76, eenige wijziging
aan te brengen;
gelet op het voorstel van Burgemeester en Wet
houders;
besluit:
A. Artikel 47, nieuw genummerd 37, der verordening
op de marktpolitie te lezen als volgt:
Art. 37.
De overtredingen van de bepalingen dezer verorde
ning worden gestraft:
die van artt. 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 30, 34
tweede lid, met hechtenis van ten hoogste zes maanden
of geldboete van ten hoogste vijfhonderd gulden;
die van art. 10 met geldboete van ten hoogste vijf
tien gulden;
die van artt. 9 sub 3, 11, 24, 31, 33 sub 1° en 3°,
34 eerste lid, en 35 met geldboete van ten hoogste
tien gulden;
die van artt. 9 sub 1° en 2°, 27, 28, 32 en 33 sub
2° en 4°, met geldboete van ten hoogste vijf gulden.
B. de verordening, regelende het gebruik van de
veemarkt, nader te wijzigen als volgt:
I.
In artikel 7 wordt na het eerste lid als nieuw tweede
lid opgenomen het volgende:
„Vee, dat kenteekenen vertoont van een min gun-
stigen gezondheidstoestand, wordt, met een roode streep
geteekend, een afzonderlijke plaats aan de zuidzijde van
de veemarkt aangewezen".
II.
Het bestaande tweede lid wordt derde lid; aan het
slot daarvan, waar staat „westzijde", wordt gelezen
„zuidzijde".
III.
Art. 12 vervalt. Artikel 13 wordt genummerd 12.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
7 (Agenda no. 8). Prae-advies van Burgemeester
en Wethouders op adressen van de woningbouwver-
eeniging „Beter Wonenom vergunning te verleenen
tot straataanleg op terreinen tusschen de Jacob Binckes-
straat, het Cambuursterpad en den Weg naar Cambuur
enz. (bijlage no. 43).
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
De heer Muller onthoudt zich, als voorzitter der
vereeniging „Beter Wonen", van stemming.
8 (Agenda no. 9). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot wijziging van het Raadsbesluit van
den 25 Juli l.l. betreffende het verleenen van steun
aan werkloozen, in verband met een daaromtrent ont
vangen schrijven van den Minister.