428 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 27 December 1922. altijd nog beter worden. Men moet eerst dit trachten te bereiken en dan het trachten te verbeteren. Als er door het college stappen kunnen worden gedaan, door den Minister in ernstige overweging te geven, gezien de bezv/aren, die de heer Aluller terecht heeft genoemd, om die bedragen te stellen, dan is spreker daarvoor. Hij gelooft ook wel dat de regeling, zooals zij thans is, tot uitwassen zal leiden. Spreker zou dus willen dat de heer Muller het in dien zin inkleedde. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Ik kan niet hee- lemaal meegaan met den heer Muller, al voel ik er wel voor om den Minister dien wensch kenbaar te maken. Ik vind dat dit meer op den weg van de Kamerleden ligt dan op den weg van de gemeentebesturen. Ik zou graag weten hoe het college daarover denkt. De heer Oosterhoff: Het is betrekkelijk moeilijk om over een dergelijk voorstel, waarover men niet eens te voren heeft kunnen denken, zoo maar zijn oordeel uit te spreken. Maar het wil mij voorkomen dat men bij de regeling, waarop de heer Muller aandringt, tot groote moeilijkheden zal kunnen komen. De indruk, die ik van dit voorstel krijg, is, dat men hier maar zonder nadenken een bepaalden norm per persoon stelt van niet meer dan 6.per kind. Maar als een werklooze vader nu 2 kinderen heeft, een van 12 en een van 16 jaar, waarvan de eene van 12 jaar niets en de andere van 16 jaar 10.verdient, dan zal die vader wèl worden gekort, terwijl als er 2 kinderen zijn van 14 en 16 jaar, die ieder 6.dus samen 12.inkomen hebben, er niets wordt gekort. In het eene geval zal men dus bij minder inkomsten wèl korting hebben en in het an dere geval bij meer inkomsten geen korting. Ik weet niet of ik het verkeerd inzie, maar het is mijn indruk, dat dergelijke dingen er van zouden kunnen komen. Ik meen dat men bij het doen van zulke voorstellen heel voor zichtig moet wezen en acht het raadzamer dat Burge meester en Wethouders eens nagaan, hoe aan de be zwaren, welke hier zijn geopperd, is tegemoet te komen. Door maar in het wilde weg een norm te noemen per lid van het gezin, zal men tot vreeselijke onbillijkheden komen en ik kan daaraan mijn stem dan ook direct niet geven. De heer Jansen zegt dat het bezwaar van mevrouw Buisman een bezwaaV is, dat wel meer wordt aange voerd. Maar wanneer er zekere regelingen in het leven worden geroepen, die door den gemeenteraad in practijk moeten worden gebracht, dan meent spreker dat, als er verbetering aan een dergelijke regeling gegeven kan worden door middel van een verzoek aan den Minister, de Raad daartoe wel het recht heeft. Het bezwaar van den heer Oosterhoff lijkt schriller dan het is. De heer Oosterhoff is handig in het maken van een voorbeeld, maar er zou toch wel een regeling zijn te maken dat tot ten hoogste voor 3 kinderen een bedrag van 5.van elk niet in rekening zou worden gebracht, terwijl dan voor de andere kinderen van elk bedrag van 5.wel een zekere aftrek in rekening zou kunnen worden gebracht. De heer Oosterhoff zou anders ook wel met de bestrijding kunnen komen dat, wanneer er 12 kinderen waren, die ieder 5.verdienden er dan een inkomen van 60.en toch geen aftrek zou zijn. Spreker gelooft ook niet dat de heer Muller dat bedrag als bindend wil hebben, maar dat zijn verzoek meer is om in mogelijke excessen te voorzien. Spreker meent dat dit een zeer menschelijke en goede gedachte is, die bevorderd moet worden. De heer O. F. de Vries (wethouder)Ik wil nog even met een paar woorden zeggen hoe ik hier tegenover sta. De bedoeling van den heer Muller is, dat de Raad van Leeuwarden den Minister verzoekt, dat de bepa lingen, die in de circulaires zijn vastgelegd ten opzichte van het gezinsinkomen, worden gewijzigd en dat een bepaald bedrag wordt vastgesteld, waar beneden niet behoeft te worden afgetrokken. Ik kan als mijn ervaring ten opzichte hiervan wel zeggen dat ten aanzien van deze en verschillende andere regelingen, voor de crisis vakken getroffen, door de besturen der vakorganisaties herhaalde malen aan den Minister is gevraagd dergelijke wijzigingen aan te brengen, maar dat de Minister dat niet heeft toegestaan, in' geen enkel geval nog. Er is nu pas weer een circulaire van den Minister gekomen, n.l. die van 19 December, waarin hetzelfde weer is her haald. Nu kan de Raad van Leeuwarden wel besluiten om weer een verzoek tot den Minister te richten om dat weer te wijzigen, maar waar de zaken hier zoo staan, dat wij weer in beroep moeten gaan bij de Kroon, daar zou, door meteen een verzóekschrift van Leeuwarden in behandeling te geven, dit misschien tengevolge hebben dat de heele zaak nog langer duurt dan zij al geduurd heeft. Ik zou dan ook met de zaak, zooals die er voor slaat, niet willen aanraden een dergelijk besluit te nemen. De heer Oosterhoff is den heer Jansen buitengewoon dankbaar voor de hulde, hem toegezwaaid, door hem handig te noemen. Maar het is van spreker niet enkel handigheid, maar een beoordeelen van de zaak naar de woorden, die gegeven zijn en niet of men er ook iets anders van kan maken. De heer Muller heeft cijfers ge noemd en die waren spreker tot basis. De heer Jansen zegt nu dat men zich niet precies zal behoeven te houden aan wat de heer Muller zegt. Maar wanneer men in het algemeen een voorstel doet om den Minister te verzoeken in iets verandering te brengen, dan moet men toch met gedecideerde voor stellen komen. Spreker dacht dat men, wanneer men kans van slagen wil hebben, moet komen met goed omschreven en gemotiveerde voorstellen en niet met een voorstel dat vreeselijk vaag is en in de lucht hangt. Wat de heer Jansen wil is zoo vaag en onduidelijk dat het er eigenlijk op neer komt dat er alleen maar ver andering moet komen in de voorschriften, die door den Minister zijn gegeven. Men kan op het oogenblik zoo'n voorstel niet aannemen omdat men de portée ervan niet kan overzien. Burgemeester en Wethouders zullen deze zaak nader onder de oogen moeten zien; zooals het voorstel nu is gedaan, is het te veel een slag in de lucht, om daarop in te gaan. De heer Muller: Gezien de besprekingen naar aan leiding van mijn tweede voorstel, zou ik willen zeggen, dat het beter is dat wij eerst maar trachten deze zaak binnen te krijgen en dat wij dan overwegen langs welken weg aan de bezwaren tegen het stellen van normen is tegemoet te komen en of het niet mogelijk is van den Minister wijziging in de bepalingen te krijgen. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Het voorstel van den heer Muller, om Burgemeester en Wethouders te machtigen eventueel van de beslissing van Gedeputeerde Staten in hooger beroep te gaan bij de Kroon, wordt met algemeene stemmen aangenomen. 9 (Agenda no. 10). Voorstel van Burgemeester en Wethouders om hen te machtigen zoo noodig maat regelen te nemen ten opzichte van woningbouwvereeni- gingen en -stichtingen die nalatig zijn in de naleving van gestelde voorwaarden alsmede in andere' gevallen, waarin hun dat noodig voorkomt. Dit voorstel luidt als volgt Aan de raadsbesluiten dezer gemeente tot het ver- leenen van steun (voorschotten en bijdragen) ingevolge de Woningwet voor den bouw van arbeiderswoningen, Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 27 December 1922. 429 aan vereenigingen of stichtingen, uitsluitend in het belang van verbetering der volkshuisvesting werkzaam en als zoodanig wettelijk toegelaten, worden zooals U bekend is, steeds onderscheidene voorwaarden ver bonden. Deze zijn voor een gedeelte voorgeschreven bij de Woningwet zelve, anderdeels zijn zij geregeld in den algemeenen maatregel van bestuur, houdende bepalingen ter uitvoering van verschillende artikelen dier wet, (thans het Koninklijk besluit van 20 April 1921, Staatsblad no. 679 het „Woningbesluit"). Boven dien worden gewoonlijk enkele' voorwaarden gesteld ten aanzien van het eventueel hypothecair verbinden der gebouwde woningen ten behoeve der gemeente en omtrent voorkeur van huur van een bepaald getal woningen door de gemeente. Voorts wordt steeds de bepaling opgenomen dat Burgemeester en Wethouders nog die voorwaarden kunnen opleggen die hun geraden zullen voorkomen. Van deze bevoegdheid wordt in de laatste jaren geregeld gebruik gemaakt door het stellen van onder scheidene nadere voorwaarden. Wij noemen daarvan het voorschrift van voorafgaande goedkeuring door Burgemeester en Wethouders van de bestekken en van de gunning der aanbesteding, toezicht op den bouw van gemeentewege op kosten der vereeniging, regelen voor de uitbetaling van de toegestane voorschotten, de verplichting tot behoorlijk onderhoud en verzeke ring tegen brandschade van de gebouwen, regelen betreffende de verhuring, het eventueel onder toezicht van Burgemeester en Wethouders stellen van het financieel beheer en de boekhouding der woningen, het jaarlijks inzenden van begrooting, balans, en winst en verliesrekening. Uit bovenstaande opsomming blijkt dat de genoemde nadere voorwaarden in de eerste plaats ten doel hebben toezicht te houden op den bouw der woningen en op de uitbetaling der voorschotten, terwijl zij voorts gesteld zijn om na voltooiing van het bouwplan, ge regeld controle te houden op de handelingen van het bestuur der betrokken vereeniging. Zij vloeien derhalve als van zelf voort uit den gewonen loop van een uit te voeren en later te exploiteeren bouwplan. In het algemeen kunnen zij alzoo beschouwd worden als maatregelen die ter verzekering van een goed beheer uit een administratief oogpunt 'wenschelijk zijn. Hoewel de hierboven aangehaalde machtiging in het raadsbesluit aan Burgemeester en Wethouders de bevoegdheid geeft om naast de genoemde voorwaarden, nog andere van meer ingrijpenden aard te stellen, betwijfelen wij of in dat geval wel geheel in den geest van het raadsbesluit zou worden gehandeld. Het wil ons voorkomen dat in gevallen, waarin op de een of andere wijze door de gemeente moet worden inge grepen in de gestie eener woningvereeniging of be paalde voorschriften van wijdere strekking noodig of wenschelijk blijken, Burgemeester en Wethouders dit niet zelfstandig en enkel op grond van de algemeene machtiging in het raadsbesluit moeten doen, doch dat daarvoor de medewerking van den Gemeenteraad noodig is. Toch zal het misschien in vele gevallen onmogelijk blijken deze onmiddellijk in te roepen en zijn Burge meester en Wethouders derhalve er op aangewezen om de eerste maatregelen te treffen. Hiertegen is geen bezwaar, mits het college daarbij van te voren ver zekerd is van de instemming van den Raad. Daar vooraf echter niet ^bekend is welke gevallen van bijzonderen aard zich kunnen voordoen, kan hier evenmin juist worden aangegeven welke maatregelen eventueel zouden moeten worden getroffen. Het ware derhalve wenschelijk aan Burgemeester en Wethouders eene algemeene machtiging van den Raad te verstrek ken, om in gevallen waarin zij het noodig oordeelen of het belang der gemeente zulks wenschelijk maakt, ten aanzien van woningvereenigingen of -stichtingen, aan wie voorschotten uit de gemeentekas zijn verstrekt voor den bouw van woningen, die maatregelen te nemen of voorwaarden te stellen, die hun naar gelang van de omstandigheden geraden zullen voorkomen en daarvan, zoo noodig, te zijner tijd mededeeling te doen aan den gemeenteraad, eventueel onder aanbieding van j voorstellen hunnerzijds. Wij hebben de eer U voor te stellen een besluit in bovenstaanden geest te nemen. De beraadslagingen worden geopend. De heer Muller: Ik zou naar aanleiding hiervan een vraag willen stellen en die is: Is het noodzakelijk ge bleken hier in Leeuwarden dat wij ten opzichte van de woningbouwvereenigingen een dergelijke machtiging aan Burgemeester en Wethouders moeten geven Er wordt hier tegen mij gezegd: „wees voorzichtig, ie bent zelf voorzitter van een woningbouwvereniging." Maar ik behoef ten opzichte van mijn eigen vereeniging niet voorzichtig te wezen, meen ik. Ik zou willen vragen of Burgemeester en Wethouders eenige grond hebben, en of zij die willen meedeelen, waarom zij een dergelijke machtiging willen hebben. Dat zou ik graag willen weten. De heer Dijstra: Ik sta op hetzelfde standpunt als de heer Muller. Ik geloof zeer zeker dat er wel eens dingen zijn bij de woningvereenigingen, waaromtrent het noodig is dat zij worden nagegaan en verbeterd. Maar of het op het oogenblik de tijd is om Burgemeester en Wethouders een haast ongelimiteerde volmacht te geven om die verschillende dingen op te knappen? Ik acht dat niet zonder bezwaar en zou graag de motieven willen vernemen. De heer Oosterhoff: Ik wilde ook de opmerking maken dat, naar het mij voorkomt, dit prae-advies niet over vloeit van duidelijkheid. Van het laatste deel begrijp ik eigenlijk niets. Burgemeester en Wethouders betoogen, dat er gevallen kunnen voorkomen, dat het wenschelijk is dat nieuwe voorschriften worden gegeven en dat deze niet alleen door Burgemeester en Wethouders kunnen worden gegeven, maar gegeven moeten worden door den gemeenteraad. Dan wordt er gezegd dat het ook kan voorkomen, dat Burgemeester en Wethouders da delijk moeten ingrijpen, dat zij dit niet kunnen doen zonder daartoe door den Raad gemachtigd te zijn en of de Raad nu die machtiging wil geven. Om wat te doen? Voorloopige maatregelen of ook de maatregelen die verder noodig zullen zijn Dat blijkt hier niet uit. Ik heb niets geen bezwaar om Bur gemeester en Wethouders machtiging te geven tot liet nemen van maatregelen die plotseling, op een ge geven moment, moeten worden genomen. Maar ik zou ook niet verder willen gaan en ik zou wenschen dat andere voorschriften pas kunnen worden gegeven, nadat ze door den Raad zijn goedgekeurd. Ik zou dus een zeer belangrijke beperking willen geven aan dit voorstel van Burgemeester en Wethouders. De heer IJ. de Vries: Ik heb feitelijk weinig of niets meer te zeggen. Ik had graag een uitvoerige memorie van toelichting gehad, naar aanleiding van welke feiten Burgemeester en Wethouders dit voorstel doen. Ik wil mijn korte vraag nu zoo formuleeren: wat is de aan leiding tot dit voorstel De heer Berghuis (wethouder)Ik geloof namens het college wel te kunnen antwoorden, in de eerste plaats den heer Oosterhoff, dat werkelijk de bedoeling is dat gene, wat de heer Oosterhoff zegt. Dat is ook in de uitdrukking aan het slot van het prae-advies duidelijk gezegd als er van de machtiging gebruik is gemaakt, dan is het de bedoeling om bij den Raad met voorstellen te komen en niet alleen met een mededeeling omtrent het voorloopig ingrijpen, waartoe het college echter

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1922 | | pagina 6