432 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 27 December 1922. meester en Wethouders ongelimiteerd worden uitgelegd; zij hebben dan in alle geval het recht om overal in te grijpen. Dat Burgemeester en Wethouders nu met de finan ciën naar den voorgrond treden,, kan ik mij begrijpen, waar wij den laatsten tijd lezen dat die en die beheerder van die en die woningstichting er met zooveel is van door gegaan en die woningvereeniging dan met zooveel tekort zit, waar de betrokken gemeente dan voor op draait. Ik voor mij zou er daarom zeer wel in mee kunnen gaan ik zit niet in het bestuur eener woningveree niging en kan dus vrij praten, ik hoor niet tot die raads leden en ben dus in dat opzicht gelukkig dat het college van Burgemeester en Wethouders een verorde ning in het leven riep, waardoor het mogelijk zou zijn dat het college b.v. 4 maal per jaar de boeken ten minste van een bepaalde woningvereeniging con troleerde, dat dus vast om het J4 jaar die boeken werden gecontroleerd. Dat zou een concreet voorstel zijn. Maar het voorstel van het college is werkelijk zoo vaag, dat door een woningvereeniging gewoon gezegd kan worden, als Burgemeester en Wethouders in iets willen ingrijpen: „dat ligt niet in de overeenkomst, daar hebben wij niets mee te maken". Burgemeester en Wethouders kunnen dan wel zeggen: „de Raad heeft ons machtiging ge geven", maar daaruit zal dan niets anders dan strijd kunnen voortvloeien. Ik zou echter graag willen mee werken aan een voorstel om de boeken geregeld te doen controleeren. De heer Muller: Toen ik straks naar de motieven vroeg, deed ik dat op grond van het feit, dat ik uit het voorstel niet geheel wijs was geworden. Er zijn nu door het college van Burgemeester en Wethouders verschil lende dingen naar voren gebracht. De Burgemeester heeft gezegd dat er vereenigingen zijn, die de annuï teiten niet kunnen betalen en dat er andere vereeni gingen zijn die te veel kasgeld onder zich hebben. Ik meen dat dit dingen zijn, die inderdaad waar zijn of waar kunnen wezen. En ik ben blij dat Burgemeester en Wethouders ten opzichte daarvan wenschen op te treden. Ik sta ook op het standpunt dat de woning- vereenigingen zoo weinig mogelijk geld in hun bezit moeten hebben. Ieder voorstel, dat van de zijde van het college komt, om ten opzichte daarvan regelend op te treden, zal dan ook mijn steun hebben. De besturen moeten eenig geld om handen hebben om te kunnen huishouden en de zaken te kunnen regelen, maar dan is het ook genoeg. Minstens eens per maand zou de besturen een briefje moeten worden gegeven, waarop het overtollige geld in de kas van den gemeente-ont vanger zou moeten worden gestort. Zoo'n regeling zou wel gauw zijn te maken en ten opzichte daarvan zou ik wel willen dat Burgemeester en Wethouders zoo spoedig mogelijk met een regeling kwamen. Wat de annuïteiten betreft, geloof ik niet dat het college met een dergelijke machtiging iets aan den achterstand verandert. Ik meen dat, als verschillende woningbouwvereenigingen hun annuïteiten aan de ge meente niet kunnen opbrengen, het college dan met een dergelijke machtiging weinig kan doen; ten opzichte daarvan zullen Burgemeester en Wethouders wel met voorstellen bij den Raad moeten komen. Waar de zaken zoo staan, had ik liever gezien, dat dit voorstel niet was gedaan, maar dat Burgemeester Wethouders met een concreet voorstel waren gekomen, waaraan ik dan alle mogelijke medewerking had willen verleenen. Ik zou nog verder willen gaan, ik geloof dat de geheele Raad dat wel wil doen. Als wij dergelijke zaken in de krant lezen en hiermee kom ik aan het adres van den heer IJ. de Vries dat er menschen zijn, die zoo ongelukkig zijn om zich te vergrijpen aan gelden, die niet van hen waren ja, daar wordt nu wel om gelachen, maar het is ernstig genoeg; wij weten niet waar wij zelf toe kunnen komen; die menschen zijn ook met goede bedoelingen in zee gegaan, maar hebben zich door de omstandigheden aan die centen vergre pen dan moeten wij dat trachten te voorkomen. Dan ben ik het volkomen met Burgemeester en Wethouders eens dat, als wij dat trachten te voorkomen, wij daar mee een goede daad verrichten. Als dergelijke menschen steeds in een bepaalden welstand hebben verkeerd en door bepaalde omstandigheden in de penarie komen en zich dan aan die centen vergrijpen, kan ik mij dat best indenken. Als zij dan dat geld niet bij zich hebben, zullen er ook niet zooveel ongelukken gebeuren, zullen die ongelukken althans niet zoo groot worden. Ik hoop dan ook dat er ten opzichte daarvan zoo spoedig mo gelijk verandering wordt aangebracht. Maar sta mij toe, ik huiver, niet omdat ik bang ben dat het college van Burgemeester en Wethouders ten opzichte van een algemeene machtiging te ver zal gaan, maar ik zie niet in wat het college met een algemeene machtiging, als het die heeft, meer zou kunnen doen dan op het oogen- blik. Daarom zou ik graag willen dat het college dit voorstel introk en zoo spoedig mogelijk met een bepaald, concreet voorstel bij den Raad kwam. Dan kan men de zaak toetsen en dan kan het college wat mij betreft, en ik hoop ook van den geheelen Raad, zooveel mogelijk van medewerking verzekerd zijn. Wij hebben ook in verband met deze algemeene machtiging van den wethouder van Financiën gehoord dat het vooral gaat om de kwestie dat de vereenigingen de boeken moeten laten zien en dat dit thans kan worden geweigerd. Maar als de zaken zoo staan, dan zal men loch met bepaalde voorstellen moeten komen. Ik zou ten slotte dit willen zeggen dat, als het college meent het met een dergelijke machtiging wel te kunnen redden, ik die dan wel zou willen geven, waar ik op het standpunt sta dat, als het college meent controle te moeten uitoefenen, dit dan moet kunnen gebeuren. Maar dan zal men het toch ook met mij eens wezen dat het college toch ook met bepaalde voorstellen zal moeten komen, opdat iedere woningvereeniging zal weten, waar zij aan toe is. Wanneer de wethouder van Financiën den verificateur naar een woningvereeniging stuurt en deze zegt dat hij komt met machtiging van het college, maar de vereeniging weet niet waar het over gaat, dan komt de verificateur niet verder. Men zal de zaak op schrift moeten zetten, er zal moeten staan dat die en die bepaling is gemaakt. Dan zal men kunnen doorwerken en optreden, maar niet als het college een algemeene machtiging heeft. Dan kunnen er ten minste woningvereenigingen zijn die zeggen een algemeene machtiging?, ja, maar we weten niet wat daarin staat. De heer Jansen: lk begrijp niet wat hier van middag gaande is. Wij willen allen niet graag geld uitgeven en nu wil het college op het geld, dat door de vereeni gingen wordt uitgegeven, graag ernstig toezien. Omdat het de overtuiging heeft, dat het daar niet gaat zooals het moet, vraagt het alleen om voorloopig iets te doen. Ik heb dat uit den mond van den heer Berghuis gehoord, dat het college alleen maar voorloopig iets wil doen, om later met mededeelingen of voorstellen bij den Raad te komen. Ik geloof dat daar absoluut niets tegen kan zijn. Als ik tweemaal mijn stem aan het voorstel kon geven, dan zou ik het ook tweemaal doen. Door wet houder De Vries zijn bezwaren genoemd en door wet houder Berghuis ook. Als de zaak zoo ernstig is en het om zulke groote kapitalen gaat, dan meen ik dat het zeer noodig is dat er paal en perk wordt gesteld en dat het college machtiging krijgt om voorloopig die stappen te doen, die noodig zijn. De heer Westra: Ik zou mij willen aansluiten bij wat de heer Oosterhoff in eerste instantie heeft gezegd, dat deze raadsbrief niet uitmunt door overduidelijkheid. Als wij hier aan het slot lezen: „Wij hebben de eer U voor te stellen een besluit in bovenstaanden geest te nemen", dan nemen wij hier dus aanstonds een besluit in een Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 27 December 1922. 433 zekeren geest. Dat hangt een beetje in de lucht. Als wij het zoo moeten opvatten als het in den laatsten zin daarvoor is gezegd: „Het ware derhalve wenschelijk aan Burgemeester en Wethouders enz.", dan neemt de Raad, als hij dit besluit neemt, niet een besluit in dien geest, maar dan maakt hij die woorden tot zijn besluit. Dan is er aan dé geopperde bezwaren misschien wel tegemoet te komen, door voor het woord „maatregelen" te voegen het woord „voorloopige", waardoor daar dan zal staan die voorloopige maatregelen te nemen of voorwaarden te stellen Misschien dat op die manier aan de bezwaren is tegemoet te komen. Dan is het noodzakelijk dat het college nader bij den Raad terug moet komen. Ik geloof dat dit de oplossing is. De heer Oosterhoff: Voor mij persoonlijk is het niet noodig, dat wordt overgelegd een lijst van zonden die door de besturen der woningvereenigingen zijn be dreven. Ik neem graag op het gezegde van Burgemeester en Wethouders aan dat het noodig is, dat er strenger toezicht wordt uitgeoefend en ik neem ook onmiddellijk aan dat het niet mogelijk is een lijst met bepaalde voor schriften en maatregelen op te sommen, omdat men hierbij geheel afhankelijk is van de omstandigheden, die zich voordoen. Toch kan ik mij niet vereenigen met het voorstel, zooals het hier ligt, omdat het in strijd is met wat behoort te zijn. Het geld is aan de woning vereenigingen verstrekt, op voorwaarden, te stellen door den Raad en dan is het ook volkomen logisch, dat nieuwe voorwaarden ook worden gesteld door den Raad, waar deze het lichaam is dat de oorspronkelijke voorwaarden ook heeft gesteld. Wanneer er straks nieuwe voorwaarden moeten worden vastgesteld, moe ten die door den Raad worden vastgesteld en wanneer dat uit het prae-advies blijkt, dan kan ik er mij mee vereenigen. Dat zou op deze wijze mogelijk zfjn, door de laatste alinea zoo te lezen: „die voorloopige maat regelen te nemen, die hun naar gelang van de omstan digheden geraden zuilen voorkomen en daarvan te zijner tijd inededeeling te doen aan den gemeenteraad, even tueel onder aanbieding van nieuwe vast te stellen voor waarden". Dan is voldaan aan den eisch, dat de Raad de nieuwe voorwaarden stelt, terwijl Burgemeester en Wethouders machtiging hebben om voorloopig maat regelen te nemen. Wanneer er nieuwe voorwaarden moeten worden gesteld, zullen die niet gelden voor één speciaal geval, maar voor een reeks van gevallen en dan zal het stellen daarvan niet zoo spoedeischend zijn, dat de Raad daaromtrent geen besluit kan nemen. En Burgemeester en Wethouders zullen dan toch de macht hebben om iedere denkbare maatregel te nemen. Als het zoo wordt geformuleerd dan is aan mijn bezwaar tegemoet gekomen. De heer Berghuis (wethouder)Ik zou den heer Oosterhoff willen vragen nog één stap verder te gaan. Wat voor bezwaar is er tegen dat Burgemeester en Wethouders machtiging krijgen zooals zij ook alleen bedoeld hebben om ook voorloopige voorwaarden te stellen De heer Oosterhoff wil alleen machtiging geven tot het nemen van voorloopige maatregelen, maar er zijn juist veel dingen, waarbij het ingrijpen valt onder het stellen van voorwaarden. Dat zal dus ook noodig zijn, om deze voorwaarden dan later door den Raad te doen bekrachtigen. Een voorbeeld voor welke eigen aardige feiten men soms komt te staan. Dezer dagen komt er iemand bij mij voor het door mij laten nazien van een rekening, welke rekening evenwel was door gezonden, zonder eenig belegstuk er bij, zoodat de controle onmogelijk werd gemaakt door het niet over leggen van de boeken. Als Burgemeester en Wethouders in zoo'n geval inzage van de boeken eischen, dan kan men niet zeggen dat dit een voorloopige maatregel is, maar als Burgemeester en Wethouders dan recht van spreken willen hebben, dan zullen zij van den Raad machtiging moeten hebben om de voorloopige voor waarde te stellen, dat hun te allen tijde inzage van de boeken moet worden verleend. Dan kan zooiets worden uitgevoerd. Als de heer Oosterhoff dus wil overgaan tot de aanvulling dat alles voorloopig wordt en dat iedere nieuwe voorwaarde, die er komt, door den Raad bekrachtigd en vastgesteld zal worden, dan kunnen Burgemeester en Wethouders het met hem eens zijn. Dan krijgen Burgemeester en Wethouders dus alleen machtiging tot het stellen van voorloopige voorwaarden en het nemen van voorloopige maatregelen, die in het belang der gemeente terstond moeten worden noodig geacht. De heer M. Molenaar: Ik wensch te verklaren dat ik en ook meerdere leden van mijn fractie kunnen meegaan met het voorstel van Burgemeester en Wethouders, zooals dat nader is toegelicht door den wethouder van Financiën. De heer Oosterhoff: Het loopt nu eigenlijk over een taalkundige kwestie, wat de beteekenis is van maat regel en van voorwaarde. Ik beschouw een voorwaarde als iets van min of meer blijvenden aard. Dat is juist mijn bezwaar, om hier mijn stem aan te geven, dat Burgemeester en Wethouders iets voor zich eischen, wat te allen tijd aan den Raad is overgelaten en wat de Raad dus nu zal moeten overlaten. Dat is een ver keerde toestand. Als de Raad zelf de macht houdt, dan kan de Raad nooit iets krijgen wat hij zelf niet heeft gewild, maar als hij nu eigenlijk zegt dat Burgemeester en Wethouders bij voorbaat dit of dat al kunnen doen en dat Burgemeester en Wethouders dan bij den Raad kunnen komen met mededeelingen, dan kunnen Burge meester en Wethouders doen, wat zij willen. Dat is het wat ik onjuist vind. Wat het overleggen van boeken betreft, meen ik dat dit een maatregel is, het is alleen een voorwaarde, als het ook voor volgende jaren geldt. Als men dus hier alleen „voorloopige maatregelen" leest, dan meen ik dat dit Burgemeester en Wethouders volkomen de be voegdheid geeft om in te grijpen. De Voorzitter: Doet U een voorstel? De heer De Boer: Ik kan het niet eens zijn met dat gedeelte van het betoog van den heer Oosterhoff, waar deze het heeft over voorwaarden. Hij stelt zich op het standpunt dat een voorwaarde van langeren duur is en dat deze geldt voor een reeks van gevallen. Dat is toch onjuist. Ten slotte zullen Burgemeester en Wethouders en de heer Oosterhoff wel precies hetzelfde bedoelen. Als het noodig is een maatregel te nemen, stelt het college een voorwaarde voor één speciaal geval. Het eischt b.v. overlegging van de bescheiden eener boek houding; dan is dat een voorwaarde die men stelt en een maatregel, die men neemt. Mevrouw Buisman-Blok Wijbrandi kan na den uit leg door wethouder Berghuis wel met het voorstel mee gaan. Maar haar dunkt dat de Raad tot de conclusie moet komen dat de financieele verhouding tusschen wo ningvereenigingen en gemeente niet in alle opzichten goed is en dat dus zoo gauw mogelijk de voorwaarden dienen veranderd te worden. De Voorzitter: De heele kwestie is deze en verder wil ik er ook niet meer van zeggen dat naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders zij meer macht moeten hebben om tegen de besturen der verschillende woningvereenigingen te kunnen optreden, wil de ge meente ten slotte niet op de koffie komen. Burgemeester en Wethouders vragen een machtiging om, als het noo-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1922 | | pagina 8