434 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 27 December 1922.
dig is, krasser en krachtiger tegen de besturen te kunnen
optreden, omdat anders de gemeentebelangen er onder
zullen lijden. Burgemeester en Wethouders hebben dit
langzamerhand in de gaten gekregen, dat het hier en
daar noodig is, dat krasser wordt opgetreden. Dat is
de zaak waar het om gaat en Burgemeester en Wet
houders vragen nu machtiging, opdat zij zullen weten,
dat de Raad daarbij achter hen staat.
De heer Dijstra: lk voel ook wel in die richting en
ben het ten slotte met den Voorzitter eens, waar hij
zegt dat de gemeente geen kwade kans moet loopen
van de zijde van de woningstichtingen. Dat moet buiten
gesloten zijn. Men krijgt nu echter den indruk, dat dit
inderdaad het geval zou zijn, waarom tegenstemmen
niet te verdedigen zou zijn. Men vermoedt dat en, aan
de hand van wat het college meedeelt, gelooft men dat
zelfs. Maar waarom heeft de Raad vooraf niet eerst eens
rustig kennis kunnen nemen van de gegevens? Misschien
dat dan 9/10 van al dezen tijd en deze besprekingen
bespaard had kunnen blijven.
Ik voel in de richting, welke het college wenscht, dat
het gemeentebelang in de eerste plaats moet worden
gediend. Maar het is ook met een bepaald gevoel van
schuchterheid, dat ik kan stemmen voor het voorstel
van Burgemeester en Wethouders, waarmee men los
laat een deel van zijn zeggenschap, waarvan men eigen
lijk de overtuiging heeft, dat men die in handen moet
houden. Ik zal meegaan met het voorstel van Burge
meester en Wethouders, hoewel ik eerst tegen was. Maar
de Raad laat hierbij iets los, wat hij nooit weer zal krij
gen en waarvan Burgemeester en Wethouders gebruik
kunnen maken naar hun eigen interpretatie aan de hand
van inlichtingen, hun verstrekt door hun ambtenaren.
Als wij vooraf hadden geweten, waarom het ging, had
ik misschien met meer ambitie mijn stem gegeven. Nu
zal ik ook mijn stem aan het voorstel geven, maar niet
van ganscher harte.
De heer Oosterhoff Om eenigszins tegemoet te
komen aan de bezwaren en denkbeelden van den wet
houder van Financiën, zou ik de voorlaatste alinea ook
wel zoo willen lezen
die voorloopige maatregelen te nemen of
voorloopige voorwaarden te stellen, die hun" enz.
verder weg te laten
„zoo noodig"
en aan het einde toe te voegen
„omtrent nieuw te stellen voorwaarden."
Dat geeft Burgemeester en Wethouders de macht om
voorloopige voorwaarden te stellen, terwijl zij nieuwe
voorwaarden niet anders kunnen stellen dan na den
Raad te hebben gehoord.
Spreker dient dit amendement in.
De Voorzitter: Het amendement van den heer Oos
terhoff komt dus hier op neer dat het laatste deel van
de voorlaatste alinea wordt gelezen
die voorloopige maatregelen te nemen of
voorloopige voorwaarden te stellen, die hun naar ge
lang van de omstandigheden geraden zullen voorko
men en daarvan te zijner tijd mededeeling te doen aan
den gemeenteraad, eventueel onder aanbieding van
voorstellen hunnerzijds, omtrent nieuw te stellen voor
waarden."
Burgemeester en Wethouders nemen het amendement-
Oosterhoff over.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders,
zooals dat is geamendeerd door den heer Oosterhoff.
10 Agenda no. 11). Voorstel van Burgemeester
en Wethouders tot het in gebruik geven van de voor
malige Burgerdag- en avondschool aan het Rijk ten
behoeve van de dagnormaalschool.
Dit voorstel luidt als volgt
Van den directeur der Rijksdagnormaalschool ontvin
gen wij het verzoek te bevorderen dat het gebouw in
de Bagijnestraat-hoek Bollemanssteeg, vroeger bestemd
voor de burgerdag- en de burgeravondschool, aan het
Rijk worde verhuurd om daarin de normaalschool onder
te brengen. Het gebouw in de Doelestraat, tot nu toe
daarvoor gebruikt, evenals drie lokalen in de Schippers-
school aan het Oldehoofsterkerkhof, zijn minder geschikt
voor de 98 leerlingen, die de normaalschool thans telt
het gebouw in de Bagijnestraat bevat voldoende ruimte
om alle leerlingen te herbergen het is gerieflijk inge
richt, kan beter worden verwarmd dan dat in de Doele
straat; de ruime teekenlokalen vooral zijn voor de be
doelde onderwijsinrichting van veel waarde.
De directeur, de heer K. Harts, somt in zijn over
gelegd schrijven eenige wijzigingen en verbeteringen in
het gebouw op; wordt het verzoek ingewilligd dan zullen
deze veranderingen dienen te worden aangebracht en
schoolbanken aangeschaft. De Directeur der Gemeente
werken becijfert de kosten hiervan met de aanschaffing
der banken op een bedrag van 4800.De lokaal
ruimte, thans door onderscheidene commissies, cur
sussen, een klas van gemeenteschool no. 10c enz. in
het gebouw in beslag genomen en die bij vestiging der
dagnormaalschool daarin aan deze moet worden afge
staan, kan op andere wijze worden gevonden.
Hoewel wij ons niet ontveinzen dat door eene ver
huring aan het Rijk voor genoemd doel de gemeente
weder een deel van hare lokalen zal moeten missen,
meenen wij aan den anderen kant de opleiding van de
onderwij'zers zooveel mogelijk ter wille te moeten zijn,
ook al zou dit in zekeren zin een opoffering voor de
gemeente zijn. Dit betreft echter niet in de eerste plaats
de financieele zijde van de verhuring, het Rijk wil een
billijken huurprijs betalen.
Deze bedraagt thans 200.per leslokaal 's jaars.
Wij zullen trouwens pogingen in het werk stellen om te
trachten een hoogere huur voor het gebouw te bekomen.
Op grond van het vorenstaande geven wij U in over
weging te besluiten
I. aan het Rijk tot wederopzeggens te verhuren met
ingang van 1 Januari 1923 het gebouw der voormalige
burgerdag- en avondschool in de Bagijnestraat, met het
gymnastieklokaal in de Groote Kerkstraat uitsluitend ten
behoeve van de Rijksdagnormaalschool, voor een nader
overeen te komen huurprijs en verder onder door Bur
gemeester en Wethouders vast te stellen voorwaarden
II. Burgemeester en Wethouders het noodige crediet
te verleenen voor het ten behoeve van de dagnormaal
school aanbrengen van de wenschelijke veranderingen,
in het gebouw aan de Bagijnestraat, zooals door den
Directeur der Gemeentewerken bij zijn schrijven van 20
December 1.1. no. 1657 is aangegeven.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
De Voorzitter stelt thans wederom aan de orde
I (mededeelingen) sub 1 b.
De beraadslagingen worden heropend.
De heer Berghuis (wethouder)De heer M. Molenaar
heeft aan het begin van de vergadering opheldering
gevraagd over het verschil in cijfers tusschen het batig
slot over 1920 opgenomen in het extract tot goedkeuring
dier rekening door Gedeputeerde Staten en de opname
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 27 December 1922. 435
van den verificateur van de kas van den gemeente-ont
vanger. Ik kan daarop antwoorden dat mij uit een be
cijfering is gebleken dat bij de opname van het batig
saldo bij den gemeente-ontvanger alleen is overgenomen
het werkelijke saldo van 1920 en dat daar niet bij is
genomen het bedrag, dat nog voor de uitvoering van
verschillende werken was te verwerken en dat op den
dienst 1921 is overgebracht. Dat saldo was dus het
saldo na aftrek van de bedragen voor rioleeringen enz.,
die toen voor den loopenden dienst beschikbaar waren
en daarom op de ontvangsten van den dienst 1921 zijn
overgebracht.
De beraadslagingen worden gesloten.
III. De Voorzitter Ik zou thans den Raad willen
voorstellen nog één punt dat niet op de agenda staat,
te behandelen, waartegen wel niets geen bezwaar zal
zijn. Het lijkt wel erg ingewikkeld, maar het zal ten
slotte op een eenvoudige wijziging neerkomen. De Mi
nister van Binnenlandsche Zaken is n.l. terug gekomen
op de verordeningen tot heffing van schoolgeld aan de
Middelbare Meisjesschool, de Middelbare Avondhan
delsschool en de gemeentelijke 3-jarige H. B. S. met
Handelsschool, met dit schrijven.
Spreker doet lecture van het schrijven van den Mi
nister, waarvan de slotzin is, dat naar 's Ministers mee
ning in artikel 2 der verordeningen tot uitdrukking moet
komen dat de daarin omschreven bepaling betrekking
heeft op leerlingen tot hetzelfde gezin behoorende.
Nu staat in artikel 2
„Bedraagt het schoolgeld voor den eersten leerling
10. -of meer tot en met 60.dan wordt voor
den tweeden en ieder volgenden leerling 2/5 betaald
van wat voor den eersten verschuldigd is.
Bedraagt het schoolgeld voor den eersten leerling
70.of meer tot en met 120.dan wordt voor
den tweeden en iederen volgenden leerling 3/5 betaald
van wat voor den eersten verschuldigd is.
Bedraagt het schoolgeld voor den eersten leerling
140.of meer, dan wordt voor den tweeden 4/s>
voor den derden en iederen volgenden leerling 3/5
betaald, van wat voor den eersten verschuldigd is."
De bedoeling is, dat de Minister graag wil dat uit het
artikel blijkt, dat hier leerlingen uit hetzelfde gezin be
doeld zijn. Ik vermoed dat de Raad ook niets anders
bedoeld heeft. Er staat nu: voor den eersten leerling
zooveel, voor den tweeden en iederen volgenden leer
ling zooveel, ik geloof niet, dat er eenig bezwaar zal
zijn tegen het voorstel van Burgemeester en Wethou
ders, dat luidt als volgt
Met verzoek de verlangde wijziging te bevorderen is
bij kantbeschikking van den Commissaris der Koningin
alhier d.d. 16 December 1922 no. 3109, 2e afdeeling,
in onze handen gesteld een brief van den Minister van
Binnenlandsche Zaken van 14 tevoren no. 13876, afdee
ling BB, waarbij wordt teruggezonden de door U op
27 Juni j.l. vastgestelde verordeningen tot heffing van
schoolgeld op de Middelbaar-onderwijsinrichtingen al
hier, omdat naar 's Ministers meening in artikel 2 tot uit
drukking moet komen dat deze bepaling betrekking heeft
op leerlingen tot hetzelfde gezin behoorende.
Er bestaat geen bezwaar tegen om aan de geopperde
bedenking tegemoet te komen.
Wij stellen U daarom voor in artikel 2 der heffings
verordeningen voor de Middelbare Meisjesschool en de
gemeentelijke Hoogere Burgerschool met Hoogere
Handelsschool in elk der drie leden vóór „2/5",
„3/5" en 5" telkens in te voegen de woorden „uit
hetzelfde gezin".
De beraadslagingen worden geopend.
De heer De Boer: Vallen daar ook die kinderen onder,
die om de eene of andere reden in een gezin zijn opge
nomen, ik bedoel pleegkinderen
De Voorzitter Als iemand een bepaald pleegkind
heeft, dan valt dit er m. i. wel onder. Maar wanneer
men gewoon maar een bepaald kind in huis heeft, niet
meer. Men zal den persoon moeten aanspreken, die het
kind naar school zendt, daar gaat het om.
Ik wil verder deze opmerking niet achter houden, dat
dit schrijven van den Minister wel zeer eigenaardig is
en dat de Minister eerst wel eens in eigen boezem mag
kijken, omdat, wat hier wordt gevraagd, ook niet staat
in de rijksregeling van de schoolgelden der R. H. B. S.
Daaruit waren deze verordeningen overgenomen en zoo
dachten wij dat het goed was, maar het schijnt altijd
nog beter te kunnen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
IV. Wordt voortgegaan met behandeling van de
punten van den oproepingsbrief.
Ter behandeling van
11 (Agenda no. 12). Het vijfde suppletoir kohier
van de plaatselijke directe belasting naar het inkomen,
dienst 1920 en het vijfde suppletoir kohier dier belasting
dienst 1921,
en
12 (Agenda no. 13). Rapport der commissie voor
de reclames omtrent bezwaarschriften in beroep tegen
aanslagen in de plaatselijke directe belasting naar het
inkomen dienst 1921,
alsmede ter behandeling van punt 1 (agenda no. 2),
wordt in geheime vergadering overgegaan.
Na heropening der openbare vergadering wordt met
algemeene stemmen besloten overeenkomstig het voor
stel van Burgemeester en Wethouders sub 1 (agenda
no. 2).
Het vijfde suppletoir kohier van de plaatselijke di
recte belasting naar het inkomen, dienst 1920, wordt
vastgesteld met een totaal der cijfers van aanslag van
873,334 en met een totaal der aanslagen van 72.401.67;
het vijfde suppletoir kohier dier belasting, dienst
1921, wordt vastgesteld met een totaal der cijfers van
aanslag van 36,890 en met een totaal der aanslagen van
3689.—.
Niets meer te behandelen zijnde, wordt de vergade
ring door den Voorzitter gesloten.